Nedergedaald ter helle
Wij belijden met de kerk van alle tijden en plaatsen dat Christus is nedergedaald ter helle. Die nederdaling ter helle is een ontzaglijke trap van vernedering van Christus.
U vraagt misschien: betekenen deze woorden dat Christus let- terlijk in de hel is geweest? De Rooms-Katholieke Kerk meent van wel. Rome stelt dat Christus met Zijn ziel en met Zijn Goddelijke natuur in de hel is geweest en dat Hij de gelovigen van het Oude Testament uit het voorportaal van de hel heeft verlost om hen mee te nemen naar de eeuwige heerlijkheid. Ook Luther heeft geleerd dat Jezus naar Zijn beide naturen in de hel is geweest. Hij is daar ge- weest, zo zegt Luther, om Zijn overwinning bekend te maken en de duivel en diens handlangers schrik aan te jagen.
Men voert allerlei teksten aan om dit gevoelen te onderstrepen. Maar het kruis- woord op Golgotha is heel duidelijk: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest’. Gods Woord leert ons dat de geest van Christus naar Zijn Vader is gegaan. De kantteke- naars zeggen bij het woord ‘geest’: Dat is, mijn ziel.
De Rooms-Katholieke Kerk gaat ervan uit dat de zielen van de gestorven godzaligen van het Oude Testament bij hun dood niet in de hemel zijn opgenomen, maar tot de dood van Christus in een voorportaal van de hel zijn geweest. Maar het Oude Testa- ment leert duidelijk dat de zielen van Gods kinderen, ook onder de oude bedeling, de hemel zijn binnengegaan.
De Catechismus
Onze Catechismus geeft de opvatting van Calvijn weer. De nederdaling ter helle betekent de helse pijn die Christus heeft ervaren. Christus heeft in korte tijd de hel- se smarten en angsten doorgemaakt. Het vreselijke lijden dat Hij heeft ondergaan, was zo diep dat het niet minder was dan het eeuwig lijden in de hel.
Samenvattend kunnen we zeggen dat met de nederdaling ter hel wordt bedoeld ‘de onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwelling, in welke Christus in Zijn gehele lijden, maar inzon- derheid aan het kruis, gezonken was’. Deze nederdaling ter hel heeft dus plaatsgevon- den tijdens het léven van Christus en niet na Zijn sterven. In lichaam en ziel heeft Christus de toorn Gods ervaren. Denk in het bijzonder aan de hof van Gethsémané: Zijn ziel was geheel bedroefd tot de dood toe. Hij was in zware strijd. Daar was de helse verschrikking.
We denken ook aan de drie uren van duis- ternis aan het kruis: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Hij miste Gods gunst en lieflijke tegenwoordigheid en gevoelde Zijn toorn. Want Dien, Die geen zonde gekend heeft noch gedaan, hangt daar als Borg en Middelaar voor de gegevenen des Vaders. Hij draagt en doordraagt de toorn Gods tegen het ganse menselijke geslacht en draagt ze weg voor Zijn kinderen. ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven’.
Tot troost
Dit geloofsartikel is tot troost voor Gods kinderen. Zij hoeven niet te ondergaan wat Christus heeft ondergaan. Zij zullen daarom nooit in de hel komen. Zij leren wel dat ze helwaardig zijn en blijven. Dus niet één keer, maar steeds weer opnieuw. Zodra God een mens van dood levend maakt, door Woord en Geest, krijgt die mens doodsvijanden, die niet ophouden om Gods kind aan te vechten. Dat zijn de duivel, de wereld en het eigen vlees. Wat kan de duivel komen als een engel des lichts en ook als een briesende leeuw. Wat kan hij influisteren: u hebt geen heil bij God. Of: God zal hem nu niet meer, ver- lossen als weleer. Wat is het waar dat hun levensschip gebeukt wordt. Gods kinderen weten van banden van de dood en angsten der hel. Maar de Heere, de Almachtige, de getrouwe Christus, waakt over Zijn kin- deren. Hij leidt hen en troost hen en komt hen te hulp ‘in de hoogste aanvechtingen’. Hij oefent het geschonken geloof en Gods kind mag op Christus zien, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Ook in de hoogste aanvechtingen, als een en- gel des satans met vuisten slaat. Ook als Gods kinderen diepe, pijnlijke geestelijke verlatingen kennen, iets van de tormenten van de hel, van de vuistslagen van satan. In onuitsprekelijke benauwdheid der ziel wil Hij de satan schelden, en de ziel de troost laten ontdekken die er ligt in de diepte van het borgtochtelijk lijden van de Middelaar. Hier op aarde zal Christus Zijn Kerk in de diepte van bestrijding niet verlaten en geeft Hij de Zijnen Zijn wapenrusting. Straks komt Gods Kerk thuis, uit de grote verdrukking. God zal dan alle tranen van hun ogen afwissen. Dan zijn er geen be- strijdingen en aanvechtingen meer, maar zijn ze eeuwig verlost voor de troon.
Dit is het laatste deel in een serie over artikel 4 van de Apostolische Geloofsbelijdenis.
ds. J. van Rijswijk, Oud-Beijerland
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2021
De Saambinder | 24 Pagina's
