“Een geschonden vriendschap” Koningin Wilhelmina en de Joden
In het Joods Historisch Museum te Amsterdam is tot eind september een bijzondere tentoonstelling te zien: Joden en het Huis van Oranje. 400 bewogen jaren. Al vier eeuwen hebben de Joden in Nederland een band met het Oranjehuis, een relatie met hoogte- en dieptepunten. De expositie toont meer dan honderd objecten die deze band illustreren: kunstwerken, ceremoniële voorwerpen, schilderijen, tekeningen, meubels, foto’s , documenten en boeken. Aan pijnlijke episoden in de relatie wordt niet voorbijgegaan. Eén van de objecten is een brief van Koningin Wilhelmina, waarin zij de vestiging van een kamp voor Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland op het Elspeterveld afwijst. In een brief d.d. 14 maart 1939 liet het Kabinet der Koningin de minister van Binnenlandse Zaken weten, dat “Hoogstdezelfde bepaald betreurt” dat de keus gevallen was op een terrein dat zo dicht bij het paleis het Loo lag. Ook de rol van Wilhelmina tijdens de Tweede Wereldoorlog was voor vele Joden teleurstellend. In haar 48 toespraken voor Radio Oranje noemde zij de Joden slechts driemaal. Mevrouw Julie-Marthe Cohen, die als conservator de expositie samenstelde, spreekt in dit verband van “een geschonden vriendschap”. 1
Jodenvervolging
Koningin Wilhelmina’s opstelling tegenover de Joodse vluchtelingen en haar ogenschijnlijke passiviteit aangaande de Jodenvervolging tijdens de oorlog zijn temeer opvallend, omdat de vorstin nooit blijk had gegeven van antisemitische gevoelens. Integendeel, zij verfoeide het in 1933 in Duitsland aan de macht gekomen nationaal-socialistische en antisemitische regime uit de grond van haar hart en stak haar afkeer van de Führer en de nazi’s niet onder stoelen of banken. Zo weigerde zij na het voorjaar van 1936 nog voet op Duitse bodem te zetten, aldus haar biograaf prof. dr. C. Fasseur (1938-2016). Waarom maakte zij dan geen bezwaar tegen het huwelijk van haar dochter Juliana met prins Bernhard, die notabene lid was geweest van diverse nationaal-socialistische organisaties? Het antwoord is volgens Fasseur, dat zij hiervan naar alle waarschijnlijkheid niet op de hoogte is geweest. Pas na de oorlog is zij aan die wetenschap gekomen, maar toen had haar schoonzoon zijn anti-nationaal-socialistische gezindheid afdoende laten blijken.
Reeds in haar jeugd hoorde Wilhelmina van haar eerste onderwijzer F. Gediking en de hofpredikant G.J. van der Flier van de vervolgingen die het Joodse volk door de eeuwen heen te verduren had. Ook was zij op de hoogte van de traditionele Oranjegezindheid van de Joodse elite. Zo hadden Joodse bankiers stadhouder Willem III het geld geleend dat zijn tocht naar Engeland en de “Glorious Revolution” in 1689 mogelijk en tot een succes maakte. 2
Gebed voor het koningshuis
De aanhankelijkheid van de Joden aan de Oranjes komt duidelijk tot uiting in het wekelijkse gebed voor het koninklijk huis in de synagoge. Het traditionele Joodse gebed voor de overheid, het Hanoteen tesjoe’a, is van Spaanse oorsprong en werd al in de 15 de eeuw voor een met name genoemd regerend vorst gebeden. Sinds de 19 de eeuw is het in Nederland een gebed voor de Oranjes. Als voorbeeld volgt hier het gebed dat op 28 september 1894 in Vlaardingen (mijn geboorteplaats) werd uitgesproken bij de inwijding van een synagoge der Nederlandse Israëlitische Gemeente. Koningin Wilhelmina was toen veertien jaar. Haar moeder, Koningin Emma, regeerde als regentes.
Hij, die den Koningen hulp, den gezalfden heerschappij verleent, wiens rijk het rijk aller eeuwigheid is, die Zijnen knecht David van het moordend zwaard gered heeft, die in de zee eenen weg, in geweldige wateren een pad baant: die zegene, beware, behoede, helpe, verheffe, vergroote en verhooge in aanzien onze Gebiedster de Koningin, Hare Majesteit WILHELMINA. Hoogverheven blijve Hare heerlijkheid! Hij zegene ook der vrouwen Moeder, de edele Vrouwe Hare Majesteit Koningin EMMA. Haar gansche Koninklijke huis en Hare raadslieden, hoogverheven blijve hunne heerlijkheid!
