David
Zou ik verhalen van… David? Hebreeën 11:32
David is geen huurling die vlucht, maar een herder die zijn leven voor de schapen stelt. In God is zijn sterkte. Hoe duidelijk komt dat uit als de onbesneden Filistijn, Goliath, de slagorden Israëls hoont. Niet één onder al de helden Israëls heeft de moed om tegen de lasterende Filistijn op te trekken, zelfs niet al zegt de koning zijn oudste dochter de overwinnaar toe. Maar David kan de smaad, Jehova en Diens volk aangedaan, niet verdragen. Niet uit overmoed of uit eerzucht, doch uit liefde tot Gods Naam en zaak trekt David uit, zonder harnas en zonder spies. Met zijn slingersteen werpt hij de reus ter aarde en houwt hem met diens eigen zwaard het hoofd af. Duizenden zingen zijn lof. Boven Saul wordt David geprezen. Doch hij prees zichzelf niet. Hoe hoog hij klom, hij bleef met ootmoed bekleed. Genade maakt klein.
Straks is Saul de felle tegenstander van David. In bittere naijver weigert de koning hem meer te verheffen. Merab wordt hem onrechtvaardig onthouden. Daarentegen staat Saul de liefde van Michal, zijn jongste dochter, niet tegen. Deze kan een middel zijn voor Davids dood. Honderd voorhuiden van de Filistijnen zullen de bruidsschat zijn. Maar David ontkomt aan de strik. Zelfs levert hij het dubbele van wat geëist wordt. God is met hem. Doch naar mate dit blijkt, stijgt de vijandschap van Saul. De scheiding komt. Zelfs Jonathan vermag die niet te verhinderen. En nu vangt een leven aan, zó diep, zó schijnbaar tegenstrijdig aan de bestemming waartoe de Heere David had bereid, dat de weg alleen door het geloof te volgen is.
In tegenstelling met Saul leert David op God te wachten. Dat kende Saul niet. Met eigen hand heeft deze het offer ontstoken, toen God hem beproefde. Krijgsmansbeleid was het bij Saul in plaats van ware vreze Gods. Hoe anders was Davids leven. Daarvoor is slechts één verklaring. Niet dat David beter was dan Saul, maar Gods genade wrocht in hem het geloof, dat hem wachten deed op ’s Heeren tijd. Met 400 man vestigt David zich op Gods bevel in het zuiden van Juda. Kehila verlost hij uit de hand der Filistijnen. Ook bedwingt hij de roversbenden der woestijn. Hij is Juda ten zegen. En zijn loon?
Nergens is David veilig; noch achter Kehila’s muren, noch in de woestijn van Zif of in de wildernis van Havila. Steeds verloochent hem zijn eigen volk. Maar David wreekt zich niet. Zijn ziel is stil tot God. Hij weigert zichzelf te verlossen. Tot tweemaal toe verschoont hij Sauls leven, ook al roepen de zijnen dat God Saul in Davids hand gegeven heeft. Van de Heere is Davids verwachting, en de Heere beschaamt niet. Hij redt David, als Saul hem omsingelt, door de koning te nopen tegen de Filistijnen op te trekken.
In Ziklag wordt David een schuilplaats bereid. Hij leeft voor zijn volk. Uit het gevaar om tegen Israël met de Filistijnen op te trekken, redt hem de Heere, evenals uit de vreselijke bedreiging van zijn eigen volk als Ziklag met vuur verbrand is. Doch David sterkte zich in de Heere zijn God.
wordt vervolgd
Uit: MEER DAN OVERWINNAARS ds. G.H. Kersten (uitg. De Banier, 1953).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 2023
De Saambinder | 20 Pagina's
