‘Zoek de verbinding met de ander die heel anders denkt’
In gesprek met prof. dr. E. van ’t Slot over zijn twijfels bij christelijke politiek
Voor een grondig gesprek over de voors en tegens van christelijke politieke partijen kan ik terecht bij de theoloog en Bonhoeffer-kenner Edward van ’t Slot. Op welke manier kan het denken van Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) christenpolitici vandaag de dag helpen om op een vruchtbare manier deel te nemen aan de publieke besluitvorming? Niet zozeer door jezelf als christelijk te profileren, wel door het gesprek met anderen aan te gaan over essentiële vragen.
Vanuit Bonhoeffers denken zijn er volgens de Amsterdamse hoogleraar Edward van ’t Slot stevige kanttekeningen te plaatsen bij het bedrijven van christelijke politiek zoals CDA, ChristenUnie en SGP dat gewend zijn te doen. Bonhoeffer zocht namelijk veel sterker de verbinding met allerlei verschillende personen en partijen.
Voor de christelijke politiek in ons land was Groen van Prinsterer (1801-1876) de grondlegger. Daarna kwam Abraham Kuyper met zijn antithese.
Die term antithese ligt mij niet zo, zal ik maar eerlijk zeggen.
Dat zullen oudgereformeerden en hervormden herkennen. ‘We zijn immers allemaal van dezelfde lap gescheurd.’ Bij Kuypers antithese krijg je een ander gevoel. Dat van ‘wij gereformeerden’ weten het beter…
Je zult toch jezelf voortdurend moeten blijven bevragen, en open het gesprek durven aangaan en daarvan willen leren. Je weet niet waar en wanneer de genade van het ware inzicht zich voordoet. Het kan zomaar zijn dat een moslim van drie straten verderop jou iets vertelt, waarvan je moet erkennen: ‘O ja, je hebt helemaal gelijk, en zonder jou had ik dit niet gezien’.
Groen van Prinsterer had trouwens bezwaren tegen het partijenstelsel, vooral omdat daardoor de eenheid van het volk opgedeeld wordt in aparte partijen.
Dat lijkt me een goede gedachte als je naar het gepolariseerde politieke landschap kijkt. Misschien hebben we vandaag wel 17 miljoen partijen in Nederland nodig.
Maar om nog even terug te komen op de antithese, waar zit uw weerstand tegen deze gedachte?
Door de antithetische geschiedenis van de christelijke politiek in ons land hebben we het zelf zo georganiseerd dat anderen al snel zeggen ‘Jij vindt dat omdat je christen bent, en je mag dat ook vinden, maar daar heb ik dan verder geen boodschap aan, want ik ben geen christen.’
Om die reden denken we als WI-SGP grondig na over vragen waarmee we andersdenkenden kunnen bereiken. Aan het denken zetten, als het even kan. Of door na te gaan waar zich een ‘common ground’ kan bevinden.
Dat is heel goed, maar het is niet alleen de bedoeling dat zij gaan nadenken over de vragen die wij stellen, maar ook andersom. Misschien moet ik ook eens gaan nadenken over hun vragen. Op die manier kan een echt inhoudelijk gesprek tot stand komen. En dan is er vast ‘common ground’ te vinden. Ik ben zelf nooit zo bang dat je de grond als christen zo maar verliest. Je uitgangspunten zijn helder. Maar probeer juist vanuit je eigen denken verbinding te maken met dat van anderen. Dan loop je meer kans die ander te bereiken.
Politiek bedrijven is niet los te zien van het geding om de macht. Iedere politicus is gewild of ongewild betrokken bij getouwtrek over beleidsmaatregelen, discussies over belangenafwegingen. Waaraan kun je christelijke politiek herkennen?
Wanneer je aan politiek doet, ontkom je niet aan het sluiten van compromissen. Je moet samenwerken met anderen om iets te realiseren. Je lijdt soms een nederlaag om ergens anders weer winst te boeken. Politiek heeft inderdaad altijd met macht te maken. Maar kun je dat ook als christelijke partij doen? Die vraag houdt mij al een heel tijdje bezig. Wat je als partij uiteindelijk bewerkstelligt, kun je daar het etiket ‘christelijk’ op plakken? En hoe belangrijk is dat dan?