De Koning aller Koningen behoude hen met Zijne albarmhartigheid in het leven, en behoede hen, en redde hen uit allen nood, alle verdriet en schande. Hij late vreemde volken zich onder hen vernederen, Hunne vijanden voor zich vallen , en hen voorspoedig zijn overal waar Zij zich wenden. De Koning aller Koningen neige met Zijne albarmhartigheid Hun hart, alsmede dat van al Hunne Raadsheeren en Vorsten, tot welwillendheid, om ons en onze broeders, gansch Israël, wel te doen. Laat in Hunne en in onze dagen Juda geholpen worden, en Israël rustig wonen! Dat de Verlosser te Zion kome! Moge dit Gode welgevallig zijn! Laat ons hierop zeggen: Amen. 3
Bij latere troonswisselingen is de tekst van dit gebed aangepast. Zo werd in 2013 na de inhuldiging van Koning Willem Alexander een nieuwe gebedstekst geredigeerd. Maar de slotwoorden komen nog altijd overeen met die van het oude Hanoteen tesjoe’a: Moge in zijn en onze dagen Jehoeda de Goddelijke hulp ontvangen, zodat Israël veilig kan wonen en moge voor Zion de Verlosser komen.
Koningin Wilhelmina toonde op haar beurt haar belangstelling voor de Joodse gemeenschap, toen zij op 1 april 1924 in gezelschap van prins Hendrik en prinses Juliana een bezoek bracht aan de Grote Synagoge aan het Daniël Meijerplein in Amsterdam. Zij was de eerste Oranje die deze sjoel bezocht sinds stadhouder prins Willem V in 1768. Na afloop van de rondgang zei de vorstin ten diepste ontroerd te zijn, mede door de woorden van de opperrabijn over de trouw en aanhankelijkheid van de Israëlieten jegens het vaderland.
“Alles heeft zijn tijd”
Hoe is het dan te verklaren dat Koningin Wilhelmina in 1939 bezwaren had tegen het onderbrengen van Joodse vluchtelingen in haar omgeving? En waarom heeft de vorstin zich in haar radiotoespraken uit Londen niet veel feller uitgelaten over wat de Duitsers de Joden aandeden? Fasseur wijst er in dit verband op, dat het verleden moet worden beoordeeld naar de kennis die toen voorhanden was. Op deze beoordeling is toepasselijk de tekst uit Prediker 3: 1: “Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd” (vertaling NBG 1951). Onze kennis van nu belemmert een evenwichtige en onbevangen beoordeling van de houding en denkbeelden van hen die vóór en tijdens de oorlogsjaren met het drama van de Jodenvervolging werden geconfronteerd.
In het in 2001 verschenen tweede deel van zijn Wilhelmina-biografie, Krijgshaftig in een vormeloze jas, beschrijft Fasseur hoe de vorstin zich in maart 1939 met succes verzette tegen de vestiging van een kamp voor Joodse vluchtelingen. Na de gewelddadige Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 was een grote instroom van Joden uit Duitsland op gang gekomen. Minister Van Boeyen en zijn ambtenaren zochten naar een geschikte locatie voor deze vluchtelingen. De keus viel op de Veluwe. Op 10 maart 1939 stemde de gemeenteraad van Ermelo in een spoedvergadering in met de vestiging van een kamp van 100 hectare op het Elspeterveld. In het dorp Elspeet werd verontwaardigd geprotesteerd, onder meer met een beroep op de zondagsrust. Ook de ANWB en de Nederlandse VVV uitten hun ongenoegen in adressen aan de minister: de ongerepte Veluwe zou veel van haar aantrekkingskracht verliezen. Toen volgde op 14 maart het protest van Koningin Wilhelmina. Haar bezwaren legden zoveel gewicht in de schaal, dat het ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met Justitie reeds op 17 maart een ander terrein als vluchtelingenkamp had gevonden: het Amerveld in Westerbork. Wat niemand toen nog kon vermoeden was, dat via dit kamp het grootste deel van de Joodse bevolkingsgroep in ons land in de oorlogsjaren zou worden weggevoerd naar Duitse concentratie- en vernietigingskampen.
