Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat zeggen ons de cijfers? [1]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat zeggen ons de cijfers? [1]

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar de meeste kerken in ledental achteruitlopen, liet de jongste uitgave van het Kerkelijk Jaarboek voor ons kerkverband nog een lichte stijging zien. Daarbij moeten we wel de vraag stellen naar de betekenis van al die cijfers.

Zowel in de Rooms-Katholieke Kerk als in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is er immers een groot verschil tussen het aantal leden en het aantal kerkgangers. Dat was vroeger in de Nederlandse Hervormde Kerk ook al zo. Niet voor niets maakte de godsdienstsocioloog Kruijt onderscheid tussen kerkelijken, kerksen en gelovigen.

De PKN heeft altijd nog zo’n 1,7 miljoen leden en doopleden, maar het aantal zondagse kerkgangers komt niet hoger dan 300.000. Veel leden zijn randkerkelijk. Zij gaan zelden of nooit naar de kerk en voelen zich nauwelijks betrokken bij de kerk waar ze officieel lid van zijn.

In de Hersteld Hervormde Kerk werkt die oude volkskerktraditie nog enigszins door. Ook daar zijn er tal van gemeenten met een grote rand van niet of nauwelijks meelevende leden en doopleden. In de afgescheiden kerken lag dat vanouds anders. Wie nooit meer in de kerk kwam, bedankte zelf als lid of werd uitgeschreven na vermaand of gecensureerd te zijn.

Kerkgang

Nu is het ook de vraag welke criteria men hanteert voor meelevende kerkleden. In de brede gereformeerde gezindte gold vanouds dat men geacht werd twee keer per zondag naar de kerk te gaan, tenzij men ‘wettig verhinderd’ was. Dat was ruim zestig jaar geleden ook nog het geval in het grote verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Inmiddels staat die norm, ook in andere kerken die zich gereformeerd noemen, duidelijk onder druk. Het bezoek aan de tweede kerkdienst is in tal van gemeenten zwaar teruggelopen en mensen verzuimen ook gemakkelijker de morgendienst als dat zo uit komt. Dat vind je vooral bij de Nederlands gereformeerden, maar ook bij de vrijgemaakten en aan de linkerkant van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond. In een aantal gevallen is de tweede kerkdienst al geschrapt omdat de opkomst minimaal was. Aangenomen dat kerkgang een belangrijke maatstaf is voor kerkelijke betrokkenheid, wijst dat op een aanzienlijke teruggang. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn de laatste twintig jaar zo’n 8 procent in zielental achteruit gelopen. Maar als er cijfers beschikbaar zouden zijn over het kerkbezoek, dan zou blijken dat de terugloop daarvan veel groter is.

In feite geeft de kerkelijke statistiek dus een geflatteerd beeld. De werkelijke achteruitgang van het kerkelijk leven is veel omvangrijker. Maar dat geldt niet alleen dit kerkverband.

Onder druk

Hoe zou dat bij ons zijn? Een periodieke telling van het aantal kerkgangers, zoals in de Rooms-Katholieke Kerk, vindt bij ons niet plaats. In het geheel van kerkelijk Nederland kenmerken onze gemeenten zich door een trouwe kerkgang, zowel van jongeren als van ouderen. Dat valt ook de buitenwereld op.

Maar zo langzamerhand is er hier en daar toch wel een duidelijk verschil in opkomst waar te nemen tussen de eerste en de tweede dienst. Nu is het niet altijd zo gemakkelijk om die vergelijking te maken. Het is begrijpelijk dat er zondagsavonds minder plaatsen bezet zijn dan zondagsmorgens. Er blijven dan meer kinderen thuis en er is meer oppas nodig. Voor ouderen is twee keer naar de kerk soms een te zware opgave.

Niettemin lijkt het er wel op dat ook onder ons de tweede kerkdienst onder druk komt te staan. Helaas wel. Ontwikkelingen elders in de kerkelijke wereld (en dat zijn meestal negatieve ontwikkelingen) werken na verloop van tijd ook onder ons door. Na de zondagmorgendienst menen sommigen aan hun ‘zondagsplicht’ voldaan te hebben of voelen ze zich vrij om elders hun heil te zoeken. Meestal in een kerk van lichtere signatuur.

Nog lid

De minimale groei van het ledental, waarvan het Kerkelijk Jaarboek veelal blijk geeft, zegt dus niet alles. Ook als je kijkt naar levensstijl en theologische en ethische opvattingen moet je helaas constateren dat onder ons de randkerkelijkheid toeneemt. Over tal van mensen verbaas je je soms dat ze nog lid zijn van de Gereformeerde Gemeenten. Vaak is er dan ook niet zoveel nodig of ze bedanken.

Gelukkig is er altijd nog een groot aantal meelevende leden, die zich in leer en leven verbonden weten met de Gereformeerde Gemeenten en die in deze coronacrisis verlangen om weer elke zondag tweemaal op te mogen gaan naar Gods huis. In het licht van de eeuwigheid is het echter niet voldoende om een meelevend lid te zijn. De grote vraag is of we ook een levend lidmaat zijn (Heidelbergse Catechismus, vraag 54). Daar zal het om gaan.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Wat zeggen ons de cijfers? [1]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's