Totdat …
In Psalm 123 horen we het getuigenis van één die op zijn knieën is gebracht, in wanhoop aan alle aardse middelen en menselijke kracht of wijsheid. Die in zijn zorg, moeite, nood en benauwdheid zijn oog en hart tot de God van het genadeverbond, dat is God zoals Hij in en door Christus wordt gekend, opheft. Hij ziet in zijn uiterste ellende door geloof omhoog tot God op Zijn troon. Hij is een geestelijke pelgrim, onderweg naar het hemelse Jeruzalem, in de woestijn van de barre en gebroken werkelijkheid op aarde. Hij roept als een mens die een niet en een nul is geworden voor God. Ootmoed betekent dat je voor God op het laagste en geringste plekje bent gekomen. Het vlees kan alleen maar verbitterd worden en gaan briesen. Maar de dichter leerde buigen en overgeven. Dan zijn we afgebroken in onze rechten, verdiensten en waardigheid. Verlegen geworden om genade.
Beseffen wij wat dat is: genade? Alleen om Jezus’ wil! Genade, daar heb je het niet naar gemaakt. Je hebt het tegenovergestelde verdiend en het zal geen wonder zijn als God naar recht gaat handelen. De dichter kent zijn diepe afhankelijkheid van de Heere. Hij weet zich in de hand van de Heere. Hij alleen kan uithelpen en doorhelpen, verlossen en bewaren. Dat Hij dat doen zal is enkel barmhartigheid, maar ook omdat Hij rechtvaardig een Waarmaker is van Zijn beloftewoord. Dat wekt een smekend, verwachtend en vertrouwend opzien tot de HEERE.
De verootmoedigde smekeling is vasthoudend. Hij zegt: totdat. Net zolang zal hij met de Heere worstelen als een arme onwaardige zondaar die zinkt op Gods onfeilbaar Woord, totdat de Heere Zijn genade met daden zal bewijzen. Hij blijft vluchten tot en bedelen bij God, overtuigd van Zijn ontfermende goedheid; diep verlegen om Zijn verlossende hulp, eerlijke leiding, machtige bescherming en lieflijke onderhouding. Het oog van deze bidder is geopend, en zijn verstand, daarin heeft de Geest verlichting geschonken. Hij krijgt zicht op God en grond in het Woord, terwijl zijn hart met ootmoed is bekleed. Zo leeft Hij in de verwachtingsvolle overtuiging dat de HEERE zal horen en omzien.
Wat laat de Heilige Geest in het voorbeeld dat Hij ons schildert nog een vriendelijke aansporing uitgaan om toch in allerlei nood en moeite telkens de toevlucht te nemen tot de HEERE, Die nooit heeft gezegd of betoond: zoek Mij tevergeefs. Wat geeft Hij hier ook helder onderwijs in de houding en gezindheid van een ware bidder. Herkennen we ons?
Dat woordje ‘totdat’ maakt ook duidelijk dat deze bidder door een waar geloof vaste grond heeft gevonden om niet wanhopend op te geven, maar verwachtend vol te houden. Immers, de Heere heeft Zijn hulp en ontferming toegezegd aan armen en nooddruftigen, die, hoe het ook moge tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen. Nee, dan werkt Hij niet over de schuld heen. Hij komt alleen in de weg van het verzoenend bloed van het Offerlam Jezus Christus. In die weg en op die grondslag maakt Hij Zijn beloftewoord uit genade en in trouw waar. Daarom leert een verloren zondaar in het buigen te hopen en te verwachten, eens en telkens weer. Hij doet het omwille van Zijn grote Naam: HEERE!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's