Reizend naar Jeruzalem
‘Ds. Fraanje was bij velen in ons land gezien en geliefd. Zeker bij Gods volk nam hij een grote plaats in. Hij had de gave om het kostelijke van het snode te onderscheiden’. Dat zei ds. H. Ligtenberg bij de begrafenis van zijn ambtsbroeder in Barneveld. ‘Maar dat scherp onderscheiden ging nooit zonder innerlijke bewogenheid’. Op 3 september 1949 - bijna 75 jaar geleden - nam de Heere de 70-jarige dienstknecht tot Zich.
Ruim veertig jaar diende de in 1878 geboren Jozias Fraanje de Gereformeerde Gemeenten. Hij begon in 1908 als oefenaar in Goes. Vier jaar later werd hij dat in Terneuzen. Binnen een jaar na zijn komst vroeg de kerkenraad aan de classis of oefenaar Fraanje ‘kan worden bevorderd tot predikant’. Nog hetzelfde jaar bevestigde ds. J.R. van Oordt hem als predikant.
De Zeeuwse afgevaardigden merkten al direct dat de eenvoudige oefenaar, die geen schoolopleiding had genoten, wél een eigen mening had. Enkelen vroegen hem om het oude ambtsgewaad te gaan dragen. Dat bestond uit mantel, bef, steek en kuitbroek. Ds. Fraanje wees dat resoluut van de hand: ‘In die kleren van Napoleon ga ik niet lopen’.
Naar de Veluwe
Na Terneuzen diende ds. Fraanje de gemeenten van Rotterdam-Centrum (1913), Goes (1916) en Barneveld (1918). Aan de laatste gemeente zou hij ruim dertig jaar verbonden blijven; hier was zijn thuis. Jaren later zou ds. A. Vergunst opmerken: ‘Het is opmerkelijk dat ds. Fraanje, rondborstig zoals de Zeeuwen doorgaans zijn, zo lang zo hartelijk verbonden was aan de Barnevelders die als echte Veluwenaren meer gesloten en afwachtend zijn’.
Ds. Fraanje was niet alleen de predikant van Barneveld, maar ook de pastor van de Veluwe. In zijn gedachtenisrede, gehouden in oktober 1943, ter gelegenheid van zijn 25-jarige bediening in Barneveld zei hij zelf: ‘Toen ik hier kwam, waren er in de classis slechts acht gemeenten; nu zijn er tweeëntwintig en twee nog niet zelfstandige gemeenten. Ik heb alleen als leraar in deze classis gestaan; nu zijn er vier predikanten’. De invloed van ds. Fraanje op de Veluwse gemeenten is nog jaren na zijn overlijden merkbaar geweest. Zij hebben doorgaans een gemoedelijke inslag. Heel lang was daar ook minder aandacht voor regelingen en organisatie; zaken die bij ds. Fraanje niet op de eerste plaats stonden. Zijn zorg was dat door de aandacht voor de vorm en de organisatie het geestelijke leven zou gaan kwijnen. Op dit punt verschilde ds. Fraanje van zijn geestelijke vader, ds. G.H. Kersten. Die was groot voorstander van een goed geordend kerkelijk leven en spande zich daar steeds voor in.
Opleiding
Bekend is dat ds. Fraanje lang bezwaren had tegen de Theologische School. Toen ds. Kersten daarvoor midden jaren twintig heel concrete stappen zette met het aankopen van een gebouw in Rotterdam, bedankte ds. Fraanje in 1925 als curator. Dat veranderde nadien wel. Vier jaar later kwam hij terug in het curatorium. Het verschil van opvatting met ds. Kersten verdween gaandeweg. Eenzelfde ontwikkeling was er op gebied van eigen scholen. Eerst preekte ds. Fraanje ertegen, later wees hij ouders erop hun kinderen toch vooral naar eigen scholen te sturen.
Opvallend is dat ds. Fraanje, die vele Generale Synodes als afgevaardigde bijwoonde, in geen enkel deputaatschap zat, afgezien van het deputaatschap Buitenlandse kerken waar hij na de oorlog lid van werd. Was dat omdat hem het werk in deputaatschappen niet lag? Vond hij het te veel organisatie?
Wel werd hij lid van enkele tijdelijke commissies, zoals die welke de stichting van een tehuis voor wezen en ouden van dagen moest onderzoeken (GS, 1934). Of de commissie die zich moest bezinnen op vragen rond huwelijk en echtscheiding (GS, 1937). Veelzeggend was dat hij als betrekkelijk jong predikant in 1922 benoemd werd in de commissie die de gesprekken met de Christelijke Gereformeerde Kerken moest voeren. Acht jaar later was hij lid van de commissie die de bezwaren tegen de prediking van de gebroeders Overduin onderzocht. Kennelijk werd zijn inbreng in deze commissies gewaardeerd. Het toont aan dat ds. Fraanje geestelijk gezag had. Daarmee heeft hij de kring der gemeenten gediend. Daardoor had hij ook geestelijke banden met mensen en gemeenten buiten het eigen kerkverband.
Zijn lust en zijn leven
Vooral door het geestelijk onderwijs in zijn prediking was ds. Fraanje bij velen geliefd. Dat was zijn gave, daarin lag zijn kracht. Hij was onvermoeibaar in het preken. Zelfs toen hij oud en zwakker was geworden, bleef hij het doen. In 1948 preekte hij nog 263 keer buiten zijn eigen gemeente en hield hij in ruim zes weken 32 dankdagdiensten in vijftien gemeenten. Ds. W.C. Lamain schreef later over hem: ‘Wat heeft die leraar mogen werken zolang het dag was. Wat heeft hij in zijn leven toch veel gereisd, en door het gehele land de gemeenten gediend. Het was zijn lust en zijn leven om het eeuwig Evangelie te verkondigen’.
Op 3 september kwam het einde. Niet als achtenswaardige dienaar des Woords, maar als arme, begenadigde zondaar werd Jozias Fraanje gezaligd. In zijn laatste nieuwjaarspreek (1949), vatte hij het zo samen: ‘Niets van mij, maar alles van Hem, zo gaan wij naar Jeruzalem’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 2024
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 2024
De Saambinder | 20 Pagina's