Boekbespreking
Dr. F. de Graaff, Nietzsche. Uitgave van J. N Voorhoeve, Den Haag 1980. Prijs: f47.50.
Het is geen eenvoudige zaak om over dit Nietzsche-boek van Dr. De Graaff wat te zeggen in critische zin, want het is een gepassioneerd boek, dat als een slijpsteen de vonken doet spatten uit de stof die het behandelt, zoals dat ook het geval was met Dr. De Graaff's SpinozQ-boek. Men leert er de Duitse filosoof Nietzsche door kennen op een wijze, als op geen college en in geen situdieboek mogelijk is. Men krijgt er ook een visie door op de Europese cultuur en op kerk, theologie en christendom, als noch aan de universiteiten, nóch van de kansels verkregen kan worden.
Onwillekeurig moest ik bij het lezen van dit Nietzsche-boek denken aan een onlangs bij Sijthoff verschenen werk van Prof. H. Brugmans". Levend m Europa, dat zich ook bezighoudt met de Europese cultuur. In zekere zin sluiten beide geschriften op elkaar aan. Evenals De Graaff ziet Brugmans het met Europa donker in. De vernieuwing bleef na de tweede wereldoorlog uit. Wat zou zulk een vernieuwing moeten inhouden? Volgens de oud-rector van het Europa-college in Brugge twee dingen: In de eerste plaats een visie. „Het ontbreekt ons aan profeten", schrijft Brugmans. En in de tweede plaats een religieus reveil. „De sleutel van het probleem van Europa is religieus van aard", lezen wij in zijn boek. Welnu, biedt dan het Nietzsche-boek van Dr. De Graaff niet de oplossing? Hier is een profetische visie en een religieus élan (bezieldheid).
Ik moet bekennen, dat De Graaff's boek mij niet zozeer geboeid heeft als een studie over Nietzsche. Op meerdere punten heb ik hem daarbij niet kunnen volgen, hoeveel respect ik ook heb voor zijn belezenheid en originaliteit. Het meeslepende van het boek ligt voor mij meer in de benadering van de Europese cultuur en in de profetische visie op de toekomst van kerk en christendom. Wat mij intrigeerde (boeide) was of de studie van Dr. De Graaff het antwoord zou kunnen zijn op de vragen van Prof. Brug-mans. De conclusie was: een antwoord is het zeker, maar het antwoord is het niet.
Wanneer ik wil pogen om naar aanleiding van dit boek mij rekenschap te geven van het machtige en moedige getuigenis, dat in dit boek doorklinkt, dan rijst voor mij op de gesitalte van de apologetische (op de verdediging van het geloof gerichte) theoloog Dr. A. H. de Hartog. In heel veel opzichten zijn er treffende gelijkenissen. Eens heb ik een stuk gelezen, waarin De Hartog aldus werd getypeerd: „Hij had behoefte aan een ledige ruimte om zich heen, waarin hij zijn eigen verkeer kon hebben met de ideeën, die om hem heen zwermden. Zo heeft hij die metafysische (boven de ervaring uitgaande) kelder in zich uitgebouwd, waaruit hem, zwaargewichtbokser die hij was, de diepte-argumenten werden aangereikt, waarmee hij in het publiek debat of op de hoogtepunten van een bijna extatische bezieling, met onfeilbare zekerheid werd bediend". Geldt niet hetzelfde van Dr De Graaff?
En dan, heeft niet De Graaff een Pinkstergave, waardoor hij in tongen kan spreken, zoals ook De Hartog dat kon? Hij brengt zijn gedachten naar voren in een eigen bekleding. De taal kneedt hij, om zo te zeggen, tot een voegzaam instrument om het meest elementaire (wezenlijke) te zeggen: een tale Kanaans in de goede zin des woords. Er klinkt dan in door: de verborgen omgang met God, de „onmiddellijke relatie", zoals hij het noemt.
Deze wijze van getuigen is zeldzaam in de theologie en de filosofie. Zij is aansprekend en begeesterend, m'aar past toch méér op de preekstoel dan op de academische katheder. Daarvoor is de logische denktrant, de historische bewijsvoering en de bereidheid om naar tegenargumenten te luisteren, onvoldoende ontwikkeld. En juist dat zijn in het christendom en in de Europese cultuur elementen, die niet gemist kunnen worden, wil het getuigenis door de vragende en zoekende moderne mens worden verstaan. Daarom zou ik van dit boek willen zeggen, dat het wacht op een vervolg, waarin het getuigen een meer klassieke vorm heeft gekregen, en daardoor vruchtbaarder en effectiever (werkzamer) is geworden in de crisissituatie van de Europese cultuur.
's-Gravenhage W. AALDERS.
Karl-Heinz Becker, Altes Herz in schwacher Hülle. 96 S. DM 8.80. Bundes-Verlag, Witten 1979.
Bijzonder knap, dat iemand van 33 jaar zich zó in de situatie van bejaarden en chronisch-zieken weet in te leven, dat hij over hun verzorging en verpleging zo ad rem kan schrijven als in dit boekje gebeurt. Door het werk, dat ik nog tot voor kort mocht doen, is dit terrein mij vrij bekend. Becker zit in het reclame-vak en beoefent ook de journalistiek, terwijl hij destijds burgerdienstplicht heeft vervuld in een grote ver-pleeginrichting voor bejaarden in zijn woonplaats Hamburg. Ook verzorgde hij enige jaren de publicaties van een zuid-duits diakonaal bejaarden-verzorgingshuis. Ook maakt hij zich verdienstelijk als hoorspelacteur bij de Evangeliumsrundfunk.
De ondertitel van dit vaak rake en boeiende boekje is: waarnemingen en gesprekken in eei ziekenhuis voor bejaarden.
Becker wil begrip kweken voor bej aarden me hun kwalen en gebreken én voor chronisch-zie ken. Onze verantwoordelijkheid voor deze naas ten, waar we wel eens te gemakkelijk langs heei leven, wordt ons op het hart gebonden. Dat i- goed en nodig. Zeer aanbevolen aan allen, di( met bejaarden hebben te maken en wie heeft dat niet? Echt niet alleen wie hen ver zorgen en verplegen
Zeist P. A. A. KLUSENEI
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1980
Kerkblaadje | 24 Pagina's
