De heerschappij der genade
Romeinen 5 : 21
". . . gelijk de zonde geheerst heeft tot de dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Heere."
Ze staan tegenover elkaar: Adam—Christus, zonde—genade, ongehoorzaamheid—gehoorzaamheid, de heerschappij van de dood—de heerschappij van het leven.
Wanneer Paulus deze tegenstellingen verkondigt in de verzen 12—21 van Romeinen 5, onderstreept hij de belijdenis van de heilsverzekerdheid die hij onder woorden gebracht heeft in de verzen 1 —11. Het gehele hoofdstuk vormt een duidelijke eenheid, uiteraard binnen het kader van het apostolisch getuigenis in de gehele Romeinenbrief; de brief, die in de kerkgeschiedenis van zoveel betekenis en gewicht is gebleken en met zoveel vrucht gelezen, verkondigd en gehoord is. Wij denken hierbij aan de namen van Augustinus, Luther en Kohlbrugge.
Het is niet zo vreemd, dat wij rond de 31e oktober een gedeelte uit Paulus' brief aan de gemeente van Rome lezen. De Heilige Geest wil ons in ons persoonlijk leven en in de bediening die ons is toevertrouwd oefenen in het loflied op het Evangelie. En Evangelie is Evangelie, Woord van God! Wij willen het maar moeilijk leren, dat God Gód is en geen mens, en dat Zijn Woord niet aanknoopt bij menselijke mogelijkheden. Dat is een diepgaande les voor ieder, die op de school van de Heere Jezus wordt toegelaten om het getuigenis van de Heilige Geest te leren verstaan. Het mes van de Geest snijdt des te dieper in ons vlees naarmate dat vlees "vroom" is. Wij kunnen jaar in jaar uit pal staan voor de viering van de 31e oktober — en ik veronderstel, dat ieder weet wat daarmee bedoeld is —, maar tegelijk niet buigen voor de boodschap van de Romeinenbrief. Het gevolg is een leven dat gekenmerkt wordt door allerlei "sjibboleths", het vasthouden aan "het lieve ik", het vermengen van Wet en Evangelie. En dat baart een wettisch leven waarin je veel te verliezen hebt, omdat je zoveel moet vasthouden, krampachtig, niet echt "vrij".
De Heere kan ons hardhandig elke rafel van de Wet (zoals wij die hanteren!) van het lijf scheuren, afnemen, zodat wij onszelf verliezen en dus niets meer te verliezen hebben, maar in de vrijheid van de kinderen Gods mogen staan en roemen in de genade van onze Heere Jezus Christus.
De scholing die wij mogen ondergaan is niet alleen persoonlijk ons tot zegen, maar in de bediening der verzoening ook anderen tot heil. Wanneer wij dan ook door de diepte heen leren wie God is en wie wij zijn, mogen wij, zodra onze getrouwe God Zijn roeping vernieuwt en een deur opent voor de verkondiging van Zijn grootheid, anderen van dienst zijn met wat wij onder vier ogen hebben geleerd van de roepende God, Die kennelijk een deur heeft geopend en nü opent in Rotterdam, de gesaeculariseerde wereldstad. Wat moeten wij hier aanvangen met onze "sjibboleths", met zogeheten "christelijke patronen", met een karikatuur van de Romeinenbrief, met een "leer" van de rechtvaardiging van de goddeloze die zó theoretisch is dat men met échte góddelozen niet uit de voeten kan!?
Daaraan dacht ik, toen ik zoeven zei: "Wij kunnen jaar in jaar uit pal staan voor de viering van de 31e oktober, maar tegelijk niet buigen voor de boodschap van de brief aan de gemeente van Rome". In hoogmoed en liefdeloosheid worden veel bijbelwoorden gehanteerd en gemanipuleerd, waarbij je dadelijk merkt: het funktioneert niet. Er zit geen leven in. En dat blijkt wanneer zich een situatie voordoet, waarin wij ruimte ontvangen om de belijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze in de praktijk te brengen. Ineens hangt dan het belijden in de lucht, het heeft geen handen en voeten, want . . . wat zullen de mensen wel zeggen? Maar dat Gód en Zijn Wet, dat Gód en Zijn Naam tot ere komt, dat staat op de tweede of derde of zoveelste plaats, en men begint te zwaaien met één van de geboden van de Wet des Heeren, alsof dat hetzelfde is als God in oprechtheid vrezen en beven voor Zijn Woord. Alsof er niet tien geboden zijn!
Had elk van die tien geboden in ons leven toch evenveel gewicht! Wat bijvoorbeeld te denken van het negende gebod?
Waar zit het op vast?
Wij verstaan "van nature" niet, dat "goed beschouwd de Wet bestaat uit een reeks beloften'', en dat het erop aankomt dat "die beloften heerschappij hebben in ons leven" (H. F. Kohlbrugge bij Romeinen 5).
