„Ben je gered?” vroeg John Harper
Zinken? Dat kon het beroemde schip niet. Maar in de nacht van 14 op 15 april 1912 verging de Titanic wél. En werden er opvarenden op een bijzondere manier gered.
In de nacht van 14 op 15 april 1912 verdronken 1495 van de 2200 opvarenden.
De Titanic had maar drie schoorstenen nodig, maar de baas van de scheepswerf wilde er graag vier. Dus kwam er nog eentje boven op het schip te staan. Uitsluitend voor de sier.
Tijdens de overtocht ploeteren er 289 kolenscheppers en stokers dag en nacht om de stoommachines aan de gang te houden.
Op de kade van de Engelse havenstad Southampton ziet het zwart van de mensen. Allemaal staren ze vol ontzag naar de langzaam opstomende Titanic. Het gloednieuwe, grootste schip ter wereld vertrekt naar Frankrijk en zal daarna doorvaren naar New York.
Aan boord bevinden zich maar liefst 2200 mensen. Ze hoeven zich niet te vervelen. Zeker de reizigers in de eerste klas niet: ze kunnen squashen, zwemmen, lezen in de bibliotheek of uit eten gaan in het à-la-carterestaurant. De derdeklasreizigers hebben het beduidend minder luxe. Zij hebben alleen maar een zit- en rookruimte.
Een van de opvarenden heet John Harper. Hij is geboren in Schotland en opgegroeid in een eenvoudig gezin. Als hij 13 jaar oud is, mag John zeker weten dat de Heere Jezus ook zijn Zaligmaker is. Hij vindt het heel erg dat hij zo veel mensen om zich heen ziet die zonder Christus leven. Het raakt hem zo dat hij als 18-jarige begint met evangeliseren. Na afloop van zijn werkdag gaat hij vaak zomaar ergens op een straathoek staan en dan begint hij met preken. „U moet vrede met God hebben”, houdt hij de mensen voor. De oproepen van John trekken de aandacht. Ook van predikanten. Een van hen, ds. Carter van de Baptist Pioneer Mission in Londen, vraagt of John hem wil helpen met gemeentewerk. In 1897 wordt John zelf predikant, in Glasgow. Vaak brengt hij de nacht van zaterdag op zondag door in gebed om zo Gods zegen voor zijn gemeente af te smeken. Velen komen tot geloof.
Op 28 april 1903 trouwt John Harper met Annie Leckie Bell. Samen krijgen ze in 1906 een dochtertje Annie Jessie, dat de roepnaam Nana krijgt. Helaas overlijdt Johns vrouw zeven dagen na de geboorte van het meisje.
In 1912 gaat John Harper, hij is dan sinds twee jaar predikant in Londen, aan boord van de Titanic. Een kerk in Chicago heeft Harper gevraagd of hij drie maanden gastpredikant wil zijn. Harper neemt zijn kleine dochtertje en haar kindermeisje mee.
Het is 14 april 1912. Rond 23.40 uur schrikt Frederick Fleet, de matroos in het kraaiennest, ontzettend. Vlak voor de Titanic ziet hij een enorme ijsberg opdoemen. Onmiddellijk luidt hij de alarmbel. De eerste stuurman heeft net daarvoor de witte massa ook ontdekt en is al aan het bijsturen. Te laat. Op volle snelheid loopt het schip op de ijsberg. De romp van de Titanic scheurt open, het ijskoude water stroomt het schip in.
Al snel blijkt dat de Titanic zal gaan zinken. De kapitein geeft bevel dat de opvarenden het schip moeten gaan verlaten. In de reddingsboten is echter slechts plaats voor 1178 personen. Wel zijn er voldoende reddingsvesten aan boord. Ook John Harper ziet dat er groot gevaar dreigt. Hij gaat zo snel mogelijk naar de hut van Nana en het kinder meisje. Dan brengt hij hen naar het bovendek. Hij kust zijn kleine meisje en kijkt haar nog één keer in de ogen. „Je zult me op een dag weerzien”, belooft hij haar. Dan geeft hij Nana aan het kindermeisje. Even later dobberen de twee meisjes in een van de reddingsboten van de Titanic vandaan. Harper gaat andere mensen helpen. Een paar minuten later klinkt er een dof gerommel. Het enorme schip breekt in twee stukken.
John Harper komt –met reddingsvest aan– in het water terecht. Hij weigert om een plaats in een sloep in te nemen. „Vrouwen, kinderen en onbekeerden eerst in de reddingsboten”, zegt hij. Harper zwemt naar een jongeman die zich aan een stuk hout vastklemt. „Ben je gered?” vraagt hij aan de jongen. „Nee, dat ben ik niet”, antwoordt deze. „Geloof in de Heere Jezus Christus en je zult behouden worden”, zegt Harper. Vervolgens trekt hij zijn reddingsvest uit en gooit het naar de jongeman toe. „Jij hebt het harder nodig dan ik.” Even later komt Harper de jongeman weer tegen. „Ben je al gered?” vraagt hij opnieuw. „Nee”, antwoordt de jongen. Nog een laatste maal roept Harper: „Geloof in de Heere Jezus en je zult behouden worden.” Dan zinkt hij weg in de ijskoude golven.
De kleine Nana hoort pas in New York dat ze haar vader in dit leven niet meer zal terugzien.
Vier jaar later is er in het Canadese Hamilton een bijeenkomst voor overlevenden van de Titanic. Ineens gaat er een man staan. Hij vertelt over zijn redding. „En daar in die nacht, met bijna 4 kilometer water onder me, heb ik mezelf mogen toevertrouwen aan mijn Redder. Ik was de laatste bekeerling van John Harper.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020
Terdege | 114 Pagina's
