Veilig voor het water
De regen valt met bakken uit de hemel en de wind loeit om het huis. Hoge, sterke golven beuken tegen de slecht onderhouden dijk. Het zal niet lang meer duren of de dijk gaat het begeven. Micha en Simon (10) uit Middelburg bekijken met grote ogen het schouwspel. In Deltapark Neeltje Jans ervaren ze hoe de Watersnoodramp was en leren ze van Rob en Valerie waarom de Deltawerken zo belangrijk zijn.
„Ooit komt er een ramp waardoor half Nederland onder water komt te staan! De dijken zijn te laag en veel te zwak, waarschuwde Johan van Veen steeds”, vertelt Valerie. Samen met Rob werkt zij bij Deltapark Neeltje Jans. Ze loopt met de twee vrienden naar een beeld van Van Veen. „Johan bedacht hoe Nederland beschermd kon worden tegen het water. Maar er was geen geld voor de plannen. Toch ging hij door met het verbeteren van zijn ontwerpen. Op 29 januari 1953 leverde hij zijn plannen voor de Deltawerken in. En precies drie nachten later, op 1 februari, gebeurde de ramp. De dijken braken, en grote delen van Nederland kwamen onder water te staan.”
„Hier zijn we nu”, wijst Valerie aan op een grote kaart van Nederland. „Hier is Deltapark Neeltje Jans, midden op het werkeiland voor de Oosterscheldekering.” Het plekje op de kaart is helemaal vervaagd, zodat er alleen nog een wit vlekje zit. „Zoals jullie kunnen zien is deze plek al heel vaak aangewezen”, lacht Valerie. De jongens grijnzen.
De Deltawerken
Micha en Simon bekijken de kaart nauwkeurig. In 1953 stroomde het water van de Noordzee vrij de wateren rondom Zeeland binnen. Nu kan dat nog steeds, maar bij te hoog water kan het worden tegengehouden. De streepjes op de kaart maken scheiding tussen de Noordzee en de Oosterschelde en Grevelingen.
„Dit zijn de Deltawerken”, vertelt Rob. „Na de Watersnoodramp is de regering direct de plannen van Johan van Veen verder gaan uitwerken. Want zo’n ramp wilden ze nooit meer! Al die streepjes zijn dammen en keringen om het zeewater tegen te houden. Dat zijn grote bouwwerken, midden in het water, zodat de zee niet verder kan.
Tussen de Oosterschelde en de Noordzee bouwde men de Oosterscheldekering. Dat was een heel karwei. Naast de kering hoogden de werkmannen een zandbank op, zodat er een eiland ontstond: het werkeiland Neeltje Jans, waar het Deltapark nu nog opligt.” Valerie en Rob lopen met de jongens naar een grote glazen bak waar een maquette in staat. Simon enMicha zien het eiland inhet klein. Ook een deel van de Oosterscheldekering is goed te zien.
Achtste Wereldwonder
„Op het eiland werden pijlers gebouwd.” Valerie wijst de grote, betonnen dingen aan. „Voordat die het water in konden, werden er lange matten op de bodem van deOosterschelde uitgerold. Daarna zogen grote stofzuigers de matten helemaal schoon. „Wordt al het water dan niet opgezogen?” vraagt Simon met een frons inzijn voorhoofd. Rob lacht. „Nee hoor”, zegt hij. „Het is net als bij een zeef. Zand en steentjes bleven hangen en het water liep er zo weer uit.”
Als zeeen pijler naar de goede plek wilden brengen, zetten de mannen eerst een deel van het eiland onder water. Pas als de pijler een stukje in het water hing, kon hij door een groot schip, ”de Ostrea”, verplaatst worden.
„Ik snap hoe dat komt”, zegt Micha. „Ik zwem elke dag. In het water ben jelichter. De pijler dus ook.”
„Klopt”, lacht Valerie. Ze vervolgt: „Als depijler op de goede plek stond, stortten zedepijler vol met zand en plaatsten ze grote stenen op zijn voet. Het ding kon onmogelijk meer wegdrijven. Het duurde tien jaar voor het enorme karwei afgerond was. De Oosterscheldekering is wel 9kilometer lang. Demensen vonden het zo’n bijzonder bouwwerk en zo modern, dat de kering ook wel het achtste wereldwonder wordt genoemd.”
