Hoe stond dr. H.F. Kohlbrugge ten opzichte van de puriteinen?
Deze vraag stelde mij een lezer van ons blad en hij voegde eraan toe of ik over dit onderwerp iets zou willen schrijven in Ecclesia. Een interessante vraag over een onderwerp waarover bij mijn weten niet eerder gepubliceerd is. Het is ook een boeiende vraag en het maakte me nieuwsgierig.
In de eerste plaats is er historisch gezien niet expliciet een opvallende verwantschap of niet-verwantschap tussen Kohlbrugge en de puriteinen aan te wijzen. Kohlbrugge heeft zich hierover niet heel duidelijk uitgelaten.
In 1976 verscheen het boek ‘Hermann Friedrich Kohlbrugge. Zijn leven, zijn prediking, zijn geschriften’1 en daarin worden alle mogelijke relaties tussen Kohlbrugge en anderen getekend en uitgewerkt, maar er wordt niet gesproken over een relatie met het Puritanisme.
Daarnaast blijkt uit de veilingcatalogus met boe ken uit Kohlbrugges bibliotheek dat hij nauwelijks boeken van puriteinen bezat.
Dat klinkt niet erg hoopvol, maar na enig speurwerk ontdekte ik in zijn correspondentie dat er toch hier en daar een lijntje loopt naar dit onderwerp. Omgekeerd was dat ook het geval, de vertaling van een preek van Kohlbrugge was daartoe de aanleiding. Dat betekent dat ik dit onderwerp – een kort historisch exposé – in een iets breder kader trek.
Owen
Op 26 januari 1834 attendeerde Kohlbrugge zijn Delftse vriend Van Heumen op een publicatie van John Owen; het betrof diens ‘De rechtvaardiging uit het geloof’. Dit werk beval hij hem ter lezing aan en dat moest hij doen met een biddend hart. Wanneer gij Owen over de regtvaardiging uit het geloof door toerekening van den Geregtigheid van Christus krijgen kunt, lees dan die met een biddend hart.2 Hieruit valt op te maken dat Kohlbrugge dit werk kende.
Twee jaar later – 2 februari 1836 – komt Owen opnieuw ter sprake in een brief van Kohlbrugge aan deze vriend, maar nu met een kritische ondertoon. Het betrof zijn uitleg over Hebreeën 7:22, waar staat: ‘Van een zoveel beter verbond is Jezus borg geworden.’ Kohlbrugge schrijft dat in deze tekst voor het eerst over ‘borg’ wordt gesproken en hij vindt het ‘zonderling’ dat de Statenvertalers ‘in een noot’ omschrijven dat het woord Borg door Middelaar kan worden vertaald. Hij is het hier niet mee eens: ‘borg en middelaar is onmogelijk synoniem’. Maar ook Owens exegese over deze tekst kan zijn goedkeuring niet wegdragen: Daarom bevalt mij ook niet die uitlegging van Owen, dat Hebr. 7:22 naar dien zin moet verstaan worden, dat de in gebrek zijnde eenen borg behoeven – dat Christus borg voor ons bij God is, om wat wij niet konden betalen of opbrengen in onze plaats te doen.
