De heilige oorlog (118)
Troost uit bestraffing
Bunyan heeft beschreven hoe hoog de nood in de stad Mensziel is gestegen. De inwoners hebben aan de zonde toegegeven, waarop Prins Immanuël de stad heeft verlaten. Reus Diábolus heeft al een eerste aanval uitgevoerd om de stad te heroveren. Hoewel die is afgeslagen, zit de schrik er diep in. De inwoners hebben de Opperste Geheimschrijver om hulp gevraagd, maar Zijn antwoorden geven de indruk dat ze geen hulp hoeven te verwachten en zichzelf maar moeten zien te redden. In het hoofdstuk dat nu volgt (hoofdstuk 12) vertelt Bunyan over de hernieuwde strijd tegen de vijanden vanbuiten en vanbinnen 1 .
De diepe betekenis van het antwoord van de Opperste Geheimschrijver
Het antwoord van de Opperste Geheimschrijver (waarmee Bunyan de Heilige Geest bedoelt) valt als een molensteen op het hart van de inwoners. Hun harten worden er zo erg door verbrijzeld, dat ze niet weten te bedenken wat ze moeten doen. Toch durven ze ook niet te gehoorzamen aan de eisen van Diábolus en zijn kapiteins. Mensziel zit gevangen tussen twee benauwdheden: de vijanden staan klaar om hen op te slokken en de vrienden laten het afweten om te helpen.
De burgemeester, de heer Verstand, overdenkt het antwoord van de Opperste Geheimschrijver woord voor woord, en vindt dan toch nog wat troost in de schijnbaar harde, bittere woorden van de Opperste Geheimschrijver. Hij wijst op de verschillende mogelijke betekenissen van het antwoord. ‘Ten eerste’, zegt hij, ‘is dit het onvermijdelijke gevolg van onze zonden. Onze Heere heeft Zelf gezegd dat we om onze zonden moeten lijden. Maar ten tweede’, zegt de burgemeester, ‘klinkt in deze woorden door dat we uiteindelijk gered zullen worden van onze vijanden. Nadat we nog enige droefheid hebben ondervonden zal Immanuël komen en ons tot hulp zijn.’ De burgemeester blijkt meer dan een profeet te zijn bij het kritisch doordenken van het antwoord van de Opperste Geheimschrijver. De woorden hebben meer betekenis dan ze oppervlakkig bezien te zeggen hebben. Het is de stadsbewoners vergund om dieper te graven en het antwoord enigszins tot hun voordeel uit te leggen.
De burgers verlaten daarop de burgemeester en gaan naar de kapiteins. Ze vertellen wat de Opperste Geheimschrijver heeft geantwoord. De kapiteins leggen Zijn antwoord net zo uit als de burgemeester en grijpen weer wat moed. Ze gaan zich voorbereiden op een moedige aanval op het kamp van de vijand. Ze willen niet alleen alle Diábolonisten uitroeien, maar ook de rondzwervende Twijfelaars die de tiran heeft meegenomen om Mensziel te vernietigen.
Diábolus aangevallen
Iedereen gaat naar de plaats waar hij hoort: de kapiteins, de burgemeester, de hulpprediker Geweten en Vastewil, een van de belangrijkste leiders van Mensziel. De kapiteins verheugen zich in het behalen van overwinningen in de strijd en verlangen er daarom naar om hun Prins te dienen. De volgende dag komen ze samen voor overleg. Ze besluiten Diábolus te antwoorden met stenen die ze naar hem afschieten. Dat doen ze als de zon opkomt. Diábolus waagt het om dichter bij de stad te komen, maar de stenen zijn voor hem en zijn soldaten als grote wespen. Zoals er voor de stad niets zo vreselijk is als het daverende geluid van de trommels, zo is voor Diábolus niets zo vreselijk als de stenenslingers van Immanuël. Diábolus wordt zelfs gedwongen zich nog verder van Mensziel terug te trekken.
De burgemeester van Mensziel is erg blij en laat de klokken luiden. Hij beveelt dat hulppredikant Geweten de dank moet overbrengen aan de Opperste Geheimschrijver, omdat diens woorden de kapiteins en de leiders van Mensziel moed hebben gegeven in de strijd tegen Diábolus.
Met nieuwe moed vervuld
Bunyan laat zien hoe belangrijk het is om Gods Woord goed te overdenken. Satan werkt verblindend. Oppervlakkig bezien kunnen teksten uit God Woord hard en veroordelend overkomen. Maar als de Heere er licht over geeft, kunnen zulke teksten juist moedgevend zijn. Dan verliest satan terrein en komen de eerste zonnestralen van overwinning tevoorschijn.
