Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (36a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (36a)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof Gods tenietdoen? Romeinen 3:3

HOPENDE: De rechtvaardigmaking van Jood en heiden uit vrije genade alleen op grond van de aangebrachte gerechtigheid van Christus is de diepe en grote hoofdinhoud van geheel de Romeinenbrief. Ook een Jood moest uit vrije genade zalig worden. Er was wat dat betrof geen onderscheid tussen Jood en heidenen. De Jood was wel zeer bevoorrecht boven de heidenen. In de eerste verzen van het 3e hoofdstuk heeft de apostel daarop de Romeinen gewezen. De vorige keer mochten we daar onze aandacht aan geven. De woorden Gods zijn de Joden toebetrouwd geweest. Maar wat heeft het Jodendom met die bevoorrechting gedaan? Daarom horen we de apostel nu zeggen: Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? En de kanttekening zegt, dat al wordt hier het woord sommigen gebruikt, dat het toch een groot deel van Israël is geweest, dat zich door ongeloof de voordelen, die God geschonken had, krachteloos heeft gemaakt. Toch gebruikt de apostel hier het woord sommigen niet zonder reden. Zo wordt dat woord hier gebruikt niet tegenover velen, maar tegenover allen. En men kan het dan ook zo opvatten, dat de apostel minder zegt en meer bedoelt. We lezen al van het Israël van het Oude Verbond na de verlossing uit Egypte, dat God in het meerderdeel van hen geen welgevallen heeft gehad, maar ze heeft nedergeslagen in de woestijn. Dat zegt dezelfde apostel, die we hier in de Romeinenbrief aan het woord vinden, in 1 Korinthe 10:5. Hij heeft dan ongetwijfeld hier in Romeinen 3 ook het grootste deel van zijn volk op het oog gehad.

UITZIENDE: Wat de apostel zegt in 1 Korinthe 10, zegt hij ter waarschuwing. Ter waarschuwing ook voor ons. Wat is het toch een verschrikkelijke zaak als het woord der prediking ons geen nut doet, omdat het met het geloof niet is gemengd. Hetzelfde voorrecht als waarin de Joden mochten delen, wordt nu ook ons geschonken. Ons zijn de woorden Gods thans toebetrouwd. Maar wat doen wij daarmee? O hoe vreselijk, als voor ons nu ook moet gelden: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!

De apostel zegt in de Hebreeënbrief van de Joden, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. Ze hebben de rust in Kanaän versmaad. Zonder strijd heeft men tot die rust willen komen. Daarom heeft men het oor geneigd naar wat door die verspieders werd gezegd, die een kwaad gerucht van het land voortbrachten.

Och, de mens begeert de ware rust in het hemels Kanaän niet. Er wordt wel over hemelzoekers gesproken, maar eigenlijk zijn we ook nog geen hemelzoekers. Justus Vermeer zegt dat er voor de natuurlijke mens twee kwaden zijn: hemel en hel. Is de hemel één van de twee kwaden? Ja, want we moeten bekwaam gemaakt worden om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. Buiten de wedergeboorte kan dan ook niemand in het koninkrijk Gods ingaan. Van de ware godsdienst is de mens afkerig. Een kerkdienst duurt hem gauw te lang. Wat moet men dan in de hemel doen? Daar is het eeuwig kerk.

Van de ware zaligheid, zoals die in de hemel eeuwig wordt gesmaakt, is men dus afkerig. Er moet iets van die zaligheid gekend worden, om te weten waar die zaligheid in bestaat en hoe onuitsprekelijk zoet en dierbaar die zaligheid is. Als men daar een kind van God uit hoort spreken, kan men daar niet recht jaloers op zijn. Ja, men is wel jaloers op zo’n kind van God, omdat men nog wel weet dat het verschrikkelijk zal zijn om verloren te moeten gaan en daarom van twee kwaden nog maar liefst het beste kiest. Maar een onbekeerd mens kan het in de hemel niet uithouden. Zonder heiligmaking kan niemand de Heere zien. Die inwendige besnijdenis is nodig. Als men echter in de hel komt, zal men het daar ook niet uit kunnen houden, maar men zal het er uit moeten houden. Daarom: Gaat in door de enge poort. En: Strijdt om in te gaan door de enge poort. Zonder strijd komen we er dus ook niet. Maar als we nu de zaligheid in het hemels Kanaän niet begeren, dan willen we die zeker niet door een weg van strijd deelachtig worden.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (36a)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's