Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op weg naar Bethlehem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op weg naar Bethlehem

Sprakeloos hebben de herders geluisterd naar het zingen van de engelen. Maar de hemelse liturgie verstomt. En dan ligt het veld van Efratha weer eenzaam en verlaten in de nacht.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat ons dan heengaan tot Bethlehem. Lukas 2:15b

‘En het geschiedde als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel…’ (Luk. 2:15a). Het hemelse licht is verdwenen. De herders zijn weer onder de mensen. Ze hebben van het bezoek uit de hoge hemel genoten, maar het wordt zo weer toegesloten. De hemel sluit zich en de heerlijkheid des Heeren verdwijnt. De duisternis valt weer in. Langzaam komen de herders tot zichzelf. Het zijn weer mensen die in de donkerheid wonen. Deze nachtwakers hebben een boodschap uit de hemel gekregen, een Goddelijke belofte zelfs: ‘Gij zult het Kindeken vinden’. Wat een ruim Evangelie! Heilige haast bezet opeens hun hart. Ze zeggen tot elkaar: ‘Laat ons dan heengaan tot Bethlehem en laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd’ (Luk. 2:15b). De herders zeggen niet: we zullen nog weleens zien, maar: laat ons zien!

Missen, zoeken, vinden

De herders zijn zoekende gemaakt en willen nu op weg, om het Kind te zien overeenkomstig ‘het woord dat er geschied is’. De herders zeggen dus niet: Laat we ‘s gaan kijken of het wel klopt wat de engel heeft gezegd. Ze gaan zien ‘het woord dat er geschied is, het- welk de Heere ons heeft verkondigd’. Het woord was niet zomaar van een engel geweest, maar was van God Zelf geweest. Dat woord is vast en zeker en zal geen duimbreed wijken. Wat de herders gehoord hebben, willen ze nu ook ‘zien’. Ze hebben niet genoeg aan het wonder van deze nacht, niet genoeg aan de belofte uit de hemel, ze willen de vervulling ervan zien, met eigen ogen. Want het is hen om Jezus te doen.

Door Gods Geest geleid zijn de herders aan de weet gekomen dat ze iets missen, dat ze Iemand missen en daarom álles missen. Ze zijn God kwijt, het ‘allerhoogst en eeuwig goed’. Daar berusten ze niet in, ze gaan zoeken, en missende en zoekende zielen zullen straks ook vinden. Want wie zoekt, die vindt. Dat zegt Matthéüs. En wie de Messias verwachten, zullen Hem zien gelijk Hij is. Dat zegt Johannes.

Niet verdwalen

De herders zijn reisvaardig. Ze zijn werk- zaam gemaakt en ze gaan, rechttoe, rechtaan, vol verwachting en door haast voortgedreven. Geen mens hoeft de her- ders de weg te wijzen. Ze weten waar ze Hem zoeken moeten, in de stad Davids, want dat had de engel gezegd. God zal Zelf hun Leidsman wezen, wijzen hen de weg die ze zullen wandelen. De herders gaan van het veld naar de stal, van de kudde naar de kribbe. Een andere weg is er niet. Ze gaan van Efratha naar Bethlehem, de stad van koning David. Daar zullen ze de Verwachting Israëls vinden omdat ze zelf reeds gevonden zijn. In Bethlehem is een Fontein geopend voor het huis van David en voor nachtwakers uit Efratha. Ver- dwalen kunnen deze mannen al niet meer. Ze houden koers.

De herders hebben opeens brandende harten en ze gaan dus met vrijmoedige haast. Genade maakt altijd werkzaam, daarom gaan ze zich haasten om huns levens wil. Ze zijn gaande gemaakt en gaan in het holst van de nacht op zoek naar Hem, naar Wie hun ziel gaande is gemaakt. Hun hart gaat naar Hem uit, dat komt omdat Hij hen Zelf trekt met mensenzelen en met touwen van liefde. De herders gaan de weg waarin een mens zich nimmer kan vergissen. Ze gaan, in hun vieze werk- plunje, zonder geschenk en zonder offer. Ze hebben niets om aan te bieden, ze gaan zoals ze zijn, met al hun zonden en ellende, zo ongeschikt als ze maar zijn kunnen, niet opgeknapt en met vieze, lege handen. Het maakt allemaal niet meer uit, want ze willen de Koning zien in Zijn schoonheid. Buiten Hem is geen leven maar een eeuwig zielsverderf. De herders hebben niets te verliezen, want verloren ligt het toch al.

De Opperherder waakt

Midden in de nacht gaan de herders op kraambezoek. Daar gaan ze, als schimmen in de nacht, in het geloof en met een vast vertrouwen. Vastberaden zetten ze hun schreden op het smalle pad, op de weg naar Bethlehem, het broodhuis, waar in een beestenverblijf het Brood des levens ligt.

Maar, wacht nou eens, al die schapen dan? Hoe moet het ondertussen met de kudde? Kunnen ze niet beter wachten totdat de morgenstond aan zal breken? Maar nee, de Opperherder zal wel de wacht betrek- ken. God zal voor het Zijne zorgen en Hij wil ook wel waken over schurftige schapen in het veld.

(slot volgt)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022

De Saambinder | 16 Pagina's

Op weg naar Bethlehem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022

De Saambinder | 16 Pagina's