Een vriendin uit Sliedrecht
In maart 1943 was het biddag in Giessendam en ds. W.C. Lamain had beloofd om die dag daar voor te gaan. En ondanks dat hij zich vanbinnen opstandig voelde en ver van zijn plaats, koud van binnen en van buiten, mocht het die dag door Gods goedheid nog meevallen.
In n de morgens was alles gesloten, er was geen opening. Er was geen vernedering en er was geen liefde. Maar ‘s middags mocht dat zo anders zijn. Was het ‘s morgens als scheen alles gesloten, het werd nu alles zo anders. Het was alsof de rechterhand des Heeren veranderde. Het was alsof de Leeuw uit Juda’s stam de zegelen van dat verzegelde boek veranderde in een geopend boek. Toen tijdens deze middagdienst het laatste versje gezongen werd, herkende ds. Lamain onder de hoorders vrouw Mellegers, een geoefende christin in Sliedrecht. In ”Terugblik” (deel 3) schreef hij daarover het volgende:
‘Als jongen had ik vroeger het volk des Heeren horen spreken over sommige kinderen Gods, zoals dat uitgedrukt werd, die voor honderd tellen. Dadelijk kwam de begeerte in mij op om die vrouw te mogen ontmoeten tussen de middagen de avondkerk. Maar, zo dacht ik, dat zal wel niet gebeuren. Ik zal wel weer mee moeten met die diaken, waar gewoonlijk de leraars vertoefden, als ze daar preekten. Doch wat gebeurde? Toen we in de consistorie kwamen, vroeg een ouderling of ik niet vermoeid was en zei: ‘Mijn zoon woont hier tegenover de kerk, als u wilt kunt u daar blijven om wat te rusten en te eten’. Ik nam het voorstel met beide handen aan.
Ze brachten me bij die jonge mensen en... wat een verrassing. Wat een goedheid en wat een ontferming Gods aan zulk één, die alles verbeurd heeft en alles diep heeft verzondigd. Daar trof ik een huis vol met mensen aan, en daaronder ook die vriendin uit Sliedrecht. Al had ik die middag een plaats bij de deur gekregen, dan had ik nog in mijn handen kunnen klappen van blijdschap over de goedheid Gods. Ik kreeg een stoel naast die vrouw, die genoemd kan worden een heilige-van-de-hoge-plaatsen, en een heerlijke, in dewelke al Gods lust is.
En nu het allergrootste: Niet dat die vriendin daar was, maar de Heere Zelf kwam in dat huis, zodat het huis vervuld werd met de geur van Christus. De Koning Zelf daalde neder en daar werd het een wedstrijd om de minste te mogen zijn. Daar werd het een paar uur: God alles en de mens niets. Het ene riet stak het andere in brand. Met ootmoedige vrijmoedigheid mocht ingeleefd worden wat de oude dichter zingt in Psalm 138 vers 3:
Zij moeten gedenken en verheugd,
In grote vreugd,
Heer’, Uwe werken,
En bekennen dat Gods lof fijn
Eeuwig zal zijn
Waardig ‘t aanmerken.
Want Gij zeer hoog zit en aanziet,
Dat hier is niet
Geacht deemoedig;
Van verre Gij de stouten kent,
Waarvan Gij wendt,
Uw ogen goedig.
Ja, zo’n ontmoeting hebben wij niet elke dag. Daar mogen weleens in dit jammerdal ogenblikken doorleefd worden, waarin iets van de bijzondere gunste Gods gesmaakt mag worden en ook van de gemeenschap der heiligen. Ogenblikken, waar we jaren later nog weleens met vernedering des harten aan terug mogen denken.
Een van onze reeds lang ontslapen vrienden vroeg eens na een begrafenis aan de ander of hij nogal had mogen luisteren die dag. Zijn antwoord was: ‘Pleun, ik heb vandaag meer gemeenschap gehad met degenen die boven zijn, dan dat ik geluisterd heb naar wat hier beneden verhandeld werd, al was het alles de waarheid. Zo ging deze vriend ook verlegen en beschaamd huiswaarts.
En om niet verder uit te breiden, die biddag in Giessendam heeft de Heere onvergetelijk gemaakt. ‘s Morgens met tegenzin op reis gegaan, vanbinnen was het brommen als een beer. En zelf als het ware alles toesluiten en afsluiten, maar dat dan de Heere om Zijns Zelfs wil over al die bergen en heuvelen nog wilde komen als een verrassend God. Ik had dat niet durven denken. Op klappen gerekend en dan nog zo gezegend worden. Als een leeuw op reis gegaan die morgen, en als een lam in de avond thuis te mogen komen. Smekend om de verzoening van al onze ongerechtigheden in die gezegende Fontein van Christus’ dierbaar bloed, die geopend is voor de huize Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 2020
De Saambinder | 24 Pagina's
