Een gezegende kruisdraagster
‘En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees’. Deze belijdenis van Paulus aan de Korinthiërs is zeker ook van toepassing op de periode in het leven van Ruth Bryan die we nu willen overdenken.
In haar dagboek lezen we regelmatig van de zwakte van haar lichaam waar ze mee te tobben had. Deze zwakhe- den hield ze voor zichzelf en bracht ze voor het aangezicht des Heeren. Het bleken echter de symptomen van kanker te zijn. Deze kwaal heeft jarenlang gesluimerd maar kwam uiteindelijk openbaar. Op de Nieuwjaarsdag van 1849 schrijft ze in haar dagboek: ‘Verdrukking houdt mijn lichaam vast met een sterke hand; maar het zijden koord van Goddelijke liefde houdt mijn ziel nog steviger vast; en die banden zijn zo zoet’.
Op en neer
In deze weg moest Ruth beleven dat het geestelijk leven van ‘op en neer’ haar deel bleef, al mocht ze uitnemend veel hemels onderwijs ontvangen. Maar de Heere hield haar er klein en nederig onder. In haar dagboek van de jaren 1841-1849 lezen we de ene keer: ‘O, door wat voor diepten en duisternis ben ik vandaag heen gegaan, wat betreft tijdelijke en geestelijke zaken. Ik voel mij ziek naar het lichaam en niet in staat om zulke moeilijkheden te verdragen, en die pijnigende influistering vanbin- nen. Ik voel mij ook verward en onder een wolk, alsof ik geen goed van kwaad kan onderscheiden, en ik geniet geen zoete gemeenschap met mijn Liefste en geen kracht in het gebed’. Maar een enkele dag later: ‘Op zeer bijzondere wijze is mijn Liefste vandaag de lijdende Heere der heer- lijkheid voor mij geweest. O, wat een bloed was dat, wat een rijke, rijke droppelen vloeiden er voor mij, snode, onwaardige; ik verwonder mij en aanbid!’
Dat ze in deze weg van beproevingen dicht bij Gods Woord leefde, bewijst het volgende stukje: ‘Hoe zoet is de dierbare Bijbel vanochtend voor mij; en zo’n ver- smolten hart dat ik denk dat misschien moeite ophanden is; de wil des Heeren geschiede. Jesaja 25:9, heel zoet; en ook deze woorden: ‘Uw God is Koning’ (Jes. 52:7).
Eenvoud
Om een beeld te krijgen van het leven van Ruth als ‘kruisdraagster’ en hoe de Heere haar in die weg wonderlijk ‘gezegend’ heeft, is het goed eens kennis te nemen van wat anderen over Ruth geschreven hebben. In dezelfde tijd dat Ruth Bryan haar werk deed onder de weesmeisjes in de Toevlucht te Nottingham, deed ook Lady Lucy Smith daar liefdadigheidswerk. Deze vrouw was de dochter van een graaf en getrouwd met een vermogend bankier. Zij stond in haar omgeving bekend als een Godvrezende vrouw, die zeer veel deed voor de armen. Al waren zij en haar man lid van de Anglicaanse Kerk, ze keken over de kerkmuren heen. Het is bekend dat zij ook predikanten als Kershaw en Philpot ondersteunden en aan hun prediking ver- bonden waren.
Een zekere ds. G. Cowell kwam regelmatig bij Lady Lucy Smith op bezoek. Op voor- stel van de Lady bezochten ze samen Ruth Bryan. Ds. Cowell schrijft van deze ontmoeting: ‘In een koud huis dat van baksteen leek en in een van de drukke stadswijken stond, troffen we haar aan. Eenvoud kenmerkte alles wat we zagen: de kamer, de meubels, de kleding van deze dierbare vrouw – alles was eenvou- dig en netjes. Maar haar spreken steeg overal bovenuit - ze ademde Christus in iedere zin’.
Ds. Cowell schrijft van zijn eerste ont- moeting dat het was of ze elkaar al jaren kenden. Hij zag wel dat het lijden haar leven getekend had, maar ook dat de glans van haar gezicht afstraalde als ze mocht spreken van ‘wat ze van haar liefdevolle Heere had ondervonden’. Met betrekking tot de lijdensweg die Ruth ging, schrijft hij: ‘Naderhand vernam ik iets over Ruth Bryan wat het geheim van haar gerijpte bevinding onthult. Ik heb het hierboven al gehad over het mysterie van het lijden; ik kwam erachter dat ze voortdurend leed aan die verschrikkelijke ziekte, kanker! Maar de Heere ondersteunde haar op een opmerkelijke manier’.
Dat is juist ook zo te merken in de brieven die ze anderen schreef. In haar dagboek lezen we haar zielsworstelingen. In haar brieven van haar grote bevindelijke kennis van God en Goddelijke zaken. En toch bleef ze met dat alles een arme zondares in zichzelf. In één van haar brieven aan ds. Triggs noemt zij zichzelf ‘een kleine’. Ze beleefde haar ‘gehele zwakheid, leeg- heid en onwetendheid’, maar kon door genade zeggen: ‘Dit is mijn gelukkige voor- recht. Want ik ben niets - Christus is alles’.
(slot volgt)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2022
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 januari 2022
De Saambinder | 20 Pagina's