De noodzaak van de Heilige Geest
De apostel Paulus heeft in Romeinen 8 het vlees tegenover de Geest geplaatst. Zo spreekt hij over het niet meer naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. In vers 5-8 legt hij uit wat het is om ‘naar het vlees’ te zijn. Dan bedenk je wat van het vlees is.
Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. Romeinen 8:9
Kanttekening 17 zegt dat zo iemand met zijn verstand en met al zijn zinnen ‘naar vleselijke zaken tracht’. Ze verwij- zen naar Galaten 5 vers 19-21 waarin de zonden genoemd worden tegen Gods heilige wet. Dit bedenken is de dood, het leidt en brengt de mens tot de dood. Het is vijandschap tegen God. Die vijandschap blijkt in het niet onderworpen zijn aan Gods wet. Het vlees kán zich ook niet aan de wet onderwerpen. Zo bedorven is het. Juist als de wet zegt dat iets niet mag, wil het vlees het juist wel doen. Romeinen 7 wijst erop dat de begeerte tot de zonde juist wakker wordt gemaakt als de wet zegt: gij zult niet begeren. Het is de wet der zonde en des doods.
De wet, het vlees en de Geest
De eis van de wet is echter gebleven. De belofte ook. Op volkomen gehoorzaamheid is het eeuwig leven beloofd. Nu is dat ech- ter door de zonde onmogelijk geworden om aan die eis te voldoen. Paulus schrijft in vers 3: ‘Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was’. Wat heeft de zondaar de wet tégen zich.
Hoe nodig is toch het ontdekkend werk van Gods Geest. We zijn van nature zo blind. Paulus schrijft nu in dit hoofdstuk over die Geest en over een wandel naar die Geest. Hij benadrukt in het tweede vers nog eens dat deze wandel nooit uit de zondaar zelf komen kan. Het vlees is immers krachteloos. Het is de wet der zonde en des doods: we doen niet anders dan zondigen en onze wandel gaat alleen maar naar de dood. Die wandel naar de Geest heeft de inwoning van Gods Geest nodig! Ja, die wandel wordt gewerkt door die wederbarende Geest, Die in het hart gaat wonen.
De Geest van Christus
Dat grote wonder is gebeurd bij hen aan wie Paulus schrijft: ‘Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest’. Die Geest vernieuwt het hart. Hierdoor komt het bedenken van de Geest. Het is precies het omgekeerde van het bedenken van het vlees. Dat was vijandschap en de dood. Het bedenken des Geestes is leven en vrede. Hoe kan het toch?
Paulus heeft in vers 1 en 2 gezegd dat die levendmakende Geest in Christus Jezus is. Gods kinderen zijn door die Geest in Chris- tus ingelijfd, in het lichaam van Christus gebracht. Nu is die Geest in Christus én in Gods kinderen. Er mag nu ook gezegd worden: die Geest heeft in het hart plaats- gemaakt voor Christus. Daarom staat er in vers 10 dat ook Christus in hen woont. Het is deze Christus Die door de Vader in de wereld gezonden is in de gelijkheid van het zondige vlees. Nee, Hij heeft nooit een wandel naar het vlees gehad. Hij heeft nooit zonde gedacht of gedaan. Er is zelfs geen begeerte tot zonde in Zijn hart ge- weest. Hij is de vlekkeloos Heilige!
Nu heeft Christus de gelijkheid van het zondige vlees aangenomen dat onderwor- pen was aan de gevolgen van de zonde, tot de dood toe. Als Persoon van de Midde- laar heeft Hij naar Zijn menselijke natuur geleden, is Hij gestorven én opgestaan.
Zo heeft Hij ook alle gehoorzaamheid volbracht. Zo is het recht der wet vervuld! Aan de eis van de wet in schuldbetaling en gehoorzaamheid heeft Hij volkomen, naar het recht van Zijn Vader, voldaan. Hij heeft naar het recht van de wet van de Vader het eeuwige leven en de vergeving van zonden als loon op Zijn wandel verkregen.
De toepassing door de Geest
Hoe groot is dan toch het wonder dat die Geest van Christus plaatsmaakt in het hart voor Hem. Hoe wordt met Hem ook niet álles geschonken in Zijn toepassende arbeid wat Hij heeft verdiend. Welk een troost ligt er toch in de kennis van Hem Die dood is geweest en Die leeft! Maar hoe groot als ook gekend mag worden die Christus in ons. Hoe steil en diep afhanke- lijk is dit alles van het werk en de Persoon van de Heilige Geest. Paulus zegt: Zo ie- mand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem (Christus) niet toe.
Het is ter waarschuwing. Onze eigen wer- ken bewerken geen deelgenootschap aan Christus. Het komt er zo op aan om naar de Geest te zijn (vers 5), waarbij de kantte- kening zegt: ‘die door de Geest Gods zijn wedergeboren’. Hoe smartelijk is het niet als die Geest blootlegt wat onze werken zijn en wat onze wandel is: vlees, vijand- schap, de dood. Het maakt zo’n scheiding tussen God en je ziel. Te weten dat het nooit meer goed te krijgen is door de on- derhouding van de wet, omdat de zonde dat krachteloos heeft gemaakt. Dáár ligt de schuld. Wie geplaatst wordt voor dit recht der wet dat vervuld moet worden, krijgt zo’n dringende vraag naar een mid- del, ja naar de Middelaar en Verlosser, van God geschonken. In Hem is het recht der wet vervuld. Daarom verheerlijkt die Geest Hem, niet alleen in Zijn komst, maar ook in Zijn dood en opstanding, Christus in Zijn staten. Zo heeft Hij immers aan Gods recht voldaan. Zo past Hij Zijn verdienste ook toe.
In die toepassing van Zijn Persoon en werk ligt de troost. Daar klinkt het recht der wet! Op grond van Zijn werk is aan de arme zondaar, waar de Geest en Christus in woont, vergeving van zonden en het eeuwige leven vermaakt. Zo komt God aan Zijn eer, en de zondaar aan de zaligheid.
ds. D. de Wit, Borssele
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 2021
De Saambinder | 24 Pagina's
