Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onbevattelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onbevattelijk

Ds. Labee over:

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe moet ik de woorden van Sálomo verstaan dat ‘de hemelen, ja, de hemel der hemelen’ God niet begrijpen of bevatten? In de hemel is toch geen tekort of gebrek?

Gods alomtegenwoordigheid

De vraagsteller doelt op een zinsnede uit het gebed van Sálomo, bij de inwijding van de tempel. We kunnen deze lezen in 1 Konin­ gen: ‘Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen; hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb’ (8:27). Er wordt zeker niet bedoeld dat er enig tekort of gebrek zou zijn in de opperste of derde hemel. Nee, de wijze Sálomo is aan het bidden of het de hoge God wil behagen te willen wonen in het aardse heilig­ dom. Kanttekening 48 schrijft: ‘Hoewel dit huis niet bekwaam is om U, Die hemel en aarde vervult, te begrijpen, laat nochtans U welgevallen, daarin te wonen en de gebeden te verhoren’.

Verwondering en aanbidding zal het hart van de koning vervuld hebben. Daarom lezen we in kantt. 49: ‘Hij wil niet loochenen dat God op de aarde is, maar hij wil zeggen dat Hij daar niet besloten is, ten aanzien van Zijn Wezen, hoewel Hij in den tempel als een zichtbaar teken Zijner tegenwoordigheid Zich openbaarde, ten aanzien van Zijn genade’.

Dan volgen de woorden die door de vraagsteller misverstaan worden: ‘de hemelen, ja de hemel der hemelen zouden U niet begrij­ pen’. De heerlijkste en heiligste plaats is te gering om de eeuwige God daar te kunnen denken. Eigenlijk gaat het hier over één van Gods mededeelbare eigenschappen, namelijk Zijn alomtegenwoor­ digheid. Zoals God door geen tijd kan worden besloten krachtens Zijn eeuwigheid, zo kan God ook niet door enige ruimte worden ingesloten. De woorden van Sálomo vormen daarvan een ‘bewijs’.

Zijn vader David had deze eigenschap ook al bezongen in Psalm 139: ‘Waar zou ik heen gaan voor Uw Geest en waar zou ik heen vlieden voor Uw aangezicht? Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar’(vs. 7, 8).

In een tijd waarin zo vaak ‘aards’ en zelfs ‘plat’ gesproken wordt over het heilige Wezen van God, mogen we dit spreken wel overwegen. Hoe God alomtegenwoordig is, kan geen schepsel begrijpen. Wij zijn sterk aan ruimtevoorstelling gebonden en kunnen niet denken of spreken overeenkomstig deze werkelijkheid. God geve dat we ons mogen houden aan het getuigenis van de Heilige Schrift. Meest treffend is in dit verband Jeremia (23:23 en 24) waar geschreven staat: ‘Ben ik een God van nabij, spreekt de Heere, en niet een God van verre? Vervul ik niet de hemel en de aarde?’ Het is weleens zo omschreven: ‘Op een voor ons geheel onbegrijpelijke wijze vervult Hij alles met Zijn enig en onverdeeld Wezen, zodat Hij overal is, met alles medebestaat en toch wezenlijk van al het bestaande onderscheiden is’.

Gods nabijheid

De wijze Sálomo was erover verwonderd: die onmetelijke God wilde in zeer bijzondere zin tegenwoordig zijn boven het verzoendeksel. Ook heden mogen we spreken over Gods nabijheid! Waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, wil Hij in het midden zijn. In de Middelaar is God met Zijn goed­ heid, genade en Geest nabij Zijn volk, Zijn Kerk en gemeente. Lezer(es), verstaat u iets van dit wonder? Want al belijden we dit wonder, het krijgt pas betekenis voor degenen die het doorleven: ‘maar op dezen zal Ik zien, op den arme en ver­ slagene van geest en die voor Mijn woord beeft’ (Jes.66:2b). En enkele hoofdstukken eerder getuigt de profeet: ‘Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het hei­ lige, en bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden’ (57:15).

Al degenen die dit wonder kennen, mogen weleens ‘eenzaam en met God gemeenzaam zijn’ en dan wordt de deugd van Gods alomtegenwoordigheid door een mensenkind op de heerlijkste wijze ervaren.


Vraag?

Heb jij/hebt u ook een vraag? Mogelijke vragen over onderwerpen binnen de doelstelling van De Saambinder kun jij/kunt u mailen naar ds. B. Labee of hem per post toezenden (zie colofon). Er volgt -zo mogelijk- altijd een reactie.

Echter alleen als de redactie het waardevol acht voor de lezers, volgt een antwoord op jouw/uw vraag in een nummer van De Saambinder.

Graag wel wat geduld. Er liggen nog tientallen vragen op een reactie te wachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 2022

De Saambinder | 16 Pagina's

Onbevattelijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 2022

De Saambinder | 16 Pagina's