Op het woord "heerschappij hebben" of "heersen" legt Paulus in de brief aan de gemeente te Rome de nadruk, ook in het vijfde hoofdstuk en ook in onze tekst. De apostel spreekt van de heerschappij der genade tegenover de heerschappij der zónde. "De zónde heeft als koning geheerst in de dood" (volgens het Grieks), maar "nu is de genade gaan heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Heere". Zijn heer-schappij is van kracht. Hij heeft Zich laten over-heersen door de dood. Hij is "voor ons gestorven, toen wij nog zondaars waren" (vs. 8). "Hij is te Zijner tijd voor goddelozen gestorven" (vs. 6). Maar Hij is ook opgewekt uit de doden. In het zesde hoofdstuk zegt Paulus: "De dood heerst niet meer over Hem. Want dat Hij gestorven is, dat is Hij voor de zonde eenmaal (eens voor altijd) gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. Alzo ook gijlieden, houdt het ervoor (het moet voor u vaststaan), dat gij wel voor de zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere" (vs. 9b — 11). Daarom: "De zonde zal over u niet heersen (vergelijk de tekst!), want gij zijt niet onder de Wet, maar onder de genade" (vs. 14). En de genade heerst door rechtvaardigheid (of: door gerechtigheid).
Aan het recht van God is geheel voldaan door de dood en de opstanding van Gods Zoon, onze Heere Jezus Christus. Hij is het hart van de heilige Schriften, de grond van ons geloof en de inhoud van onze boodschap. Hij is "overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking" (Rom. 4 : 25).
Wanneer in onze tekst het woord "rechtvaardigheid" of "gerechtigheid" gebruikt wordt, betekent dat de onderstreping van vers 9: "Veel meer zullen wij, thans door Zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn". En van vers 1 en 2: "Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij ook de toegang hebben verkregen door het geloof tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods". Het fundament van ons leven ligt buiten ons. Onze enige gerechtigheid is Christus Jezus. Wie in Hem gelooft, is gerechtvaardigd, dat wil zeggen: geheel in overeenstemming met Gods Wet. Wat God van ons zegt, dat zijn wij! Hij konstateert niet, dat wij rechtvaardig zijn. Hij verklaart ons rechtvaardig om Christus' wil. "O, vrolijke ruil!", zou Luther zeggen. (Zie ook Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 20—23). Christus neemt ónze zonden en wij ontvangen Zijn gerechtigheid.
Luther heeft in een brief aan één van zijn vrienden gewaarschuwd tegen zelfverheffing als een verzoeking, je in te spannen, je best te doen om "vroom" te worden. Doe je best! Maar. . . dan blijf je altijd steken in
Doe je best! Maar. . . dan blijf je altijd steken in een mengelmoes van licht en duisternis, van goed en kwaad, van rein en onrein. Paulus werpt ons terug op de gehoorzaamheid van Christus, om Wiens wil wij tot rechtvaardigen verklaard worden. Door het geloof staan wij in deze genade. De grond van ons bestaan is dus niet wat wij hebben gedaan of beleefd, maar wat God heeft gedaan in de overgave van Zijn Zoon. Het volbrachte werk van Christus beantwoordt geheel aan het goddelijke recht. Christus laat Zijn koninklijke heerschappij gelden in de kracht van Zijn opstanding. Daarom zal datgene wat God gebiedt, datgene wat in overeenstemming is met Zijn Wet, ook waar zijn in ons leven, in onze wandel. Daarom ook verbindt Pau- 202lus in deze brief het belijden met de praktijk van een godvruchtig leven (Paulus kweekt geen antinomianen, geen wetsbestrijders of wets verwerpers, en zijn leer maakt geen zorgeloze en goddeloze mensen!): "Zo is er dan nü geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn". Wat zijn dat voor mensen? Dat zijn mensen, "die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest"; mensen, die "vrijgemaakt zijn van de wet der zonde en des doods" (Rom. 8:1 en 2). Wat is zo'n leven anders dan een doorleven van onze Doop, waarover Paulus schrijft in Romeinen 6?!
Ik zei zoeven: "Wij willen het maar moeilijk leren". En is die les — een voortgaande les — niet als een geboorte, waarin ons "ik" bepaald niet meewerkt en waarin de duivel in zijn razernij ons wil laten stikken om te voorkomen, dat wij de weg gaan die de Wet van God bedoelt; om namelijk te voorkomen, dat wij geloven dat ons enig heil in de hoogte en in de diepte Jezus is. Waar moesten wij blijven als onze getrouwe Heiland niet bewees, dat Hij JEZUS is: Hij, Die Zijn volk zahg maakt van hun zonden?! Dat wordt ondubbelzinnig geleerd op de school van
Dat wordt ondubbelzinnig geleerd op de school van de Heilige Geest, zeg maar: in de doorleving van de Romeinenbrief. Ik noemde dat een geboorte. Wij komen er vaak door grote benauwdheid achter, wat de ruimte van het Evangelie is. Ik zeg dit niet om een bepaald systeem aan te bevelen, maar wel om aan te duiden hoe hardleers wij zijn: mensen, die tot over onze oren godsdienstig zijn, maar tegelijk onkundig in de geheimen van het Koninkrijk der hemelen!