Uiteraard is het goed dat ook christenen aan de politieke besluitvorming deelnemen. Daarbij gaat het erom dat je van uit je grondovertuiging meehelpt vorm te geven aan de samenleving. Maar dat jouw belang automatisch ook het christelijke belang is – en in een debat zou het dan vanzelfsprekend zo zijn dat andersdenkenden per definitie een niet-christelijk belang vertegenwoordigen – dat gaat mij echt een stap te ver. Dat is te schematiserend. De werkelijkheid is vaak anders.
In de praktijk zie ik dat ervaren politici minder vaak ‘grote woorden’ gebruiken. Maar in een verkiezingstoespraak of een belangrijk debat verwacht ik dat ze hun christelijke politieke idealen helder verwoorden.
Die politieke idealen, gevormd door opvoeding, door de Schrift, door de kerk – die mogen er zijn en dat is goed. Daar voor mag je staan, die mag je in politieke debatten vertolken. Akkoord. Maar het zijn dan wel ‘mijn’ politieke idealen. Of dat altijd christelijke idealen zijn, daar zal ik mij als christen ook op moeten laten beleren. Daar zit de aarzeling bij mij. Bij sociale vraagstukken of bij de omgang met de schepping lijkt het mij evident dat je als christen bepaalde standpunten juist niet kunt innemen, terwijl intussen blijkt dat christelijke politici dat toch doen.
In Bonhoeffers ethiek krijgt het begrip verantwoordelijkheid een sterk accent en een brede betekenis. Hij werkt dat uit in het begrippenpaar van ‘binding’ en ‘vrijheid’, waarbij hij ons leven typeert als ‘een antwoord geven op het woord van God, dat in Christus Jezus tot ons gericht is’. 1 Deze christologische benadering spreekt mij zeer aan.
Ja, mij ook! De focus op Christus helpt Bonhoeffer bij het nadenken over de autonomie van de mens. Om het Luthers te zeggen: Als je in Christus gerechtvaardigd bent, dan word je ook door God op je eigen benen gezet. En dan staat er dus ook iemand.
Sommige christenen zijn geneigd om de menselijke autonomie geheel te ontkennen. ‘Een mens heeft tegenover God geen rechten.’ Hoe ziet u dat?
Ik ben gereformeerd genoeg om daarin mee te voelen. Want als ik over mensenrechten hoor spreken, voel ik diep van binnen ook iets kriebelen. Hoeveel rechten hebben wij als mensen eigenlijk? Daarom vind ik het zo mooi dat een theoloog als Bonhoeffer daar christologisch over nadenkt, zodat er een grond onder die rechten komt te liggen. Mensenrechten staan trouwens niet op zichzelf. Daar komt veel meer bij kijken. Denk aan plichten of verantwoordelijkheden.
Niemand is zo autonoom dat zij of hij niemand anders nodig heeft om echt mens te kunnen zijn. Ieder mens staat in relaties met anderen. Dat jij antwoord kunt geven op iemand anders, betekent dat je zelf ook tot iemand geworden bent. En het is wel nodig dat je iemand bent, anders komt er geen antwoord.
Bonhoeffer beziet dit vanuit christologisch perspectief.
Juist die christologische benadering is zeer behulpzaam om heel kritisch te kijken naar de begrippen die overal om ons heen gebruikt worden, zoals het begrip autonomie.
Als autonomie alleen maar betekent ‘Ik ben eigen baas’ dan kun je je wel afvragen of dat nu zo’n heilzaam autonomiebegrip is. Het lijkt mij dat een gesprek hierover met iemand van D66 prima is te voeren. Dat zou dan bijvoorbeeld kunnen gaan over de vraag hoe individuele autonomie uitpakt voor het geheel van de samenleving . Maar omdat je qua politieke partijen in afgescheiden compartimenten zit, komt dat gesprek een stuk moeilijker tot stand.
Over mensenrechten gesproken: vanuit het Bijbelse gebod ‘Gij zult niet doodslaan’ is een fundamenteel recht op bescherming van het leven af te leiden.