Geen uitkomst te verwachten
De ziel is terneergeslagen omdat de hemel gesloten lijkt te zijn. Gods Geest lijkt de verslagen zondaar in de steek te laten. De toestand is ellendig. Het wordt benauwd aan alle kanten: de vijand zwermt rondom en er is geen verwachting van Boven. Het gebed van de vervolgde David blijft niet vreemd: Zijt mij genadig, o God, want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder (Ps. 56:2). Vernietiging wacht, zo lijkt het althans.
Geef mij verstand …
Als het verstand verschrikt is vanwege de veroordelingen als gevolg van het afwijken van Immanuël, is het ook verduisterd. Maar de Heere kan hierin uitkomst geven. Als het verstand enigszins verlicht wordt, krijgt het dieper inzicht in Gods Woord. Het besef dringt door dat de straffen verdiend zijn, maar dat de Heere daar Zijn bedoelingen mee heeft. Hij kan geen redding schenken als de schuld niet erkend wordt. En als die erkenning er is, dan zal Hij de ziel niet laten in die ellendige toestand. Dat is de aloude weg die Hij gaat, opdat Zijn Naam de eer zal ontvangen. Als we Gods Woord onderzoeken, laat het dan altijd zijn met de bede in het hart: ‘Geef mij verstand, met Godd’lijk licht bestraald’ (ps. 119:17 ber.).
Bunyan laat de Opperste Geheimschrijver bedanken voor het ogenschijnlijk harde antwoord dat Hij had gegeven. Mensziel beseft achteraf het nut van die strengheid. Het is een wonderlijke genade als de ontdekte zondaar het de profeet mag nazeggen: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt (Jes. 12:1b).
Meer dan een profeet
Bekering is altijd weer nodig. Daardoor wordt plaatsgemaakt voor de (hernieuwde) komst van Christus in het hart. Het Nieuwe Testament begint niet met de komst van Christus, maar met de komst van Johannes de Doper. Van hem zegt de Heere Jezus: Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet (Matth. 11:9). Johannes predikte als de wegbereider bekering. Zijn boodschap was afsnijdend: En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; alle boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen (Matth. 3:10). Daarmee wilde hij zeggen dat geen mens zijn eigen gerechtigheid kan voortbrengen. Maar des te ruimer is dan ook het Evangelie dat hij mocht verkondigen: … maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen (vs. 11b). Dan geeft dat toch weer hoop en moed. Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd (Ps. 89:20b).
De eerste zonnestralen
De duisternis begint te wijken, de nieuwe dag kondigt zich aan. Het was bij het opgaan van de dageraad, dat de Israëlieten optrokken tegen Jericho (Joz. 6:15). Het is nu tijd voor de Heere om te werken. Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad en uw genezing zal snellijk uitspruiten; en uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht heen gaan, en de heerlijkheid des HEEREN zal uw achtertocht wezen (Jes. 58:8).
Het Woord als wapen
Het Woord behoort tot de beste wapens in de strijd tegen satan. Als het Woord openvalt en door Geesteslicht gezien mag worden op de Rotssteen Christus, dan moet satan wijken. Tegen die Steen is hij niet bestand. Voor Gods kind kunnen teksten ineens openvallen en ziet hij dieptes die hij nooit eerder heeft gezien. Zwarte letters veranderen in gouden letters. Gods Woord krijgt Goddelijke glans. Wat een kracht mag daaruit voortvloeien. Tegen die kracht is satan niet bestand en dan moet hij terugtrekken.
Laat een ieder zich onderzoeken of het gebed al eens in oprechtheid is opgeklommen of mag opklimmen uit het hart: ‘Heere, schenk ons in de geestelijke strijd ‘het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord’ (Éf. 6:17b).’ De Syro-Fenicische vrouw gebruikte het eigen woord van Jezus toen het leek alsof Hij haar van Zich stootte door Zijn eerste zwijgen en Zijn latere woorden: Maar zij antwoordde en zeide tot Hem: Ja Heere; doch ook de hondekens eten onder de tafel van de kruimkens der kinderen (Mark. 7:28). Dan zal de duivel moeten vluchten: En Hij zeide tot haar: Om dezes woords wil ga heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren (vs. 29). De duivel moet het verliezen van een bedelares, krachteloos in zichzelf maar krachtig in de Heere!
Noot
1. Hiermee wijken we af van de titel die Bunyan aan dit hoofdstuk geeft. Die titel is: Het gebed van Mensziel. Hoewel de beschreven gebeurtenissen niet buiten het gebed omgaan, wordt in de hoofdstuk vooral geschreven over de hernieuwde strijd tegen de vijanden vanbuiten en vanbinnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's