En wanneer ik van onze benauwdheid spreek, dan heeft dat werkelijk niet iets verdienstelijks. Het is vanwege onze zelfhandhaving onze eigen schuld, dat het er zó diep door moet in ons leven, dat wij door de "enge poort" gaan en alles moeten loslaten, waaraan wij ons vastklampen voor de eeuwigheid. Als het erop aankomt — en het is erop aangekomen op Golgotha! — dan gaat het uiteindelijk om de benauwdheid die Jezus in onze plaats heeft doorgemaakt aan het kruis. Door de diepte van de aanvechting heen worden wij daar gebracht. "Ik heb mijn theologie niet op één dag geleerd", zegt Luther, "maar al dieper en dieper moeten graven; daar hebben mijn aanvechtingen mij gebracht". Nu weet ik van geen andere grond dan Jezus Christus, de Gekruisigde en Opgestane. Zijn Woord is mij genoeg in leven en in sterven, voor tijd en eeuwigheid.
Het behaagt de Heere, nog weleens een diepe weg met ons te gaan. Ik weet wel, zo'n diepe weg heeft alles met onze zónde te maken. Nochtans laat Christus door Zijn Geest de heerschappij van Zijn genade krachtig gelden. "Waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest" (vs. 20b).
"De zonde heeft als koning geheerst", zegt onze tekst. De zonde is in haar volle betekenis en kracht aan het licht gekomen, en elke illusie als zou de zonde op een andere wijze te overwinnen zijn dan door de macht van Gods genade en door de gehoorzaamheid van Christus, Die "voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren", wordt ons ontnomen.
God is ons altijd vóór! Geloven wij dat? Dan zal de bediening die ons is toevertrouwd bediening der verzoening zijn en een spoor trekken in een wandel, die bij de Heere Jezus past; die bij Hém past, van Wie de Farizeeën en de schriftgeleerden spottend zeiden: "Deze ontvangt zondaars en eet met hen". De heerschappij der genade zal zichtbaar zijn in onze levenswandel, zoals Paulus in het vervolg van zijn brief schrijft. Deze heerschappij zal ook hoorbaar zijn in een prediking, waarin God groot wordt gemaakt en wij klein gemaakt worden; in een prediking, waaruit blijkt dat wij alle overbodige ballast zijn kwijtgeraakt, zodat wij anderen echt van dienst kunnen zijn met het Evangelie van Gods genade in Jezus Christus. In de ruimte van het Christus-getuigenis geschieden er wonderen, wanneer onze dienst gestempeld wordt door de vreze des Heeren. Daar daalt hemels manna neer, daar barst levend water uit de rots, daar is eten en drinken voor de verbrokenen van hart en de verslagenen van geest. Daar vergadert en bewaart Christus Zijn Kerk.
Daaraan dienstbaar te mogen zijn betekent een bijzondere roeping. In de stroom van de Geest te staan houdt in: die Christus te prediken. Die in de wereld, dóór de wereld en aan de wereld gekruisigd is, én Die is opgestaan!
Buiten Zijn Evangelie verlaten wij het spoor van Paulus' brief aan de gemeente van Rome en geven wij stenen voor brood aan het volk, dat aan onze zorgen is toevertrouwd. Je kunt in de prediking altijd merken of de prediker van alle franje ontdaan is en door alles is heengezakt tot op de bodem van het heil, zoals Paulus dat verkondigt.
Het zij onze eerste zorg om zelf van dit getuigenis te leven en het aan anderen door te geven als een erfenis van de Reformatie, opdat de gemeente lere op bijbelse wijze te antwoorden op de vraag van de Heidelbergse Catechismus: "Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?" Het klassieke antwoord luidt: "Alleen door een oprecht (echt) geloof in Jezus Christus; alzo dat, al is het dat mijn geweten mij aanklaagt dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade, mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, even als had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft. Alleen door deze weldaad met een gelovig hart aan te nemen, ben ik rechtvaardig voor God"(Heid. Cat., vr. en antw. 60).
Hier klopt het hart van de Romeinenbrief.
Dit is het getuigenis van de Heilige Geest.
Dit Woord doet zijn kracht en geeft ons in te gaan door de deur, die de Heere opent in de bediening der verzoening. Voortgestuwd door het Woord, in de kracht van de Heilige Geest, willen wij nooit méér en nooit minder beleven en bedoelen dan wat de dichter van Psalm 71 zegt: "Ik zal heengaan in de mogendheden van de Heere HEERE; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alléén!" Amen.
Weergave van de preek, gehouden op I november 1987 in de Opstandingskerk te Rotterdam, bij de bevestiging van Ds. L.J. Geluk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1987
Kerkblaadje | 12 Pagina's