Dit brengt me op de gedachte van Bonhoeffer dat de geboden van God niet alleen maar grenspalen zijn: ‘Tot hier en niet verder!’. Maar de geboden bakenen ook een ruimte af waarbinnen de mens toestemming verkrijgt om voor Gods aangezicht te leven.2 Omdat ik niet behoor te doden, zal ik het leven eren. Christenpolitici zullen over autonomie, mensenrechten en andere centrale begrippen het gesprek met de ander moeten opzoeken. In raadszaal en parlement kun je debatteren, maar wat in de wandelgangen daaromheen gebeurt, is eveneens enorm belangrijk.
SGP’ers zijn gewoon te denken in een tegenstelling tussen wereld en kerk, of tussen christelijk en niet-christelijk. Bonhoeffer zegt dat dit erop uitloopt dat we ofwel seculariseren ofwel fundamentalisten worden. Een spannende constatering.
Laat ik eerst Bonhoeffer citeren: ‘Wat “christelijk” is en wat “wereldlijk” is, staat niet meer van tevoren vast. Beide worden in hun bijzonderheid en in hun eenheid pas herkend in de concrete verantwoordelijkheid van het handelen op basis van de verzoening die in Jezus Christus heeft plaatsgevonden’.3 Wereldlijk en christelijk zijn volgens Bonhoeffer geen afzonderlijke eenheden die je van tevoren even kunt schetsen. Dan doe je volgens hem de werkelijkheid geen recht, omdat die werkelijkheid niet buiten Christus om benaderd kan worden. Hiervoor hanteert hij het moeilijk te vertalen begrip ‘Christuswerkelijkheid’. Daarin hoor je het Schriftwoord doorklinken: ‘God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende’.4 Bonhoeffer zegt dat we geen scheiding meer mogen maken tussen iets dat bij Christus hoort en iets dat bij de wereld hoort. Op z’n Kuyperiaans gezegd: er is geen duimbreed waarvan Christus niet zegt: ‘Mijn!’ Maar dan niet op een militante manier, maar in verzoenende zin. In het denken van Bonhoeffer is de verzoening door God in Christus geen voltooid verleden tijd, maar het is een voortgaand handelen van God. Uiteraard is de verzoening eenmaal geschied aan het kruis, maar zij heeft ook haar doorwerking in het heden. Want het is de Geest die er voortdurend mee bezig is. Het handelen van God is dus niet afgerond, maar gaat nog steeds door.
Wat betekent dit voor het handelen van mensen?
Vooral dat we beseffen dat die eenheid tussen Christus en de wereld voortdurend gestalte aan het krijgen is. Daarmee kom ik op een ander belangrijk woord in Bonhoeffers ethiek: Gestaltung. Ook deze term is lastig in het Nederlands te vertalen, maar als ik zeg dat Christus gestalte krijgt in deze wereld, druk ik op een goede manier uit wat ermee wordt bedoeld. En ook al is dit zeker niet iets dat wij als mensen organiseren, tegelijk worden we er voortdurend bij ingeschakeld. Ons handelen moeten we in dat verband plaatsen.
Dat klinkt tegenstrijdig, maar dat geldt voor meer geloofswaarheden.
Juist wanneer je dit soort paradoxen vergeet, kun je veel gemakkelijker zeggen: ‘het is zwart’ of ‘het is wit’; of: ‘het is christelijk of niet-christelijk’. En dan verval je ook veel gemakkelijker in het seculiere of het fundamentalistische denken, zoals Bonhoeffer stelde.
Want dan heb je de beschikking over een afgebakend geheel van principes en vuistregels waar je voor staat, die je op elk probleem toepast, zo van tjak-tjak-tjak, en daar is mijn standpunt. Wanneer echter dat paradoxale en geestelijke proces van voortdurend gestalte krijgen en vormgeven voor ons van belang is, dan wordt het minder simpel en ook minder duidelijk.
Maar kiezers houden van duidelijkheid. Dus dat wordt lastig voor politici…
Ja, deze christocentrische benadering is heel onaantrekkelijk voor een politieke partij. Zeker voor rechtlijnige christenen die gewend zijn zaken te categoriseren en in te delen. Juist door dat paradoxale wordt het ook moeilijk om dat etiket ‘christelijk’ ergens op te plakken. Is het Christus die gestalte krijgt in het compromis dat we uitonderhandeld hebben? Misschien wel, we moeten dat afwachten, we weten het niet zo zeker. Je bent er als christenpoliticus bij betrokken, je organiseert het mee, maar of het uiteindelijk geheiligd zal worden, dat is niet aan ons mensen.
