Vertrekkende Predikant Laat Zegenbede Achter Voor Geref. Gemeente Dirksland
Waar ds. A.M. den Boer gedurende de afgelopen zes jaar waarin hij de Gereformeerde Gemeente van Dirksland heeft mogen dienen er dikwijls naar uitzag om ’s zondags de kansel op te mogen om het eeuwenoude Godswoord te mogen verkondigen, tegen de laatstgehouden kerkdienst van afgelopen dinsdagavond zag de predikant op als tegen een berg, zo bekende hij. Het was zijn afscheidsdienst, nadat hij zo’n half jaar geleden een beroep aannam van de zustergemeente te Grand Rapids in Amerika. En dat afscheid betekende voor de merkbaar aangedane predikant een moeilijke avond.
Met blijdschap, zo benadrukte hij, heeft ds. Den Boer op Goeree-Overflakkee - zijn geboortegrond - en met name in Dirksland mogen arbeiden. Er zijn tijden geweest waarin God’s bijzondere gunst mocht worden ervaren, zo getuigde hij. Maar toen op het beroep uit Grand Rapids de woorden ‘Wentel uw weg op de HEERE, vertrouw op Hem; Hij zal het maken’ (Psalm 37:5) in zijn hart kwamen, begreep hij de herdersstaf in Dirksland neer te moeten leggen en kon ds. Den Boer het beroep niet afwijzen.
Maar diens vertrek mocht niet het middelpunt van de afscheidsdienst vormen, zo zei hij. Het gaat er om wie God in de achterliggende jaren geweest is en öok blijven zal. De predikant bepaalde daartoe zijn hoorders bij de tekstwoorden van Hebreeën 13 vers 20 en 21: ‘De God nu des vredes, Die de grote Herder der schapen, door het bloed van het eeuwige testament, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus; Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen’. Naar aanleiding hiervan sprak ds. Den Boer over ‘Een ernstige bede om het welzijn van de gemeente’ en stond daarbij stil bij drie gedachten:
1. Tot Wie deze afscheidsbede wordt gericht;
2. Wat deze afscheidsbede inhoudt;
3. Hoe deze afscheidsbede eindigt.
In Hebreeën 13 wekt Paulus op tot allerlei christelijke plichten - iets dat ook in onze tijd nog past - zoals het opdragen van God’s knechten in het gebed, dat zowel voor God’s dienaars als voor het heil van de hele gemeente van belang is. Een ware vervulling van die plichten is alleen mogelijk als God Zelf het geeft. Daarom richt Paulus zich in zijn bede tot Hém, de God des Vredes. Wat een wonder is het dat een schuldig mensenkind die naam - God des Vredes - gebruiken mag! Dat is mogelijk geworden vanuit de eeuwige Raad des Vredes en het volbrachte werk van God’s Zoon, Die de grote Herder der schapen is; onze Heere Jezus Christus. Alleen door Hém kan God, in plaats van God der wrake, ook God des Vredes zijn. Alleen in een weg van bloedstorting kon er vergeving zijn; en die weg Is Hij gegaan. Door Zijn volbrachte werk, het bloed van het Nieuwe Testament, kon Hij niet in de dood blijven. En dat wijst heen naar het genadeverbond, waardoor het nooit tevergeefs is om op de Heere te hopen. Hij kan en wil en zal helpen als wij gans hulpeloos tot Hem vluchten. Als we ’t alleen van Hem verwachten, zullen we niet beschaamd uitkomen, want Hij is de grote Herder der schapen. Dat is de blijde boodschap die ook nu nog door mag klinken voor schuldigen, armen en verlorenen in zichzelf; óók als een predikant vertrekt, want die grote Herder blijft immers, en daarin ligt de veiligheid van Zijn kudde. “Hebben we wel eens gevoeld dat ’t ook voor óns was en is daar wel eens iets van geopenbaard in ons leven?” zo vroeg de predikant zijn hoorders.
De inhoud van Paulus’ afscheidsbede is dat God ons volmake in alle goed werk; dat betekent: ons in staat maakt om goed te doen. Daarmee worden we bepaald bij de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Wij zijn immers alleen in staat om kwaad te doen, en niets goeds. “Is dit levensbeginsel ook in ons gewerkt en zijn de achterliggende zes jaren daartoe tot zegen geweest? Op deze laatste dag kunnen we u niets méér toewensen”. Dan begeren we ook heilig en volmaakt voor God te leven. Dat kan nu nog maar in beginsel, maar in Christus Jezus - die de krachten geeft - kan het. Ook hier blijkt weer de noodzakelijkheid van de Borg. Alleen door Hém kunnen we Gode welbehagelijk zijn. Alles van de méns moet er buiten vallen maar Hij wil alles werken, tot God’ s eer. Dat is ook het grote doel van de schepping. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Wfj niets, maar Hij alles.
Paulus eindigt zijn afscheidsbede dan ook met een lofzegging tot Christus. Over Hem kunnen we niet hoog genoeg spreken. Zijn zondaarsliefde is onbeschrijflijk groot. Die Zaligmaker is het waard om alle eer toe te brengen. Als we op die plaats komen, wordt in ons het liefdesvuur ontstoken en willen we God’s daden en heerlijkheid op aarde vermelden. Dan eindigen we niet in de mens of in een predikant, maar in Hém alleen, Dewelke zij alle eer in eeuwigheid. Amen. Daarmee wilde ook ds. Den Boer eindigen bij zijn vertrek uit Dirksland.
Aan het eind van de dienst werd de predikant toegesproken door burgemeester dr. D. Boonstra, door consulent ds. C. de Jongste en door ouderling A.H. ten Hove.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002
Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002
Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's