De reputatie van Domitianus
Tentoonstelling
Een van de beruchtste keizers uit de eerste eeuw van onze jaartelling wordt op dit moment vereerd met een tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden: ‘God op aarde. Keizer Domitianus.’ Deze tentoonstelling, die tot 22 mei te bezoeken is, bevat een unieke collectie kunstschatten uit het Rome van de eerste eeuw. Middelpunt van de expositie is keizer Domitianus, hij regeerde vanaf 81 tot en met 96 AD.
Verschillende boeken van het Nieuwe Testament, waaronder zeer waarschijnlijk de Openbaring aan Johannes, zijn geschreven tijdens het bewind van deze keizer, die door latere christelijke geschiedschrijvers wordt getekend als een notoire christenvervolger. Niet alleen de christelijke bronnen zijn negatief, ook auteurs die vlak na zijn dood over hem schreven, schetsen een inktzwart beeld.
In de tentoonstelling in Leiden en de bijbehorende publicatie1 wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe het mogelijk is dat Domitianus zo’n slechte reputatie heeft gekregen. In dit artikel gaan we daarop in. Wie was Domitianus, hoe kwam hij aan zijn slechte naam, en was hij inderdaad een grote christenvervolger?
De Flavische dynastie
Titus Flavius Domitianus, bekend als Domitianus werd in het jaar 51 geboren als jongste zoon van Vespasianus en Flavia Domitilla. Vader Vespasianus behoorde niet tot de heersende elite en verdiende in die tijd zijn brood als muilezelhandelaar. Later maakte hij net als andere familieleden carrière in het leger. Vanaf het jaar 66 voerde Vespasianus samen met zijn oudste zoon, Titus, het leger in de provincie Judea aan. Dit grote leger, een kwart van alle troepen uit het Romeinse Rijk, was bij elkaar geroepen om de opstand van de Joden de kop in te drukken.
Een van de gevangen genomen leiders van de Joodse opstandelingen wist te voorspellen dat Vespasianus het tot keizer zou brengen. Als dank voor deze gunstige profetie werd deze krijgsgevangene een beschermeling van de veldheer en mocht hij zijn familienaam dragen, hij zou voortaan door het leven gaan als Flavius Josephus en beroemd worden als geschiedschrijver.
Binnen afzienbare tijd kwam de voorspelling van Flavius Josephus uit. Na de dood van keizer Nero in het jaar 68 was er een einde aan de Julisch-Claudische dynastie gekomen. Een periode van chaos en bloederige strijd om de macht brak aan. Meerdere legioenen riepen hun generaal tot keizer uit. In korte tijd volgden drie keizers elkaar op (Galba, Otho, Vitellius). Na de moord op Vitellius in het jaar 69 werd Vespasianus tot keizer uitgeroepen. Hij regeerde tien jaar lang.
Onder het bewind van Vespasianus keerde de rust terug, de militaire successen van hem en zijn zoon Titus werden gevierd met glorieuze triomftochten. Bovendien wist Vespasianus dankzij de oorlogsbuit en de arbeid van gevangen genomen Joden grote bouwprojecten te realiseren. De bouw van het Colosseum werd betaald met het goud en het zilver uit Jeruzalem. In de nieuw gebouwde Vredestempel waren de menora en de zilveren trompetten uit de Joodse Tempel te zien, keizerlijke standbeelden en triomfbogen sierden het stedelijk landschap.
Vespasianus was als ‘gewone man van het volk’ zeer populair. Hij had het imago van een man die hard werkte en sober leefde. Ondertussen wist hij zijn machtspositie te verstevigen. Toen hij na tien jaar kwam te overlijden, was het vanzelfsprekend dat de eveneens populaire Titus hem opvolgde. Titus regeerde slechts anderhalf jaar, hij werd getroffen door ziekte en kwam te overlijden. Ook nu was de opvolging geen onderwerp van veel discussie. De jongere broer van Titus, Domitianus, werd in het jaar 81 AD de nieuwe keizer.
Keizer Domitianus
Domitianus zette de politiek van zijn vader en zijn broer voort. Hij was aanjager van vele grote bouwprojecten, zo werd onder zijn leiding het Colosseum voltooid. Domitianus had veel aandacht voor de reputatie van zijn familie; zowel Vespasianus als Titus werden vergoddelijkt. De vader kreeg een eigen tempel op het Forum Romanum, terwijl zijn zoon daar werd vereerd met een grote triomfboog. Domitianus legitimeerde zijn machtspositie door zich als opvolger en familielid van deze twee goden te profileren. Na verloop van tijd viel de ene na de andere eretitel en functie hem toe. Hij werd de pontifex maximus, de opperpriester in het Romeinse Rijk en gaf vanuit die hoedanigheid leiding aan de staatsoffers in de tempel voor Jupiter. De senaat gaf hem de eretitel pater patriae, vader des vaderlands. Deze titel impliceerde een opdracht om beschikbaar te zijn voor alle onderdanen van het rijk.