Wat is dan het goed recht van een christelijke politieke partij? Of is dat er volgens u niet?
Als je het denken van Bonhoeffer als leidraad neemt, kom je denk ik toch eerder uit bij een algemene partij die op basis van gedeelde waarden en doelen, sociale gerechtigheid bijvoorbeeld, deelneemt aan het politieke bedrijf. Bonhoeffer schrijft wel ergens, in 1933, over de mogelijkheid van een christelijke politiek, maar die is voor hem alleen denkbaar in uitzonderingssituaties. Bijvoorbeeld als een kerkelijke politieke partij de enige mogelijkheid wordt om nog voor zulke waarden op te komen.
De vraag voor welke politieke partij Bonhoeffer vandaag zou kiezen, is een anachronistische, want hij is niet hier en nu onder ons...
Maar als je mij vraagt naar het goed recht van christelijke politiek, dan gaat mijn twijfel vooral over het punt of je christelijke principes op formule kunt brengen voor politieke vraagstukken. Als het bijvoorbeeld gaat over de beschermwaardigheid van het leven, de medisch-ethische dossiers van dit moment, kun je daar als christelijke politieke partij een goede, effectieve bijdrage aan leveren? Politici van andere partijen snappen heel goed dat je tegen abortus bent, want je bent christen. En dat betekent dat zij er geen boodschap aan hebben. Het lijkt mij zinniger om in alle rust de onderliggende essentiële vragen te bespreken: hoe kijken we eigenlijk naar nieuw leven in de moederschoot? Is een gelovige de enige die daar met verwondering naar kijkt? Vast niet. Kun je daar samen eens wat langer bij stilstaan, in plaats van meteen naar de standpunten te gaan? Dit soort vragen zou je moeten kunnen bespreken, zónder dat er een claim op ligt van een groepering waar je bij hoort. Dan kun je het gesprek op inhoud voeren. Ik ben bang dat dit de afgelopen vijftig jaar niet altijd gelukt is.
Dat komt mede doordat de camera’s en microfoons van de media erop gericht zijn. Dan wordt de ruimte voor een politicus om te manoeuvreren, om zich te laten overtuigen, erg klein. Ook bij heel andere onderwerpen werkt dat mechanisme zo.
Stel je voor dat je dan wat water bij de wijn doet. Dat is helemaal niet je intentie, want het is helder wat je wil bereiken. Op dit moment wordt het debat sterk beheerst door polarisatie, waarbij elke partij haar stellingen stevig betrekt en politici niet naar elkaar luisteren. Dat maakt het allemaal nog moeizamer en ingewikkelder.
U bedoelt dat op een aantal dossiers een soort van loopgravengevecht ontstaat, waarbij politici de argumenten als projectielen naar elkaar slingeren.
Inderdaad, die argumenten zijn vooral bedoeld voor profilering bij de eigen achterban. Dat schiet niet op. Het is niet vruchtbaar voor de samenleving. De ‘oude verzuiling’ had nog dit pré dat er een vertrouwen was vanuit de achterbannen. De leiding zal het wel goed regelen, zogezegd. En op die basis kon de leiding ook compromissen sluiten. Helaas is dat weg. Aan alle kanten is het vertrouwen weggelekt.
Waaraan zou een politieke partij die zich christelijk noemt volgens u herkenbaar zijn als christelijke partij?
Voor mij zou dat zijn: de principiële openheid om van de ander te leren. Juist niet altijd maar je eigen stellingen betrekken, maar ook de openheid, de kwetsbare opstelling om je eigen principes te laten bevragen.
Het gegeven dat je gelooft, dat je lid bent van de kerk, dat je de geloofsartikelen beaamt als basis onder je bestaan, dat je met alle beperktheid je leven probeert te leiden voor Gods Aangezicht, dat blijft allemaal staan. Die vaste grond van het geloof wankelt niet zomaar. Dan is het toch niet zo spannend meer om door een ander bevraagd te worden op standpunten en principes, of om na te gaan denken over gezichtspunten waar je nog niet aan had gedacht?
En een christenpoliticus, waaraan herkent u die?