Kohlbrugges visie is helder: borg blijft borg, maar er staat niet: Jezus is borg voor of van ons geworden; maar: van een beter verbond is borg geworden Jezus.3
Edwards
In een ander schrijven aan Van Heumen komt Jonathan Edwards ter sprake. Op 22 februari 1832 gaf Kohlbrugge zijn visie over een ‘leerrede’ van deze theoloog en dat deed hij vrij breedsprakig. Gezien de inhoud geef ik dit brieffragment in zijn geheel weer: Maar nu de leerrede van Edwards, dezelve is uitmuntend vertaald en is thands bij den Ouden, om gedrukt te worden? Dat schrijf ik u eerstdaags. Ik heb dezelve te dien einde opgezonden. Maar de Leerrede zelve? heerlijk, zalvend, vertroostend bekrachtigend, evenwel niet in zich zelve, niet perse krachtig werkende op het gemoed, maar als het hart bij de woorden gebragt wordt – Christus als patroon heerlijk! als een Lam en Leeuw, dierbaar bemoedigend; maar het borgtogtelijke komt niet genoeg uit, dit is een sterk vereischte voor het Hollandsch publiek, vooral dewijl al het andere hoewel dan flaauwer en matter nog in de kerken gehoord wordt. De toepassing is regt vertroostend voor bekommerden die tot onze aequaliteit behooren, gij weet dat wij jonge lieden van alles wat hebben echt Gereformeerde gevoelens met Zwitsersche, Engelsche en Duitsche nuances. Ons kan dus zulk eene toepassing behagen, den landlieden en de burgerlieden uit de steden, die geen epoques kennen tusschen nu en 1618 zal eene toepassing voor bekommerden uitgesproken in den geest van den zaligen Smytegeld (het gekrookte riet) duizendvoudig dierbaarder zijn. Dit een en ander noopte mij de leerrede aan Da Costa ter lezing te geven, die in mijne denkwijze over deze leerrede instemmende liefst neutraal wilde blijven. Gisteren dan dezelve van Amsterdam eerst terug krijgende heb ik dezelve in de vreeze des Heeren nog eens zeer bedaard doorgelezen en den geheelen dag toe bestedende, en na met de pen in de hand eenige kleinigheden er te hebben bijgevoegd of doorgehaald, dezelve naar den Ouden gezonden, met verzoek dat hij dezelve zoude drukken, vindende ik de leerrede vol geestelijke wijsheid, het arme zondaarsgevoel levendig geworden, door de beschouwing der voortreffelijkheid onzes Heeren zegepraalde over de anders Christelijke kritiek der predikkunde.
Ik heb de correctie op mij genomen - uw naam heb ik niet genoemd - zoodra ik antwoord van den Ouden heb deel ik u hetzelve mede. 4
Het is jammer dat Kohlbrugge de tekst van deze preek niet vermeldde; mogelijk gaat het om Openbaring 5:5 en 6a, omdat het hier gaat om de Leeuw uit de stam van Juda.
Bunyan
In een brief aan mevrouw Kol op 8 november 1861 vertelde Kohlbrugge dat hij weleens boeken koopt om deze als geschenk weg te geven en dan valt onder andere de naam van Bunyan: Kemmer mag wel weten dat ik van Fruitier en Costerus nu en dan opgekocht en ten geschenk gegeven heb. Zoo ook van v.d. Velden en dat ik Bunjan aan de kinderen te lezen geef.
Terloops zegt hij in deze brief ook nog iets over de theoloog Love: Love kwam mij in de tijd wat eigenwillig voor.5
Christenreis
Bunyan deed Kohlbrugge niet alleen cadeau, maar hij werd door deze puritein ook geïnspireerd, met name door diens Christenreis. Dat is op te maken uit een opmerkelijk geschrift van Kohlbrugge: De taal Kanaäns, een gesprek tussen twee reizigers naar de eeuwigheid. Dit geschrift heeft zijn ontstaan te danken aan dit veel gelezen werk van Bunyan. De twee reizigers die met elkaar in gesprek gaan krijgen van Kohlbrugge de namen ‘Vraag-vrij’ en ‘Recht-uit’.
In 1884 verscheen dit werkje bij de Amsterdamse uitgever Scheffer & Co en twee jaar later verscheen er te Elberfeld een Duitse vertaling: Die Sprache Kanaans, aus dem Holländischen übersetzt. Het is niet bekend waarom dit werkje pas na zijn overlijden is verschenen. In een brief gedateerd op 12 november 1860 aan De Clercq brengt Kohlbrugge dit geschrift ter sprake: Die Sprache Kanaans is niet voor het publiek – ik heb dit veel uitgebreider dat het wel een boekje uitmaakt, maar het is nog niet af – Misschien vindt ik dezen winter tijd om het af te maken – het is om geene eigenaardigheden van hollands taal aan het hoogduitsch op te offeren, in het nederduitsch.6
Kohlbrugges opvolger in Elberfeld, Julius Künzli, schreef een inleiding in dit geschrift. Hij stelde dat het niet verwonderlijk is dat Kohlbrugge zich aangetrokken voelde tot Bunyan en ziet tussen hen een aantal overeenkomsten: ‘Beiden zijn onder bekrompen omstandigheden opgevoed, beiden eerst voor een geheel ander levensdoel bestemd, dan waarin zij zouden eindigen. Beiden zijn op een wonderlijke wijze door het eeuwige Woord getrokken geworden en hebben toen om de waarheid veel druk moeten lijden. Bunyan werd door een twaalfjarige gevangenisstraf en Kohlbrugge door een zestienjarige kerkelijke ballingschap beproefd, en beiden zijn wel de meest miskende leraren van hun tijd geweest.’