Domitianus zat aanvankelijk stevig in het zadel en hield de teugels van het rijksbestuur stevig in handen. Ondanks druk op de grenzen van het rijk was er relatieve rust en welvaart. Aan het begin van het jaar 89 kwam de gouverneur van Opper-Germanië in opstand. Domitianus wist deze revolte te beëindigen. Veel hooggeplaatste tegenstanders van de keizer zijn na deze opstand op een wrede wijze geëxecuteerd. In de jaren die volgden trok Domitianus zich meer en meer terug. De verhouding met de senaat werd moeizamer, mede door de grote en groteske machtsclaims van de keizer. Hij ging op den duur zover dat hij zich als dominus et deus, heer en god, liet aanspreken. Goddelijke eer voor een keizer die nog leefde: dat was ongehoord. Bovendien schopte Domitianus met zijn excessieve machtsclaims tegen het zere been van de senatoren die hun eigen status zagen verbleken.
Ondertussen werd het gedrag van de keizer steeds excentrieker. Berucht is het ‘zwarte diner’. Domitianus had zijn belangrijkste opponenten bij hem thuis uitgenodigd. In de schaars verlichte eetzaal kregen de gasten hun maaltijd door zwarte bedienden in een zwart servies opgediend. Naast hun plaats stond een grafzerk met hun naam erop. Tijdens de maaltijd voerde de keizer het woord en sprak hij over niets anders dan de dood. De doodsbange gasten vreesden dat hun laatste uur geslagen had, maar tot hun opluchting mochten ze naar huis. Een dag later kregen ze de zwarte bediende, het kostbare servies en de grafzerk, die van zilver bleek te zijn, thuisbezorgd. Een aandenken aan deze bijzondere maaltijd en aan de macht van de keizer.
Het gedrag van de keizer verschafte hem veel vijanden binnen de senaat. Er werden verschillende pogingen ondernomen om Domitianus uit de weg te ruimen. De keizer werd steeds banger, begon paranoia gedrag te vertonen en leefde op den duur in isolement. Op 18 september in het jaar 96 gebeurde waar hij al lange tijd bang voor was. Hij werd in zijn eigen paleis door zijn eigen dienaren en vertrouwelingen vermoord.
Damnatio memoriae
Meteen na de dood van Domitianus besloot de senaat tot een damnatio memoriae, alle herinneringen aan Domitianus moesten verdwijnen. Portretten werden verwijderd, standbeelden vernietigd of bijgewerkt, inscripties uitgewist. Deze operatie kan niet volledig zijn geslaagd, er zullen nog vele munten met het portret van Domitianus in omloop zijn gebleven, maar de symbolische waarde van deze damnatio was groot. Blijkbaar was de haat tegen Domitianus diepgeworteld.
Hedendaagse historici vragen zich af wat de reden geweest is voor de afkeer tegen Domitianus en de uitzonderlijke maatregel van een damnatio memoriae. Wat deed hij verkeerd? Domitianus lijkt te hebben geregeerd zoals van een keizer kon worden verwacht. Zijn beleid was succesvol en zijn opvolgers zetten dit beleid min of meer op dezelfde voet voort. Verder was Domitianus geliefd bij het volk en de soldaten. Na zijn dood drongen de soldaten zelfs aan op zijn vergoddelijking.
Toch was er iets waar Domitianus minder goed in was dan andere keizers; hij slaagde er niet in om zijn machtspolitiek met een mantel van bescheidenheid te bedekken. Het is aannemelijk dat de openlijke machtsclaims van Domitianus de oorzaak zijn geweest van de haat van de senaat.
Het is uitgerekend de senaat die de hand heeft gehad in zijn damnatio. Juist deze groep had er belang bij om de keizer die hen zo openlijk schof– feerde een negatieve reputatie te bezorgen. Ook de latere keizers konden hun voortreffelijkheid en ‘bescheidenheid’ beter etaleren naarmate hun voorganger negatiever werd afgeschilderd. Ze werden daarbij op hun wenken bediend door de geschiedschrijvers van hun dagen.
Reputatieschade is van alle tijden. Ook vandaag worden er standbeelden beschadigd of zelfs naar beneden gehaald. Een documentaire kan genoeg zijn om een publiekslieveling te veranderen in een verstoteling. Beroemdheden worden ‘gecanceld’ vanwege vermeende dan wel daadwerkelijke misstappen. We hoeven dergelijke misstappen niet te bagatelliseren om te beseffen dat diegenen die beelden omverhalen en mensen cancellen zelf ook een agenda hebben. Als christen weten we dat geen mens zonder zonde is. Dat besef bewaart ons hopelijk voor onrealistische verwachtingen, grote teleurstellingen en onevenwichtige oordelen.