Oudtestamentisch gezien is dat het beschermen van de wezen en de weduwen, de kwetsbaren in de samenleving van toen. Rechtvaardigheid en recht zullen bij een christenpoliticus veel meer accent krijgen dan autonomie. Niet dat autonomie onbelangrijk is of dat je er niets mee kunt, integendeel, maar je moet het wel duidelijk definiëren. Ook de zorg voor de schepping lijkt mij een thema dat in deze tijd onontkoombaar is voor een christenpoliticus. Rentmeesterschap is een belangrijke waarde voor een christen. Helaas is dit onderwerp helemaal gepolariseerd.
Goede zorg voor Gods schepping wordt nogal eens weggezet als een linkse hobby.
Dat laat zien dat het gesprek hierover op een onvruchtbare manier wordt gevoerd. Als ik bij een boer op de boerderij kom, dan zie ik dat daar vaak op een heel liefdevolle manier met de dieren wordt omgegaan. Een uiting van rentmeesterschap. Het is pijnlijk als daar zomaar overheen gekibbeld wordt. Er is te vaak slecht met de boeren omgegaan en de politiek krijgt daar nu de rekening voor gepresenteerd. Maar het is ook helder dat rentmeesterschap zich slecht verhoudt met voortdurende schaalvergroting en intensivering. Rentmeesterschap vraagt nu ook dat we uit zorg voor de schepping pijnlijke beslissingen nemen. Inleveren. Het helpt niet om dat soort inzichten weg te zetten als links, of rechts.
Bonhoeffer maakt in zijn ethiek een onderscheid tussen het ‘laatste’ en het ‘voorlaatste’. Dat snijdt de pas af voor pogingen om de ideale staat of de perfecte samenleving te realiseren.
Wat christenpolitici met hun politieke handelen bereiken en de idealen die ze nastreven, hoort altijd bij het voorlaatste. Hopelijk is het ‘t beste wat er uit te slepen valt. Maar het laatste woord is aan God. Intussen mogen wij mensen aan het voorlaatste werken, zegt Bonhoeffer, met het oog op en vanuit het laatste: de zekerheid dat er een rechtvaardigend woord van God komt. God zal op de jongste dag rechtspreken en rechtzetten. Wij mensen, die leven in het voorlaatste, zullen genoegen moeten nemen met wat we ervan met elkaar terecht brengen. Want wij kunnen de plank misslaan. Dus het streven naar de ideale staat, voor christenen de theocratie waarin het allemaal kloppend is, dat zal ons niet lukken. Dat doet God Zelf.
Deze Bijbelse noties nopen tot bescheidenheid. Maar ze sneeuwen onder in ons politieke stelsel waarin Kamerleden zich in de media moeten profileren om kans te maken op herverkiezing en partijen elkaar verdringen om de gunst van de kiezer…
Ja, ik zou hopen dat we elkaar in de kerk toch leren om anders te opereren. Dat is trouwens niet het enige wat ik erover wil zeggen. Ik voeg eraan toe dat de ambachtsvrouw of -man (zet de vrouw maar voorop) in de politiek zich als christen wel degelijk in de ruimte gezet mag weten. Ook de ruimte krijgt om daar haar of zijn bijdrage te kunnen leveren, overigens zonder de kritiek van het Evangelie op die profileringsdrang te vergeten. Het hele denken dat zich concentreert op macht en aandacht is uiteindelijk dodelijk voor het inhoudelijke gesprek. Het moet toch een van de hoogste waarden zijn in het politieke bedrijf dat je werkelijk met die ander in gesprek komt. Juist christelijke politiek zou dit hoog in het vaandel moeten voeren. Je zoekt de verbinding met de ander die heel anders denkt. Natuurlijk moet je op een gegeven moment knopen doorhakken en voor of tegen een voorstel stemmen. Dat begrijpt iedereen. En die ruimte mag je ook nemen.
‘Veronachtzaming van de tweede tafel (van Gods wet) verwoest het leven zelf – dát leven dat de overheid nu juist in stand heeft te houden’, zo stelt Bonhoeffer. 5 Kun je de eerste tafel van Gods wet wel ‘losknippen’ van de tweede tafel?