De houding van koningin Wilhelmina is haar zwaar aangerekend. Fasseur erkent dat haar gedrag tegenover de Joodse vluchtelingen geen schoonheidsprijs verdient. Zelfs in het voorjaar van 1939, toen nog niemand in Nederland zich ook maar een flauwe voorstelling kon maken van het lot dat de Joden in de Tweede Wereldoorlog te wachten stond, hadden de belangen van de natuurbescherming en de omwonenden moeten wijken voor de belangen van de vluchtelingen. Toch waren er in 1939 veel Nederlanders die daar anders over dachten. Een terrein voor een centraal vluchtelingenkamp in het afgelegen en dunbevolkte Drenthe lag in hun ogen meer voor de hand dan een kamp op de Veluwe, een van de mooiste streken van ons land. En moeten we de denkbeelden van toen niet beoordelen naar de kennis die in 1939 voorhanden was? 4
Radiotoespraken
Ditzelfde geldt voor de radiotoespraken van Koningin Wilhelmina tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het leed en het onrecht dat de Duitse bezetter over Nederland bracht, hekelde de vorstin in vlammende bewoordingen in haar tientallen toespraken. Maar slechts in enkele daarvan besteedde zij –aldus Fasseur- specifiek aandacht aan de ontrechting, discriminatie, vervolging, wegvoering en vernietiging van meer dan honderdduizend Nederlandse Joden. Wel liet de Nederlandse regering bij monde van minister-president Gerbrandy een krachtig protest horen tegen de in de zomer van 1942 begonnen eerste razzia’s, het op transport stellen van de Joden via kamp Westerbork naar het oosten. Wilhelmina veroordeelde deze afschuwelijke gebeurtenissen in een toespraak van 17 oktober 1942: “De onmenselijke behandeling, ja het stelselmatig uitroeien van deze landgenoten, die eeuwen met ons samenwoonden in ons gezegend vaderland”, vatte zij op als haar persoonlijk aangedaan. Fasseur merkt hierbij op, dat uit het gebruik van het woord “uitroeien” zou kunnen worden afgeleid dat de vorstin toen al op de hoogte was van het bestaan van Auschwitz en andere vernietigingskampen. Dan zou zij meer hebben geweten dan Churchill en andere geallieerde oorlogsleiders op dat ogenblik wisten (Churchill werd pas op 7 juli 1944 ingelicht over het vernietigingskamp Auschwitz). Naar alle waarschijnlijkheid doelde Koningin Wilhelmina met “uitroeien” alleen op het elimineren van het Joodse element uit de Nederlandse samenleving door gedwongen deportaties.
Eén vraag is echter nog onbeantwoord gebleven. Waarom heeft de vorstin, toen zij op de hoogte was van de deportaties vanaf de zomer van 1942, niet keer op keer voor radio-Oranje aangedrongen op verzet tegen de Duitse mensenjacht op Joodse Nederlanders? Een antwoord op deze vraag is niet gemakkelijk. In het tweede deel van zijn Wilhelmina-biografie heeft Fasseur de houding van de Koningin vergeleken met die van andere regeringsleiders en aangetoond dat haar opstelling in wezen niet veel verschilde met die van Churchill, Roosevelt en De Gaulle. Om diverse redenen heeft geen van hen zich tot laat in de oorlog duidelijk over de Holocaust uitgesproken. 5
Hierbij moet worden bedacht dat dit woord in verschillende betekenissen wordt gebruikt. Pas sinds de jaren vijftig van de 20ste eeuw spreken historici van “de Holocaust” (ook wel Shoah of Sjoa) in de betekenis van: de massamoord op Europese Joden tijdens het Nazi-regime, vooral in de periode 1942-1945.
Voor de Joodse landgenoten die de verschrikkingen overleefden, was de rol van Koningin Wilhelmina tijdens de oorlog een diepe teleurstelling, waardoor hun oordeel over het koningshuis sterk werd beïnvloed. Het duurde tot in de jaren zeventig van de 20 ste eeuw voordat de Joodse gemeenschap weer waardering voor de koninklijke familie kreeg. Prins Claus, die onder de Joden erg geliefd was, heeft hiertoe in belangrijke mate bijgedragen. Het bezoek van prinses Beatrix en prins Claus aan Israël in 1976 heeft volgens de eerdergenoemde conservator, mevrouw Cohen, op veel Joden een positieve indruk gemaakt.
M. den Admirant, ’s-Gravenhage
Noten
1. Vorsten, 5, 2018, blz. 58-60.
2. Cees Fasseur, Wilhelmina. Sterker door strijd. Amsterdam 2002, blz. 128 e.v.
3. Een Israëlitische gemeente in Vlaardingen, in: Nederlandse Historiën, 14 de jg (1980), nr 1.
4. Cees Fasseur, Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas, 2001, blz. 240-242; id., Wilhelmina. Sterker door strijd, blz. 128-137.
5. Cees Fasseur, Wilhelmina. Sterker door strijd, blz. 138-149.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juni 2018
Ecclesia | 8 Pagina's
