Samenspraak over de brief van Paulus (25b)
Dengenen wel, die, met volharding in goed doen, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; Maar dengenen die twistgierig zijn, en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden. Romeinen 2:7 en 8
HOPENDE: De apostel heeft geen ander oogmerk met zijn schrijven dan om de rechtvaardigheid Gods te verhogen. Zo zal hij ook recht de vrije genade Gods kunnen verheerlijken in het zaligen van de zondaar. Neen, hij is niet bezig met een leer van goede werken te verdedigen in de Romeinenbrief. Hij trekt een scherpe scheidslijn tussen het werk dat uit God is en het werk dat van de mens zelf is. Het is wel waar, dat het niet eender is hoe de mens zich uitleeft. Jood en heiden worden door de apostel schuldig verklaard om de werken die zij gedaan hebben. Hij spreekt in dit hoofdstuk over Jood en Griek, zoals we nog wel hopen te horen. De heidenen zullen zelfs niet te verontschuldigen zijn, daar zij tegen het licht van de natuurlijke Godskennis in, zich op zo’n gruwelijke wijze hebben uitgeleefd. En de Joden zullen nog minder te verontschuldigen zijn, daar zij zoveel goedertierenheid versmaad hebben als waarover we zo-even iets hebben gezegd. En wat de apostel van Jood en Griek zegt, dat geldt ook voor ons. Het is wel nodig, dat we in zo’n ontzettende tijd als waarin wij leven, daar toch ook op wijzen. Het is ontstellend, als men met een graven in de wand, steeds meer gruwelen ontdekt, die op heden ook onder de godsdienst worden bedreven. Men hoort steeds meer, niet alleen van de Sodomszonde, maar ook van de bloedschande die men bedrijft, wat alles met geweld gepaard gaat en dan ook tegelijk nog wel onder een vrome schijn. God zal al deze boze werken en deze verborgen zonden, eens aan het licht brengen. En dan zal men het weten dat men dag op dag zich toorn vergaderd heeft als een schat in de dag des toorns.
UITZIENDE: Te meer in zo’n tijd als waarin wij leven, zal het dan toch wel een zeer groot wonder zijn, als we zullen mogen behoren tot degenen van wie de apostel in het 7 de vers zegt: Dengenen wel, die, met volharding in goed doen, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven. De mens is eenmaal als een zeer heerlijk schepsel uit de handen van zijn Maker voortgekomen. Hij was geschapen naar Gods beeld, wat de mededeelbare eigenschappen betrof, zoals kennis, gerechtigheid en heiligheid. Zo mocht hij zich in de gemeenschap Gods verlustigen. Welk een grote eer was daaraan toch verbonden. En het eeuwige leven wachtte de mens, wanneer men in het proefgebod staande zou blijven.
Maar men heeft die heerlijkheid versmaad en de eeuwige dood gekozen boven het eeuwige leven. En nu zal het alleen door de genade Gods zijn, als men weer met volharding in goed doen, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zal mogen zoeken en alzo het eeuwige leven zal mogen verkrijgen. Neen, dit is geen eigen werk van de mens, maar het is wel noodzakelijk dat dit werk bij ons te vinden zal mogen zijn.
God schiep de mens goed en volmaakt, met de wet der liefde in het hart. Zijn herscheppend werk is ook goed en volmaakt. Dan is ook weer de wet der liefde in het hart te vinden. Men krijgt een afkeer van de zonden, maar ook een innerlijke trek naar het goede, want men zou wel heilig voor God willen leven. En waar dit nu uit een nieuw levensbeginsel voortkomt, is er ook een volharden in het goed doen. Er is een grijpen naar het eeuwige leven. De mens van nature grijpt naar de eeuwige dood. Dit heeft men eenmaal gedaan in het eten van de verboden boom. En nu kan men niet anders meer dan naar de eeuwige dood grijpen, daar men ook geestelijk dood is. Dood door de misdaden en de zonden. Men zoekt zijn leven en vermaak in wat niet anders is dan de dood.
HOPENDE: Och vriend, nu wil ik toch wel iets van mezelf verklappen. De vorige keer heb ik ons gesprek besloten met op te merken dat ik niet uit kan komen boven degenen naar hun hardigheid en onbekeerlijk hart zich toorn vergaderen als een schat. Toch mag ik ook wel eens het onderscheid zien. Als ik zo zie hoe de natuurlijke mens alleen maar hart en oog heeft voor natuurlijke dingen en ook voor wat de wereld biedt in deze tijd, dan mag ik toch ook weer zien dat ik in wat anders mijn vermaak gevonden heb. En als ik dan eens met anderen spreek, ook met hen die ik in de leer van Gods Woord heb te onderwijzen, over geestelijke dingen en over die zaken die mijn ziel zo dierbaar zijn geworden, dan zie ik toch zo duidelijk het onderscheid tussen dood en leven. En dan mag ik toch ook weer geloven dat ik geen vreemdeling van het geestelijke leven ben. Bij al mijn vallen en struikelingen, is er dan toch een volharden in goed doen. En dan is het toch de Heere bekend, dat de zonden tegen mijn wil in mij overgebleven zijn. En dan zie ik niet alleen de schadelijkheid, maar ook de schandelijkheid van de zonden zo in. Ze dragen ook de eeuwige dood in zich. En als ik dat zie, dan wens ik met volharding in goed doen, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid te zoeken, want dat is het eeuwige leven. Het andere is alleen de eeuwige dood. Daarom volgt er ook op in het 8 ste vers: Maar dengenen die twistgierig zijn, en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden. We moeten nu eindigen. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's