Je kunt geen scheidingswand plaatsen tussen de twee tafels van Gods wet. De Godsopenbaring is totaal, daar komt God helemaal in mee. In elk gebod hoor je als het ware een echo van de andere geboden. Als ik tegen één gebod zondig, zondig ik tegen alle geboden, zo zegt de apostel Jakobus. Hoe kun je het leven beschermen – dat is niet alleen maar formeel te regelen. Heb je het zesde gebod helemaal gehouden als je geen moord hebt gepleegd? Nee, dit gebod heeft een veel wijdere strekking. Daarbij gaat als het ware heel de Bijbel open. Dan gaat ook de eerste tafel meeklinken. Het eren van het leven staat niet los van het eren van God, de Schepper van het leven. Als het gaat over de rol van de overheid, is de lijn van Bonhoeffer wel dat de overheid die ruimte moet borgen. Dus dat de overheid de grenzen die burgers niet mogen overschrijden ook bewaakt. Bijvoorbeeld als er doodslag of moord plaatsvindt, dan krijgen daders met de overheid te maken. Maar ook op het moment dat de ruimte om God te eren wordt ingeperkt. Dan moet de overheid ook optreden en dat doet ze in de praktijk ook. En we mogen hopen en bidden dat dat zo blijft.
Bovengenoemd citaat van Bonhoeffer is ontleend aan zijn theologisch advies over staat en kerk. Hij schreef dat in 1941, in de context van het naziregime.
In dit bezinningsstuk van hem gaat ontzettend veel verzet schuil. Dat valt niet meteen op, omdat hij heel voorzichtig moet formuleren. Maar Bonhoeffer zegt bijvoorbeeld ook dat de overheid haar eigen grenzen moet weten. Op het moment dat de overheid gaat bepalen wat mijn beeld van het goede leven moet zijn, of dat de overheid gaat voorschrijven op welke manier ik God moet dienen en op welke manier dat niet mag, dan beseft die overheid niet meer waartoe zij hier op aarde is. Dan gaat ze over haar grenzen heen.
Vandaar dat Bonhoeffer die grenzen zo duidelijk aangeeft en dat hij ook schrijft over domeinen of ordeningen waarin het leven zich afspeelt en die de overheid moet respecteren. Die afbakening van levensterreinen (hij noemt ze ‘mandaten’) vormt een belangrijk weerwoord tegen de nazistaat. Het totalitarisme van de nationaalsocialisten was daarmee lijnrecht in tegenspraak. Vandaag de dag leidt deze afbakening van grenzen tot de vraag in hoeverre de overheid mag heersen over het geloof en de gewetens van burgers. Dat lijkt mij een belangrijke en actuele vraag voor alle politici, christelijk of niet.
Bronnen
1 Dietrich Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek (samengesteld en ingeleid door Gerard den Hertog en Wilken Veen), Zoetermeer 2012, p. 177-178.
2 Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek, p. 276.
3 Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek, p. 185.
4 2 Korinthe 15:19-20.
5 E. van ’t Slot, De politieke Bonhoeffer. Kerk en overheid toen en nu, Utrecht 2018, p. 24.
Over prof. dr. E. van ‘t Slot
Edward van ’t Slot is als hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam en Groningen. Ook is hij voorzitter van het Bonhoeffer Werkgezelschap in Nederland. In 2010 promoveerde Van ’t Slot cum laude op het proefschrift Openbaringsnegativisme: Bonhoeffers kritiek op Barths actualistische geloofsbegrip (Zoetermeer 2010). Van ‘t Slot (1973) studeerde theologie aan de Universiteit Utrecht en werd in 2001 bevestigd als predikant van de hervormde gemeente Opende-Kornhorn. Van 2009 tot 2015 diende hij de protestantse wijkgemeente Stinskerk-Westenholte te Zwolle. Sinds november 2015 is hij predikant voor bijzondere werkzaamheden. Recente publicaties van zijn hand zijn Zondig dapper: Bonhoeffer over christelijk handelen (Utrecht 2019) en Dietrich Bonhoeffer, De levende kerk: Teksten over de kerk 1932-1933 (Utrecht 2018). Onder zijn redactie verscheen het boekje De politieke Bonhoeffer. Kerk en overheid toen en nu (Utrecht 2018).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2023
Zicht | 112 Pagina's
