De Belijdenissen van Augustinus (14-slot))
De vorige keer hebben we het indrukwekkende relaas van Augustinus’ bekering vanuit zijn Belijdenissen gelezen. In deze aflevering – de laatste over Augustinus’ Belijdenissen –probeer ik tenslotte enkele leerzame trekken in (de voorgeschiedenis van) Augustinus’ bekering aan te wijzen. Ik ben niet de eerste die dat doet. Als in de zeventiende eeuw de bekende Engelse puritein John Owen zijn grote werk over de Heilige Geest (Pneumatologia) schrijft, en daarbij ook aandacht geeft aan de bekering als een werk van Gods Geest, wijdt hij een heel hoofdstuk aan de bekering van Augustinus. Volgens hem is deze bekering een duidelijke illustratie hoe de Heilige Geest zondaren tot bekering brengt. Owen onderscheidt daarbij – net als wij dat de achterliggende afleveringen hebben gedaan – tussen een ‘voorbereidend werk’ van Gods Geest en het beslissende moment van Augustinus’ bekering.
[1] Indrukken
Augustinus heeft in zijn leven heel wat indrukken en overtuigingen gehad. Al op jonge leeftijd toen hij erg ziek werd. Maar ook later, toen een goede vriend van hem na een kort ziekbed overleed. Zulke overtuigingen mogen we zeker zien als bemoeienissen van God met een mens. Ze schudden aan ons bestaan. Maar nooit mogen we ze gelijkstellen aan de bekering. De Engelse puriteinen leerden het al: ‘conviction is no conversion’.
Als we in ons eigen leven of dat van anderen zulke indrukken bespeuren, mogen we daar nooit op gaan rusten. Het is nodig om te vragen of de Heere verder wil werken. Zodat de indrukken niet voorbijgaan, maar verdiept worden tot echte bekering.
[2] Historisch geloof
De prediking van Ambrosius van Milaan is voor Augustinus van grote betekenis geweest. Ook al kwam Augustinus aanvankelijk met wereldse motieven naar de kerk, Ambrosius’ preken hebben veel van zijn bezwaren weggenomen. Er ontstond in het hart van de jonge Augustinus een diepe overtuiging dat het Woord van God waar is. We zouden kunnen zeggen: er kwam een sterk historisch geloof bij Augustinus.
Het is een zegen als jongeren en ouderen diep overtuigd mogen zijn van de waarheid van het christelijk geloof. Vooral als we ons dagelijks bewegen in een seculiere omgeving, is dat niet vanzelfsprekend. Maar laten we het klassieke onderscheid tussen historisch geloof en waar zaligmakend geloof niet uit het oog verliezen.
[3] Ellendekennis
Herhaaldelijk schrijft Augustinus over het feit dat de Heere hem aan zijn ellende heeft ontdekt. Soms gebeurt dat heel beeldend: ‘Gij echter, o Heere, … nam mij weg van achter mijn eigen rug, waar ik mij geplaatst had, omdat ik niet op mezelf wilde letten, en Gij stelde mij voor mijn eigen aangezicht’.
Hoe afkerig zijn we vanuit onszelf om onze ellende te zien. We plaatsen onszelf achter ons eigen rug om maar niet op onze ellende te hoeven letten. Wat is het daarom een wonder als de Heilige Geest ons de ogen opent voor Wie God is, en voor wie wij tegenover God zijn.
De kennis van de ellende houdt niet op als iemand enige geloofskennis in het stuk van de verlossing heeft gekregen. Dat laten de Belijdenissen van Augustinus duidelijk zien. Na zijn bekering is Augustinus’ ellendekennis verdiept. En een van de middelen die hem daarvoor tot zegen waren, was het schrijven van de Belijdenissen.
[4] Roepstemmen
Augustinus heeft toen de Heere hem krachtig tot bekering ging brengen, letterlijk een roepstem gehoord: hij hoorde een kinderstem die zingend riep: ‘Neem, lees; neem, lees’. De kerkvader heeft deze woorden beluisterd als een stem uit de hemel. Toch zullen we er goed aan doen om niet de nadruk te leggen op het bijzondere van deze stem, maar vooral te letten op waar deze stem hem bracht: bij het Woord van God. Hetzelfde geldt voor ons vandaag. In ons leven kunnen allerlei roepstemmen klinken. Maar die roepstemmen op zich – hoe onverdiend ook en hoe bijzonder wellicht – maken een mens niet zalig. Wat een zegen als ze ons echter bij het Woord van God en bij de God van het Woord mogen brengen.
[5] De kracht van Woord en Geest
In de bekering van Augustinus zien we duidelijk, dat het Woord van God het middel is waardoor de Heere mensen tot bekering brengt. Het gaat daarbij niet maar om een ‘tekst’ op zich, maar om de inhoud van het Woord die God met kracht in het hart van een zondaar brengt. Augustinus: ‘Ik greep het Woord van God, opende het en las zwijgend de plaats waar mijn ogen het eerst op vielen: ‘Niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; maar doet aan de Heere Jezus Christus en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden’ … Terstond, toen ik deze woorden ten einde gelezen had, stroomde als het ware het licht der gemoedsrust mijn hart binnen en alle duisternis van twijfel vlood heen’.
[6] Gods werk
Wat Augustinus met nadruk duidelijk maakt in zijn Belijdenissen, is dat God hem tot bekering heeft gebracht. Zijn boek is ook geschreven om dat in verwondering te erkennen. Deze verwondering zullen allen die door de Heere werden opgezocht, herkennen. Ik besluit met enkele woorden van de kerkvader zelf: ‘Maar Gij, Heere, zijt goed en barmhartig en, terwijl Gij acht gaf op de diepte van mijn dood, reinigde Uw rechterhand tot op de bodem mijn hart van de afgrond van het verderf. En dat betekende dat ik ophield te willen al wat ik gewild had, en dat ik begon te willen wat Gij wilde’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 2022
Bewaar het pand | 12 Pagina's