Wanneer men Bunyans werk vergelijkt met De taal Kanaäns, ‘dan zou men het laatste wel een inlassing in het eerste kunnen noemen’, aldus Künzli. We lezen dat toen ‘Christen’ en ‘Getrouwe’ in de ‘stad der ijdelheden’ aankwamen daar verwondering wekten door hun taalgebruik. Er waren maar weinigen die haar verstaan konden, zij spraken namelijk ‘de taal Kanaäns’. Deze woorden werden de titel van dit boekje.7
Catechese
Tijdens de catechese gebruikte Kohlbrugge een rijkdom aan beelden om de lesstof te verduidelijken en aanschouwelijk te maken. Dat gebeurde ook op 26 maart 1868 toen hij vraag 1 - 11 behandelde van de Heidelbergse Catechismus. Kohlbrugge begon deze catechisatie door het menselijk hart te vergelijken met een kast. Zoals een kast laden heeft, waarin je al je spulletjes overzichtelijk in kunt opbergen, zo moeten de kinderen dat wat ze gehoord hebben, leren opbergen in de laden van hun hart. Vervolgens vergeleek Kohlbrugge de Heidelbergse Catechismus met een prachtig gebouw, met daarin een vóórhal (vraag en antwoord 1) die leidt tot drie verschillende kamers (ellende, verlossing en dankbaarheid). Het huis is al oud (namelijk van 1563), en wat erin staat is nog ouder. Erboven staat met gouden letters: ‘Troost’. Daarna liet Kohlbrugge in verbeelding een meisje van de ene kamer naar de andere gaan op een wijze die sterk doet denken aan Bunyans Christenreis.8
Winslow
We maken even een sprong in de tijd en gaan naar het jaar 1853. Toen maakte Kohlbrugge onverwachts ‘kennis’ met de Engelse prediker Octavius Winslow.9
In dat jaar verscheen te Londen bij uitgeverij Partridge and Oakey een vertaling van Kohlbrugges prekenserie over 1 Petrus 1. Het betrof een twaalftal, getiteld: Sermons on the First Epistle of Peter. Deze preken had Kohlbrugge in zijn gemeente gehouden in de periode van 27 juli tot 26 oktober 1851. Het jaar daarop verscheen hiervan een Duitse uitgave; al snel volgde een tweede en in 1853 zag een Engelse editie het licht.
Aan zijn vriend Wichelhaus vertelde Kohlbrugge op 16 februari 1853 hierover het volgende: De vertaling van mijn Petruspreken is geheel klassiek, maar vordert langzaam, omdat de vertaalster haar vrije uren daarvoor schijnt te gebruiken, zodat ik vorige week pas de derde preek ontving om die door te zien.10
De vertaalster was een zekere Helen S. Huchell, zij correspondeerde met Kohlbrugge over haar vertaalwerk.11 Toch werkte ze gestaag door, want op 6 april 1853 schreef Kohlbrugge aan zijn vriend Westendorp: Ik heb een Exemplaar van mijne Petri preeken in het Engelsch gekregen – dat is een classiek Engelsch – eerstdaags komt een Exemplaar aan u.12
Deze uitgave werd voorafgegaan door een introductory preface van Octavius Winslow. In lovende woor den liet hij zich uit: ‘Ik weet niet wanneer ik een buitenlands theologisch werk met meer onvoorwaardelijke goedkeuring en onvermengd genot heb gelezen dan de huidige. Door en door evangelisch, eenvoudig in zijn stijl, correct in zijn interpretaties van de tekst en diep geestelijk en praktisch in zijn toon en leer. Dit werk moet beschouwd worden als een waardevolle bijdrage aan onze huidige Bijbelse theologie en daarom beveel ik dit werk van harte aan.’
