Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van nu af…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van nu af…

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zult gij niet van nu af tot Mij roepen? (Jeremia 3: 4)

Een nieuw jaar strekt zich voor ons uit. Mijn wens voor u, jullie en mezelf ligt in de tekst boven deze meditatie: ‘Zult gij niet van nu af tot Mij roepen?’

De zonde aangewezen

In het gedeelte waaruit de tekst boven deze meditatie afkomstig is, geeft de Heere het volk van Jeremia’s dagen eerst ontdekkend onderwijs. In vers 2 lezen we: ‘Hef uw ogen op naar de hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen? Gij hebt voor hen gezeten aan de wegen, als een Arabier in de woestijn’. De Heere tekent het volk hier op twee manieren. Allereerst in het beeld van een overspelige vrouw. Op de hoge plaatsen, dat wil zeggen op de kale bergtoppen, had het volk afgodsbeelden en afgodsaltaren gebouwd. De Baäls en Astharte werden daar gediend. Men verwachtte de regen en vruchtbaarheid van deze goden en men raadpleegde de goden om de toekomst te voorspellen. Toen het volk dat deed, heeft het geestelijk overspel bedreven. Israël heeft zich ‘laten beslapen’, zegt de Heere. In dat beeld klinkt de pijn van de Heere door: het volk is Hem ontrouw geworden! Het tweede beeld dat de Heere voor het volk gebruikt, bevat eigenlijk een nog ernstiger aanklacht. De Heere tekent het volk namelijk ook als een ‘Arabier in de woestijn’. Bedoeld wordt een Arabische woestijnrover, die loert op de gelegenheid om een nietsvermoedende reiziger of handelskaravaan te overvallen. Zo heeft het volk van Jeremia’s dagen actief geloerd op allerlei gelegenheden om te zondigen.

En nu zegt de Heere: Zie uw beeld eens. Sta eens stil bij wat u hebt gedaan. ‘Hef uw ogen op’ naar de plaatsen van uw zonden. Wie bent u daar geweest?

Met die ontdekkende woorden komt de Heere ook tot ons. Het is alsof de Heere ons vraagt: Zie eens, hoe uw leven was. Welke afgoden hebt u gediend? Hebt u zich niet overgegeven aan allerlei zonden? Bent u Mij niet ontrouw geweest? Hebt u niet geloerd op allerlei gelegenheden om te zondigen? Het kan dat we voor uitbrekende zonden bewaard werden. Maar ook als dat zo was, wat is er niet op onze tong geweest? En in onze gedachten? Is er niet alle reden om ootmoedig ons hoofd te buigen voor het ontdekkende woord van de Heere?

De zegen ingehouden

De Heere voegt er nog iets aan toe: ‘Daarom zijn de regendroppelen ingehouden en er is geen spade regen geweest’. Daarmee wil de Heere zeggen: Toen het volk de afgoden diende en alle zegen van hen verwachtte, heb Ik de vroege regen (in oktober/november) en de late regen (in maart/april) ingehouden. Opdat u zou voelen dat men het tevergeefs van de afgoden verwacht. Zo bezien, kan het inhouden van de zegen van de Heere ook nog een liefdevolle les zijn.

Als het ons dan maar brengt op de plaats, waar het komt tot een breuk met de afgoden, en waar we de Heere gaan erkennen als de ene ware God. En daar bracht het het volk van Jeremia’s dagen… niet. De Heere vervolgt namelijk: ‘Maar gij hebt een hoerenvoorhoofd, gij weigert schaamrood te worden’. Hoe aangrijpend: een volk dat gezondigd heeft, dat door de Heere gekastijd wordt, en dat onder de slagen niet op de goede plaats komt.

De nodiging uitgegaan

En dan breidt de Heere Zijn armen nodigend uit. Naar zo’n volk. En Hij zegt het: ‘Zult gij niet van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd?’ Het is alsof de Heere zegt: Is dit niet het moment dat u zult gaan roepen tot Mij? Dat u zult gaan smeken om Mijn genade? Dat u als een rechteloze een beroep doet op Mijn verbondstrouw? Dat u zult zeggen: Heere, U hebt ons toch als een Vader willen leiden van het begin van onze volksgeschiedenis af? Wilt U ons ook nu leiden, zoals U ons vroeger leidde? Wilt U bekerend onder ons werken? Wilt U daarvoor redenen nemen uit Uzelf?

Wij zouden zeggen: Voor Israël was de tijd voorbij om nog tot de Heere te mogen roepen. Alles was verzondigd. En zo kan een lezer het in zijn eigen leven ook ervaren. Geen recht meer om te bidden en te roepen. Maar hoor hoe de Heere het zegt: ‘Zult gij niet van nu aan tot Mij roepen?’

Misschien hebt u in uw leven nog nooit echt tot God geroepen. Misschien is uw leven in 2021 één lange aaneenschakeling van roepen om en dorsten naar de zonde geweest. Daarmee hebt u eigenlijk geroepen om Gods oordelen! Mogelijk hebt u wel eens geroepen vanuit tijdelijke nood, maar nog nooit geroepen om genade voor uw ziel.

En nu zegt de Heere het zo lieflijk nodigend tot u: ‘Zult gij niet van nu af tot Mij roepen?’ Kom, zou u Hem niet aanroepen? Om álles wat u nodig hebt. Niet alleen voor uw lichaam. Maar boven alles voor uw onsterfelijke ziel. Niet alleen voor de tijd. Maar boven alles voor de eeuwigheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Van nu af…

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022

Bewaar het pand | 12 Pagina's