Christenvervolger?
Domitianus was geen vriend van de Joden. Nog in het jaar 93 laat hij munten slaan met het opschrift ‘Judea capta’ om de Joden te herinneren aan hun smadelijke nederlaag. Ook scherpte hij de onder zijn vader ingestelde Fiscus Judaïcus aan. Deze speciale belasting moesten de Joden aan de Romeinse overheid betalen nadat als gevolg van de vernietiging van de tempel, de tempelbelasting was weggevallen. Het strikte belastingbeleid van Domitianus leidde tot de vraag wie er een Jood was en wie niet. Daarmee werd de verhouding tussen Joden en christenen op scherp gezet. Zowel Joden als christenen hoefden niet op de sympathie van de keizer te rekenen.
Tegelijk is er vanuit de bronnen uit de tijd van Domitianus niet te bewijzen dat hij slechter voor de christenen was dan andere keizers.2 Het valt niet uit te sluiten dat er onder zijn bestuur incidenteel christenen zijn vervolgd, ook zullen er in de provincies spanningen geweest zijn tussen de christenen en de overheden, maar er zijn geen aanwijzingen voor grootscheepse, door Rome aangestuurde christenvervolgingen. Dat christenen niet gecharmeerd waren van de titel dominus et deus voor de keizer lijkt me evident, maar ze zullen evenmin opgetogen zijn geweest over zijn functie als pontifex maximus. De christelijk bronnen uit de tijd van Domitianus bieden geen aanknopingspunt om hem als een notoire christenvervolger te beschouwen. Toch is dit wél het beeld dat de latere christelijke geschiedschrijvers van hem geven.3 Het lijkt erop dat zij zich bij hun oordeel hebben laten leiden door de inmiddels gangbare opvattingen over Domitianus.
Bij de uitleg van het boek Openbaring is er in het verleden vaak van dit negatieve beeld van keizer Domitianus uitgegaan. De vermeende vervolgingen onder Domitianus bieden een achtergrond om de heftige beeldtaal van dit bijbelboek te verklaren. Het boek Openbaring boet echter niets aan betekenis in wanneer de keizer minder slecht blijkt te zijn dan veelal werd aangenomen. Een wereldlijke macht is niet pas gevaarlijk als het ene na het andere edict wordt uitgevaardigd en de brandstapels roken. Het risico van de christelijke geschiedbeschouwing is dat we juist op die momenten focussen, alsof het er alleen dán op aan komt.
Augustinus wees zijn gemeente er daarom op dat ze zich niet eenzijdig moest richten op de veroordeling en dood van de martelaren, maar veeleer hun leven na moest volgen. Daar vallen de beslissingen.
De spanning van het boek Openbaring, maar ook van bijvoorbeeld de eerste Petrusbrief, is niet gereserveerd voor bepaalde landen of bepaalde tijden. Deze boeken bevatten een boodschap voor alle christenen, ook voor ons, ook al leven wij in relatieve luwte. Aalders schrijft hierover: ‘Er is een martelaarschap in de geschiedenis, dat de kleuren draagt van bloed en vuur. Dat is het martelaarschap van een onmiddellijke, acute en dodelijke botsing met de wereld. Wij weten uit de Bijbel, dat dat voorkomt; maar ook dat het betrekkelijk zeldzaam is, en het lot van enkelingen. De Schrift kent echter ook een heel ander martelaarschap; verborgener, eenzamer, slepender. Dat is het martelaarschap van elke gelovige; Van Noach, van Sem, van Lot, van zovelen meer! Het is het martelaarschap dergenen die de Naam des Heren kennen en die met hun kinderen uit de belofte van die Naam willen leven. Hun ziel wordt voortdurend gekweld door de leugens, waarmee in de wereld die Naam overschreeuwd wordt.’4
Dat zal ook de ervaring geweest zijn van veel christenen in de dagen van Domitianus. Deze keizer was waarschijnlijk geen aanstichter van grote vervolgingen maar hij was wel schaamteloos in zijn hoogmoed. Zijn machtsclaims en grenzeloze eigendunk moet de christenen binnen en buiten Rome pijn hebben gedaan. Raakten ze door dit alles in verwarring? Ik denk het niet, zeker niet als ze gedacht hebben aan de woorden die de opgestane Heere tot de apostelen sprak en waarmee Mattheüs zijn evangelie besluit: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde… En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de wereld.’
Noten
1 Nathalie de Haan en Eric M. Moorman, God op aarde Keizer Domitianus, Leiden, 2021
2 Zie hiervoor: D.Timpe, Domitian als Christenfeind und die Tradition der Verfolgerkaiser, in Heil und Geschichte, Tübingen, 2009
3 Eusebius, Kerkgeschiedenis, Boek III 13-20
4 W. Aalders, Burger van twee werelden, Den Haag, 1972
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 2022
Ecclesia | 8 Pagina's