Op 4 november 1853 kreeg Winslow een brief van Kohlbrugge, waarin hij hem bedankte voor zijn ‘lovende’ inleiding: ‘Elke keer als ik terugdenk aan uw voorwoord ben ik vervuld met grote vreugde.’ Hij eindigde dit schrijven met de woorden: ‘De glorie van Zijn heilige Naam zal door alle landen doordringen.’13
In 1855 verscheen een tweede druk en in 1856 een volgende die uitgebreid waren met de hoofdstukken 2, 3 en 4; en tevens was daarin een uitvoerige levensbeschrijving van Kohlbrugge opgenomen, die door Kohlbrugges vriend Carl von der Heydt was geschreven.14
In veel periodieken werd de uitgave van de ‘Petruspreken’ in Engeland besproken, zo verschenen er onder andere recensies in The Gospel Magazine, 1853; Tait’s Edinburgh Magazine, 1854; Wesley a Methodist Magazine, 1854; The Methodist. New Connexion Magazine and Evangelical Repository, 1854; The British and Foreign Evangelical Review, 1854; en in The Freeman.15
H.M. de Koningin van Nederland nam in december 1854 op een audiëntie de Engelse vertaling van de ‘Petruspreken’ ten geschenke aan en zei: ‘Ik zal het met genoegen lezen, want in deze tijd van discussies zijn wij verheugd een woord van waarheid tegen te komen. Ik verzoek u hem mijn dank over te brengen, dat wilt u wel op u nemen, nietwaar?’16
Het bleef niet alleen bij de vertaling van zijn Petruspreken, maar ook Kohlbrugges kleine catechismus werd vertaald. In diezelfde brief aan Westendorp schreef Kohlbrugge: In Liverpool heeft men in de Schotsche Kerk mijn kleinen Catechismus ingevoerd, men is nu aan het vertalen van mijnen grooten om die mede in te voeren.
Ten slotte
Tijdens het schrijven van deze bijdrage werd het me steeds duidelijker dat er over dit onderwerp meer valt te zeggen. Ik heb me nu alleen gericht op het strikt historische aspect; de theologische kant bleef achterwege. In ieder geval is dit vast een eerste aanzet en nodigt het uit tot meer onderzoek over dit onderwerp, wellicht door een theoloog.
Noten
1 Hermann Friedrich Kohlbrugge. Zijn leven, zijn prediking, zijn geschriften, Den Haag 1976.
2 Archief Kohlbrugge, handschrift 12-C-9.
3 Archief Kohlbrugge, handschrift 12-C-6.
4 Archief Kohlbrugge, handschrift 12-C-6.
5 Archief Kohlbrugge, port. 13 brief 79.
6 Archief Kohlbrugge, port. 30 brief 166.
7 Op Tweede Pinksterdag 1854 hield Kohlbrugge een preek met nagenoeg dezelfde titel: De sprake Kanaäns. Deze preek heeft een taaleigen karakter en is gehouden in de vorm van een samenspraak waarbij de gesprekspartners geen namen dragen, hun gedachten worden weergegeven met ‘Vraag’ en ‘Antwoord’. In de bundel Feeststoffen is deze preek opgenomen.
8 Archief Kohlbrugge, handschrift 3.B.54, Kinderlehre.
9 Octavius Winslow, 1 aug. 1808 Pentonville - 5 mrt. 1878 Brighton.
10 J.J. Langen, Briefe von Dr. Theol. H.F. Kohlbrugge an Johannes Wichelhaus aus den Jahren 1834-1857, Elberfeld 1911, Brief 60, S. 123.
11 Archief Kohlbrugge, port. 17 brieven 35, 35a, 35c.
12 Archief Kohlbrugge, port. 15.B.36 brief 108.
13 Archief Kohlbrugge, port. 17 brief 35b, Kohlbrugge schreef deze brief in het Latijn.
14 Onderaan deze beschrijving staat: ‘Voor de Engelse lezer heeft een vriend van de auteur, Carl von der Heydt, Bankier te Elberfeld, deze schets samengesteld, Elberfeld, april 1855.’
15 J.H.F. Kohlbrugge, Lijst van werken en geschriften van en over Dr. H.F. Kohlbrügge, Amsterdam 1887, blz. 42-43.
16 J.H.F. Kohlbrugge, a.w. blz. 4. De koningin sprak deze woorden in het Frans.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2023
Ecclesia | 8 Pagina's
