Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkrecht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.J.H. Post, Gerechtigheid en recht. Bijbelse kernbegrippen juridisch belicht (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019) 383 p., € 35,00 (ISBN 9789043532242).

De auteur van dit opmerkelijke boek is advocaat en specialist op het gebied van protestants kerkrecht. Zijn voorliefde om recht en theologie dicht bij elkaar te houden bracht hem tot het schrijven van deze studie, waarin hij vanuit zijn eigen expertise licht werpt op de juridische context van veel bijbelgedeelten en tegelijk dieper afsteekt met een bezinning op de relatie tussen recht en gerechtigheid, en de relevantie van wat de Bijbel hierover zegt voor de situatie van vandaag. Onmiskenbaar is de dimensie van recht en gerechtigheid in de Bijbel van grote betekenis. In een klassieke studie over recht in het Oude Testament, Die Hebräische Rechtsgemeinde (1931), schreef L. Köhler de veelgeciteerde zin: ‘Das Recht ist dem Hebräer sozusagen ins Blut gegangen’. Een verlangen naar rechtvaardige verhoudingen en rechtsherstel doortrekt vele tekstpassages, tot diep in het bijbelse godsbeeld toe.

De verdienste van de goed geschreven – en rijk verluchte – studie van Post is dat de lezer veel informatie ontvangt over rechtsverhoudingen in en achter bijbelteksten, hetgeen geregeld heel verhelderend is. Niet alleen betrekt hij hierbij rechtsbronnen uit het oude Nabije Oosten en klassieke literatuur, maar ook – mede met behulp van input van dr. Bart Wallet – joods-rabbijnse teksten.

Stap voor stap gaat hij de hele Bijbel door, vanaf de patriarchentijd tot en met de brieven van Paulus. Tegelijk worden steeds lijnen doorgetrokken naar de huidige wetgeving, met casussen uit de moderne rechtspraak. Dit maakt het lezen van dit boek tot een boeiende onderneming, waarvoor we de auteur dankbaar zijn. Dat een jurist op deze wijze met ons de Bijbel wil lezen, is zeer te waarderen. Dit boek te schrijven was voor hem een soort ontdekkingsreis, in het besef ‘Vrijwel altijd valt er nog veel meer te zeggen’ (14).

Bij dit laatste aanhakend, doe ik enkele suggesties. Het boek laat een paar lastige vragen liggen, zoals het probleem van de collectieve straffen. Was er in oud-Israël verschil tussen ‘wereldlijk recht’ met individuele straffen en ‘religieus recht’ met de mogelijkheid van collectieve straffen? Vergelijk bijvoorbeeld Deuteronomium 5:9-10 en Deuteronomium 24:16. En ging het bij de strijd tegen de Kanaänitische volken en Amalek echt om ‘genocide’ (88)? Een ander punt is het onderscheid tussen wraak en vergelding. De auteur lijkt wraak gelijk te stellen met eigenrichting (31), en noemt het wraakrecht typerend voor een primitieve samenleving (32). De bijbelse wraak heeft echter bij uitstek een juridische connotatie. Een betere begripsdefinitie zou de auteur hebben kunnen behoeden voor bijbels-theologische kortsluitingen zoals die we bijvoorbeeld op 272 vinden: ‘Jezus leert (..) vergevingsgezindheid (..) Het is een reactie op de wraak en vergelding die in het Oude Testament het uitgangspunt vormde’. Ook roept de vergelijking tussen de Griekse cultuur die om schaamte en eer zou draaien en de Joodse cultuur van schuld en vergeving (85) vragen op, of de formulering dat theologie en recht ‘twee tegengestelde werelden’ zijn (15). Dat we de structuur van oudoosterse vazalverdragen in de decaloog zien terugkomen (100), wordt door weinig oudtestamentici nog onderschreven. De datering van zowel de tweede helft van het boek Jesaja als van het boek Ezechiël in de vijfde eeuw (245 respectievelijk 248) is niet erg waarschijnlijk. En als Mordechai zelf werkelijk tot de groep Judese ballingen van 597 zou hebben behoord (217), was hij ten tijde van Ahasveros zo’n 120 jaar, en de schone Esther ver over de 80 jaar.

Dat een jurist veel theologische literatuur weet te vinden en te gebruiken is respectabel; op dit punt valt echter nog enige winst te boeken. Helaas ontbreekt een bibliografie, maar in de voetnoten is te merken dat soms uit verouderde literatuur wordt geciteerd, terwijl een modern standaardwerk als dat van Raymond Westbrook, A History of Ancient Near Eastern Law (twee delen) ontbreekt. Ook lezen we niets over de zeer belangrijke discussie over de rol van het juridische denken in de Bijbel zoals die in de tweede helft van de vorige eeuw uitgelokt werd door Klaus Kochs these over de Tat- Folge Zusammenhang (of: ‘Schicksalwirkende Tatsphäre’). Niek Schuman schreef hierover zijn volumineuze dissertatie Gelijk om gelijk. Verslag en balans van een discussie over goddelijke vergelding in het Oude Testament. Ten slotte: een tekstregister had eigenlijk niet mogen ontbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020

Theologia Reformata | 123 Pagina's

Kerkrecht

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2020

Theologia Reformata | 123 Pagina's