Boekbesprekingen
Henk ten Brinke, Erfzonde? Onvermijdelijkheid en verantwoordelijkheid (Utrecht: KokBoekencentrum Academic, 2018) 420 p., € 29,99 (ISBN 9789023955603).
Henk ten Brinke, momenteel leraar godsdienst te Brussel, promoveerde op 19 december 2018 aan de VU op het onderwerp de erfzonde. Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor deze knappe studie en hem van harte feliciteren met dit resultaat. Ten Brinke heeft een prettige stijl van schrijven: helder en toegankelijk.
Het boek is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel is historisch-theologisch van aard; het tweede bijbels-theologische en het laatste systematisch. In eerste instantie leek me dit best behoorlijk breed, maar gaandeweg werd duidelijk dat hij het nodig had. Aan het einde kwamen de lijnen prachtig bij elkaar.
Ten Brinke heeft moeite met de klassieke erfzondeleer. De erfschuld is volgens hem een dogmatisch concept dat zo niet terug te vinden is in de Bijbel. Hij wil een theologisch antwoord geven op de psychologische vraag van Aleid Schilder (Hulpeloos, maar schuldig). De hoofdvraag luidt dan ook: hoe is de relatie tussen de onvermijdelijkheid van de zonde en de verantwoordelijkheid van de mens voor de zonde?
In het eerste deel (historisch-theologisch) worden drie visies van theologen op de erfzonde besproken: van Augustinus, Anselmus en Calvijn. Augustinus krijgt de meeste aandacht, omdat de andere twee op hem voortborduren. Augustinus keerde zich tegen het manicheïsme (fatalisme) en het pelagianisme (schuldeloos geboren). Hij stelde dat de mens verantwoordelijk is voor
In het tweede gedeelte treden we in een ander vakgebied: de bijbels-theologische wetenschap. Het eerste hoofdstuk van dit deel (H5) gaat over hoe we Genesis 1 tot en met 3 (of 11) moeten lezen. Ten Brinke wijst op de historiografische intentie van dit gedeelte. Tegelijk gaat hij ervan uit dat de wereld is ontstaan zoals dat wordt beschreven door de evolutietheorie. Ten Brinke is zo eerlijk om te concluderen dat er nog geen overtuigende manier is om een historische Adam en Eva te plaatsen binnen het paleoantropologische schema van de evolutietheorie. Aan het einde van dit hoofdstuk stelt hij voor om de beide verhalen in hun eigenheid te respecteren. Voor mij is dit wel een vorm van perspectivisme. Ik zou hier toch de conclusie trekken dat deze twee verhalen elkaar niet verdragen.
Het volgende hoofdstuk vind ik ook spannend: Hoe wordt er binnen het Oude Testament gekeken naar het collectivum?
Uiteindelijk komt Ten Brinke uit bij het begrip bēt ‘āb (het huis van mijn vader) dat nieuw licht werpt op hoe wij verbonden zijn met Adam. Hij concludeert dan: ‘Genesis laat zich lezen als de geschiedenis van de bēt ‘āb van de eerste mens, als een metafoor van de grootfamilie van het oude Nabije Oosten.
Als bēt ‘āb deelt de hele mensheid in de gevolgen van Adams zonde. Maar dat gaat niet buiten haar eigen schuld om. Het gaat niet om een collectieve schuld, maar om een cumulatieve schuld; niet om een transgenerationele straf, maar om een cumulatieve straf’ (190). Bij het lezen van dit gedeelte werd ik nieuwsgiering hoe binnen het jodendom tegen de oorsprongszonde wordt aangekeken. Had dat hier geen extra inzicht kunnen geven?
Uiteraard wordt er ook de nodige aandacht besteed aan het Nieuwe Testament, en dan met name aan de brief aan de Romeinen. Sinds Adams zonde zijn wij mensen in de macht van de zonde. Wij zijn ‘vlees’; we zijn niet opgewassen tegen de zonde. Tegelijk blijven we wel verantwoordelijk voor de zonden.
In het laatste deel wordt op een systematische wijze het voorgaande verder doordacht. Waarom is zondigen onvermijdelijk?
En als zondigen onvermijdelijk is, waarom is de zondaar dan wel moreel verantwoordelijk voor zijn zonden? Ten Brinke eindigt zijn proefschrift met de uitspraak dat de mens vergeving én bevrijding nodig heeft, namelijk als dader en slaaf van onze zonde. In het Onze Vader bidden we om vergeving (‘vergeef ons onze schulden’) en om verlossing (‘verlos ons van de boze’).
Als jonge jongen liep ik vast in de erfzonde: schuldig door Adams zonde? Tijdens doopgesprekken is nogal eens kritiek geuit op de erfzonde. Na het lezen van deze studie heb ik wel nieuwe antwoorden gekregen.
Tegelijk moeten we erkennen dat we het bittere raadsel van de zonde(n) nooit helemaal kunnen doorgronden. Ik dank Ten Brinke voor deze boeiende studie. Ten slotte heb ik nog wel een vraag: hoe zou hij de tweede doopvraag willen herformuleren?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019
Theologia Reformata | 112 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019
Theologia Reformata | 112 Pagina's