Mijn Verlosser!
(Job 19: 23-27)
DDe HERE en de satan zijn met elkaar in gevecht. Inzet: Job, die tevoren aan ons is voorgesteld als ‘rechtvaardig’, ‘godvrezend’ en ‘vroom’, een man die het kwaad mijdt.
Volgens de waarneming van de duivel is Job dermate door God verwend dat het geen kunst moet zijn dicht bij de HERE te blijven. Pak die Job alles af en we zullen zien wat er van zijn vroomheid overblijft, wat die ‘rechtvaardigheid’ van hem voorstelt.
In het gevecht om Job is in de hemel de vraag aan de orde of Job rechtvaardig is, terwijl op aarde Job worstelt met de vraag of God rechtvaardig is.
Job raakt alles kwijt, zijn bezit en zijn kinderen.
In oude liturgieen van de ‘lijdenstijd’ wordt met een citaat uit Psalm 102 de ervaring van Job onder woorden gebracht: ‘U tilde mij op, Heere, en U smeet mij weg’. Verbijsterend!
Dit overkomt Job niet omdat hij zo slecht is, maar omdat hij rechtvaardig is. Job’s ‘vriend’ Bildad snapt wat er aan schort (8:2e.v.). Dat komt hij even uit de doeken doen, rechtzinnig als hij is. Nu komt de aap uit de mouw, Job! Je moet wel ... Er is een direct verband tussen schuld en lot. Dit soort gedachten komt in alle godsdiensten voor. De een zegt: Waaraan heb ik het verdiend? Een ander: Ik zal het wel verdiend hebben.
Job’s vrienden menen God te begrijpen. Hun ‘theologie’ helpt hen een handje. Zij dreunen een dogma op... denken God te moeten verdedigen.
Job gaat er dwars tegenin. Als je soms dacht dat welvaart een teken van godsvrucht is... dan zoek je ‘t maar uit met je ‘theologie’. Ik ga in hoger beroep. Job schreeuwt en scheldt, hij vervloekt zijn geboortedag. Dit lezen we ook van de profeet Jeremia.’ Kan dat samengaan met godsvrucht?’(K.H. Miskotte).‘Bent U wel rechtvaardig, HERE? Dit is niet uit te houden’. ‘Mijn oog richt zich schreiend op God’ (Job 16).
‘Waarom hebt U mij verlaten?’ ‘Gij zijt een God die zich verborgen houdt’, zegt Jesaja.
Men stelt natuurlijk de standaardvraag: ‘Als God liefde is... hoe kan het dan dat... ?’
Hoe? ‘Omdat God liefde is...’
Leer je dat in de kerk? Ja! ‘Zo lief heeft God de wereld gehad... (Joh. 3:16). Vader zond zijn Zoon! Voor u, voor jou. Hoor het Evangelie van de ‘Lijdenstijd’, van de Goede Vrijdag en Pasen. ‘Zie het Lam van God’.
Dit is niet uit te leggen.
‘Telkens lijkt het ons weer dat God ons wil verlaten, dat Hij zijn Woord niet houdt, dat Hij voor ons hart een leugenaar wordt. God kan niet God zijn, of Hij moet eerst een duivel worden. Wij kunnen niet in de hemel komen, zonder eerst ter helle te varen (...) Alles wat God spreekt en doet, daarvan moet het eerst schijnen alsof de duivel het gesproken en gedaan heeft, alsof de duivel het Hem heeft ingefluisterd’ (Luther).
Zo had ook Kohlbrugge het kunnen zeggen.
Wie verstaat dat? Het lijkt wel waanzin. De emeritus - paus, Benedictus XVI, zei in een interview: ‘De mens van vandaag is dit denken (als dat van Luther) vreemd, omdat men meent dat het God is die zich rechtvaardigen moet voor alle vreselijke dingen die op aarde gebeuren’. Denk aan MH17, aan Parijs, Brussel, Utrecht, Sri Lanka...
Dit is een teken van onze tijd. Nog eens Benedictus: ‘Men heeft het almaar over de barmhartigheid van God, over de toorn van God moet je ‘t niet hebben (...) zo leven we onder een vernis van zelfrechtvaardiging en zelfverzekerdheid.’
God te kennen in de pijn van het leven – als dat van Job – daar gaat het om. En dan ‘in hoger beroep gaan bij God tegen God! (Luther). Dat leren we als het licht van de Opstanding over het Kruis valt. Hoor Jezus in de nacht van Golgotha: ‘Mijn God... waarom...?’ Christus ademt in de Psalmen. Job’s geschiedenis is een gelijkenis van ‘de Man van smarten’, die de Opgestane uit de doden is, de Eersteling van een schare die niemand tellen kan.
Job zingt reeds een Paaslied: ‘Ik weet, ik geloof dat mijn (Ver)losser leeft!’
Hij zal! De Laatste... Het laatste woord is aan Hem!
Hem zal ik zien als mijn vlees is vergaan.
In de tweede eeuw van onze jaartelling werd het boek Job bij voorkeur gelezen in de lijdensweken. Het lijden van Christus is op oude sarcofagen afgebeeld in de figuur van Job.
Dit moet op mijn grafsteen: Letters in graniet! ‘Ik geloof dat Jezus leeft!’
Het oordeel dat ik verdien, heeft Hij op zich genomen. Hem zien wij hier in Woord en Sacrament. Hem zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Wij zullen Hem kennen, omdat Hij ons gekend heeft.
Tenslotte: In het Griekse Evangelie van Johannes staat bij het Kruiswoord ‘Het is volbracht!’ in de ‘kantlijn’ een verwijzing naar Job 19! De christelijke Kerk van de eerste eeuwen heeft in Jezus’ laatste kruiswoord de Griekse Vertaling van het Oude Testament ( de vertaling van de LXX) gehoord – woorden dus van Job! – en beleden dat onze Heiland, naast de Psalmen, ook aan het Paaslied van Job heeft gedacht.
De LXX leest de tekst van Job 19: 25 als volgt: ‘Ik weet dat de HERE eeuwig is en dat Hij mij zal verlossen (...) Hij zal mij opwekken (...) Dit is van de kant van de HERE aan mij volbracht!’
Met deze geloofsbelijdenis op de lippen slaapt Jezus in. Op de derde dag daarna geschiedt wat Hij heeft geloofd: Ik zal opstaan!
Jezus, leven van mijn leven,
Jezus, dood van mijne dood.
M. Verduin, Zeist
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 2019
Ecclesia | 8 Pagina's