Een groot apparaat met allerlei metertjes en knoppen staat werkeloos ineen hoek. De jongens trekken aan wat hendels, maar ergebeurt niks. „Dit is een rekenmachine.” vertelt Valerie. „Die gebruikten ze om uit terekenen hoe en wanneer ze de pijler het beste in het water konden gaan plaatsen.”
Schuiven Dicht
Tegenover derekenmachine staat een schaalmodel van de Oosterscheldekering. Micha drukt opeen ronde knop. Tussen de pijlers zakken zwarte platen langzaam naar beneden.
„Kijk, de schuiven sluiten”, wijst Rob. „Als het water boven 3 meter NAP is gestegen, gaan de schuiven naar beneden. Er kan dan geen zeewater meer deOosterschelde instromen. Zo wordt het land beveiligd tegen de zee.
Tijdens dewatersnoodramp in 1953 was het waterpeil zelfs 4,20 meter hoog gestegen.
Erg gevaarlijk! Maar dat kan nu niet meer.”
Aan demuur toont een grote foto een pijler met twee ‘minimensen’ ervoor. Hoe vaak passen de mensen in de pijler? Micha enSimon testen het door hun handen afwisselend boven elkaar te houden. Demensen lijken zo’n achttien keer in de pijler tepassen. Dat klopt aardig, de pijlers zijn namelijk tussen de dertig en veertig meter hoog.
Geef Mij Ook Een Hapje!
„Hela, weg jij!” roept Micha en ook Simon houdt zijn koek angstvallig bij zich. Buiten vliegen demeeuwen laag over hun hoofden. Zij hebben wel zin in een lekker hapje. Maar zehebben pech. De jongens werken hun koek snel naar binnen.
Op het pad naar de Oosterscheldekering staan drie katrollen. Aan elke katrol hangt een zware kei, net inhet water. Simon gaat aan een stang hangen. Dekei gaat moeiteloos omhoog, tot de steen uit het water komt. Want in het water voelt de steen nog niet zo zwaar, maar daarna…
De Kering
Dan staan de jongens eindelijk oog inoog met deOosterscheldekering. Wat een constructie! Bovenop dekering rijden auto’s. Zelijken wel speelgoed vanaf deze afstand. „Waarvoor zijn aldie buizen, op de kering?” willen de jongens weten.
„Die zorgen ervoor dat de schuiven zakken”, vertelt Rob. „Hoe moet dat als de stroom uitvalt?” vraagt Micha.
„Aan de overkant staat het Topshuis,” antwoordt Rob. „In dat gebouw zitten mensen om alles indegaten te houden. En als die er niet zijn, werkt de stormvloedkering alsnog automatisch. In geval van nood kunnen de schuiven altijd dicht.” Dat is een hele geruststelling.„Zien jullie die gele boeien, verderop inhet water? Totdaar komen de matten die onder depijlers liggen”, wijst Valerie.
„En waar zijn die twee rode strepen opdeeerste pijler voor?” vraagt Simon.
„Als het water zo hoog komt als deonderste streep, gaan de schuiven dicht”, vertelt Rob. „Tijdens de Watersnoodramp kwam het water helemaal tot de bovenste streep.”
Wat een geluk dat de Deltawerken er nu zijn. Dankzij hen houden wij droge voeten.
Een regelrechte ramp
In de nacht van 31januari op 1februari in1953 stak er een zware Noordwesterstorm op in Nederland. Door de Tweede Wereldoorlog, die nog niet zolang geleden afgelopen was, waren de dijken al jaren niet goed meer onderhouden. Ze waren dun, laag en kwetsbaar.Midden indenacht braken de dijken op meerdere plekken inZeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant: de Watersnoodramp.
In Deltapark Neeltje Jans kun je veel verhalen over de ramp vinden. Achter een luikje ligt een handgeschreven brief.Een stem leest de brief voor.Het is geschreven door een kind. „Papa moest
snel komen, want de dijk kon wel doorbreken. Het water staat zó hoog! Zo heb ik het nog nooit gezien.”
Verderop zit een opgezette haas. Het dier probeerde voor het water uit te rennen, maar werd toen gevangen genomen.
Door de ramp stortten heel veel huizen in en duizenden mensen en dieren verdronken of werden geëvacueerd. Om ervoor te zorgen dat dit niet nog eens gebeurt, zijn de Deltawerken gebouwd. Terbescherming van Nederland, in de strijd tegen het water. Toch kunnen de Deltawerken ons alleen beschermen als de Heere ze zegent. Hij is onze beschermer!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 augustus 2024
Kits | 32 Pagina's
