Gebed bij de bevestiging van ambtsdragers
Eén van de zegeningen van de Reformatie is dat heel de gemeente voortdurend onderwijs krijgt uit het Woord. Ook bij bijzondere kerkelijke gelegenheden moet het Woord spreken.
Het Woord klinkt, toegespitst op de sacramenten, de huwelijksbevestiging of de bevestiging van ambtsdragers. De doelstelling is helder: alle aanwezigen moeten weten wat de Heilige Schrift ons bij déze gelegenheid te zeggen heeft: wat is hier Gods geopenbaarde wil? Daarom is het gebed noodzakelijk of de Heere wil bewerken dat onze kerkelijke praktijk in overeenstemming is met Zijn wil, tot zegen van de gemeente. Wee als dat niet het geval is. Wat tégen Gods wil is, dat is overtreding, dat is zonde. Bij de bevestiging van ambtsdragers krijgen we onderwijs in de gereformeerde ambtsleer. Het gaat om Gods geopenbaarde wil met betrekking tot de drie ambten. Nu gaat het dus om het ambt van de regering of het opzicht, en om dat van de barmhartigheid. Onze geloofsbelijdenis spreekt over de drie ambten in artikel 27 tot 32. Want de ambten zijn een gelóófszaak. Het zijn geen inzettingen van mensen die we willekeurig zelf kunnen invullen. De liturgische geschriften spreken dezelfde taal, in gehoorzaamheid aan Schrift en belijdenis.
Eerst onderwijs
Nu gaat het om het gebed bij de bevestiging van ouderlingen en diakenen. Nadat de gemeente eerst onderwijs heeft ontvangen over de beide ambten, worden de ambten biddend aan de Heere voorgelegd. Want wat God wil en vraagt, dat wil Hij op het smeekgebed schenken. Vandaar dat de inleiding tot het gebed luidt: ‘Doch alzo wij van onszelf hiertoe onbekwaam zijn, zo laat ons de almachtige God aldus aanroepen’. Zo roepen onbekwamen, zij die het van zichzelf niet kunnen, niet weten en niet hebben, tot de Almachtige. In het slotgebed onderscheiden we (opnieuw) drie gedeelten. In het eerste deel wordt de Heere gedankt voor wat Hij geeft in de ambten in het algemeen en in de ambtsdragers in deze gemeente in het bijzonder. Daarna volgt een langer tweede deel, waarin de Heere gebeden wordt voor de ouderlingen, de diakenen, voor beiden en voor de gemeente. Deze volgorde is precies dezelfde als in de vermaningen, nadat het ja-woord van de bevestigde broeders geklonken heeft. In Christus’ Naam wordt besloten met de gebedswoorden die Hij Zelf ons heeft voorgebeden, het volmaakte gebed.
Wat is de Heere wijs en goed. Tot welzijn van de gemeente heeft het Hem behaagd om naast het predikambt ook het ambt van ‘regeerders en helpers’ in te stellen. Deze ambten heeft God gewild, de ouderling voor het pastoraat, voor de ‘goede vrede en welstand’, en de diaken voor de dienst der barmhartigheid, de zorg voor de armen, in materiële en immateriële zin.
Danken voor deze ambtsdragers
De Heere komt ook de dank toe voor het feit dat ‘dat Gij ons thans in deze plaats hebt verleend…’. De Heere wordt erkend voor deze broeders, die zich zojuist met hun ja-woord aan de Heere en Zijn dienst hebben verbonden. Van deze mannen wordt met dankzegging beleden dat ze van ‘goede getuigenis’ zijn en ‘begaafd met Uw Geest’.
Is het ook een worsteling of we deze veelzeggende woorden werkelijk zo op onze lippen kunnen nemen? Het gaat niet slechts om gebedswoorden uit een formulier, maar ook om Schriftwoorden over de vereisten voor de ambten. Dan kunnen we niet om zelfonderzoek heen. Vandaar dat direct hierna wordt gebeden om de vervulling van de persoonlijke en ambtelijke nooddruft.
Bidden voor beiden
Voor de ambtsuitoefening zijnbepaalde gaven nodig. De genadegave van de levendmaking is voor iedereen onmisbaar, maar zeker voor een ambtsdrager. Dat is in overeenstemming met de geest van de Schrift en dus met die van het formulier. De Heere is zojuist al erkend voor bepaalde aanwezige basisgaven. Nu wordt gebeden om ‘meer en meer zodanige gaven’. Er worden er vier genoemd: wijsheid in Bijbelse zin; kloek(moedig)heid (dat wil zeggen: ‘dapper, flink, niet bang zijn’); de onderscheidingsgave en weldadigheid. Deze gaven zijn noodzakelijk om het ambt te kunnen uitoefenen zoals de Heere dat vraagt.
Bidden voor de ouderlingen
In het onderwijzende deel van het formulier is uitvoerig gesproken over de taak van de ouderling. In het gebed wordt volstaan met drie aspecten hiervan. Er wordt gebeden om steeds weer en steeds meer gaven van Boven te ontvangen, zoals de wijsheid die op de school van de Heilige Geest geleerd en geoefend wordt, namelijk de onderscheidingsgave om naarstig te waken over leer en leven in de gemeente en van de ambtsdragers. Het blijft steeds weer nodig om te waken over datgene wat van binnenuit en van buitenaf dreigt, zoals Paulus daarvoor de ouderlingen van Efeze waarschuwt (Hand. 20: 28-30). Paulus was voortdurend bezorgd over afwijkingen in opvattingen en levenswandel. De ouderlingen moeten trouw zijn in het geven van onderwijs en in het waarschuwen, wanneer men afwijkt van de afgelegde belijdenis.
Bidden voor de diakenen
Voor de diakenen wordt vervolgens gebeden of ze met inzet en ijver hun ambt zullen uitoefenen, zowel bij het ontvangen van de gaven als bij het mild en voorzichtig besteden ervan. In het voorafgaande werd daarover al gesproken. Als laatste wordt gevraagd of de diakenen op een lieflijke wijze de gemeente mogen vertroosten met Gods heilig Woord. Dat hoort namelijk ook wezenlijk tot hun taak.
Bidden voor beiden
Opnieuw wordt voor beiden, ouderling en diaken, gebeden. Nu wordt concreet gevraagd om genade, om persoonlijke, bekerende genade, om de geloofsgenade en de Geestesgaven. Ook wordt gevraagd om ambtelijke genade, om trouw te zijn aan ambt en eed, om trouw te zijn aan de gemeente.
Bidden voor de gemeente
Als laatste wordt gebeden om Gods zegen voor de hele gemeente. Deze zegen in Christus Jezus houdt veel in, persoonlijk en gezamenlijk. Die zegen blijkt bijvoorbeeld uit het ter harte nemen van het ambtelijke onderwijs en uit het respect tonen voor het ambt. Ook blijkt deze zegen uit de milde gaven, en uit het onze plaats weten bij het ontvangen van diaconale steun.
Wanneer ieder - ouderling, diaken en gemeenteleden - zijn taak en plaats weet, zal Gods Naam geheiligd worden en Zijn Koninkrijk komen. Want het gaat om het genaderijk, waarvan ‘Uw Zoon’ Koning is. In Zijn Naam en met Zijn gebedswoorden wordt het gebed besloten, in het uitzien dat dit zo onder ons kerkelijk mag blijken. Dit gebed hebben de ambtsdragers zo nodig.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 2024
De Saambinder | 16 Pagina's
