Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de audiëntiezaal des Konings

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de audiëntiezaal des Konings

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ster gaat de wijzen voor, als een licht schijnende in een duistere plaats. Hij stopt op de plaats waar het Kindeke is. Daar blijft hij breeduit staan.

Waar zouden Maria en Jozef met het Kindeke nu zijn? Niet meer in de stal. Ook niet in een herberg, want daar was voor hen geen plaats. Mattheüs zegt dat ze zich bevinden ‘in een huis’. Sommigen menen dat het ’t huis van een van de herders uit het veld van Efratha moet zijn geweest. Maria en Jozef zijn in elk geval in ‘een huis’. Daar ligt de geboren Koning der Joden, in Zijn vernedering, in het huis van een ander. Later zal Hij in Kapernaüm in het huis van een ander wonen, en aan het einde van Zijn leven wordt Hij neergelegd in het graf van een ander. ’Hij leefde en stierf ook alleen voor anderen’ (Da Costa). Maria en Jozef verblijven met het Kindeke in een woning ergens in de contreien van Bethlehem-Juda, maar voor Matthew Henry is dit toch ‘de audiëntiezaal des Konings’. Daar wordt Hij aan de wijzen verklaard.

Gezocht en gevonden

‘En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder’ (Matth. 2:11a). De wijzen zijn gekomen waar ze wezen moeten. Ze hadden gezocht, zijn naderbij gebracht en hebben Hém gevonden, van Wie de discipelen later zullen zeggen: ‘Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is overgezet zijnde, de Christus’.

‘Wat gaan de wijzen nu doen? Blijven ze naar de ster staan kijken? Nee: ze gaan naar binnen. Ze tillen de deurklink op en gaan de nederige verblijfplaats van het Kindje binnen. Ze zien de ster niet meer, maar dat hoeft ook niet, want daar ligt de Koning der Joden’ (Spurgeon).

Mattheüs schrijft dat de wijzen ‘het Kindeken met Maria, Zijn moeder’ vonden. Jozef doet even niet mee. Ze zien eerst het Kind, daarna de moeder. De herders zagen eerst Maria en Jozef en toen pas het Kindeke in de kribbe, in het donker, maar de wijzen zien scherp en zien eerst het Kindeke. Bíjna zien ze niemand dan Jezus alleen.

In dit huis is niets koninklijks te zien, aan moeder Maria niet, aan het pasgeboren Kindeke evenmin. Er is geen troon en geen kroon. Is dat, is dát hun Koning? Maar ín dit Kind zien ze de Koning in Zijn schoonheid, de Eniggeborene van de Vader, gegeven tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing. Ze zien het Kind Dat van Zichzelf zegt: ‘Wie Mij vindt, die vindt het leven’.

Vallen en aanbidden

‘… en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden’. De wijzen gaan door de knieën. Ze bukken niet alleen, maar vallen neer, met hun aangezichten op de grond. Aan dit Kind is niets bijzonders te zien, geen heerlijkheid en geen rijkdom, maar dat deert allemaal niet. Hun hart wordt vervuld met heilbespiegelingen en daarom vallen ze neer en aanbidden ze Hem, een schamel en hulpbehoevend Kind en toch de Koning der koningen en de Heere der heren. Gods Geest opent hun ogen en daardoor zien ze ín Hem de Christus der Schriften. Ze aanbidden niet kraammoeder Maria, maar ‘Hetzelve’, het Kind, niet naar Zijn menselijke natuur, maar naar Zijn Godheid. En toch is Hij waarachtig mens, Hij is de mensen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij Die zó rijk was, wilde zo arm worden dat Hij nu weerloos ligt in een willekeurig huis in de contreien van Bethlehem-Juda. Hij wordt door de wijzen aangebeden. ‘Ja, elk der vorsten zal zich buigen en vallen voor Hem neer’.

Goud, wierook en mirre

De koffers gaan open. Maar hun harten zijn vast ook opengegaan. Van hart tot hart zullen ze met elkaar gesproken hebben, deze wijzen en moeder Maria, misschien over de ster en over wat hen in Jeruzalem was overkomen. Maar ze hebben vooral met elkaar gesproken over het Kind, over Wie Hij wil zijn voor een arme moeder en voor wijzen uit het oosten. ‘En hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook en mirre’ (Matth. 2:11b). Het beste uit het oosten is nog niet goed genoeg, want Hij, de Vorst der aard’, is al die hulde waard, en al hun liefde ook. De wijzen brengen vruchten voort der dankbaarheid en leveren hun kostbaarheden in bij een Kind Dat geen gedaante noch heerlijkheid heeft dat ze Hem zouden begeren.

Ze leggen het allemaal voor Hem neer, koninklijk goud, priesterlijk wierook en welriekende en toch bittere mirre, de specerij die Nicodémus later brengen zal tot Zijn begrafenis (Joh. 19:39). Maar, al die kostelijke dingen zijn goedbeschouwd nu al van Hem, want van Hem is het zilver en het goud en het vee op duizend bergen. ‘En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land’ (Matth. 2:12).

slot

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2023

De Saambinder | 20 Pagina's

In de audiëntiezaal des Konings

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2023

De Saambinder | 20 Pagina's