De heiliging (7)
Heel af en toe lees je het wel eens in de media: het bericht dat er ergens een Siamese tweeling geboren is. Dat is een ééneiige tweeling waarvan de twee kinderen bij de geboorte aan elkaar vastzitten. Maar de term Siamese tweeling wordt ook wel in figuurlijke zin gebruikt. Als we duidelijk willen maken dat bepaalde zaken onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn. In deze zin van het woord gaat dit artikel óók over de helft van een ‘Siamese tweeling’: de heiliging. Want rechtvaardiging en heiliging zijn in de heilsorde onafscheidelijk aan elkaar verbonden!
Er wordt niemand zalig dóór goede werken; dat is in de vorige bijdragen duidelijk geworden. Gevallen zondaren worden alléén uit genade gerechtvaardigd door God, door het geloof in de Heere Jezus Christus. Maar tegelijk is dat geloof er nooit alleen. Het gaat altijd samen met de vernieuwing van ons hart en leven door de Heilige Geest. Wie écht door een levend geloof in Christus ingelijfd is, kan onmogelijk met een beroep op Gods genade in de zonde (door)leven. Integendeel; we gaan juist alle zonden haten en daartegen strijden. En tegelijkertijd verlangen we ernaar om naar ál Gods geboden te leven, tot eer van Zijn
Naam. En dáárom wordt er ook niemand zalig zónder goede werken. Zeker, de allerheiligste van Gods kinderen heeft slechts ‘een klein beginsel’ van dit nieuwe leven van de heiliging. Tot hun droefheid vallen ze steeds opnieuw in de zonde. Mét alle strijd en aanvechting die dat geeft in het christenhart (Rom. 7). En tóch zouden ze niets liever willen dan volkómen leven naar Gods wil, tot Zijn eer. Juist de liefde van Christus, uitgestort in het hart door de Heilige Geest, dringt ertoe. Zou ik Hem, die Zijn leven voor mij gegeven heeft, niet mijn hele leven opofferen tot een levend dankoffer?
Ja, dát is de Bijbelse heiliging van alle gelovigen waarover ook de Heidelbergse Catechismus ons in Zondag 32 heel helder onderwijs geeft. Nadat in Zondag 2-4 het stuk van de ellende is behandeld en in Zondag 5-31 het stuk van de verlossing, begint in Zondag 32 de behandeling van het laatste stuk, dat van de dankbaarheid. En in vraag 86 wordt daarbij de vraag opgeworpen: ‘Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?’ Het antwoord maakt allereerst duidelijk dat heiliging, evenals rechtvaardiging, een genadige gáve van God is; vanuit de geloofsgemeenschap met Christus. ‘Daarom dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt.’ De opstellers van de Heidelberger verwijzen voor de Bijbelse fundering van dit antwoord naar teksten als Rom. 6:13, Rom. 12:1-2 en 1 Petr. 2:5 en 9.
Heiliging betekent níet dat ik, nadat ik uit genade vergeving van zonden ontvangen heb door het geloof in Christus; nu zélf ‘als tegenprestatie’ aan de slag moet om goede werken te doen en te leven tot Gods eer. Nee, de Bijbelse heiliging is geen wettische heiliging in eigen kracht maar juist een evangelische heiliging (zoals de titel luidt van het mooie boekje van de puritein Walter Marshall over dit onderwerp) door de Geest van de Heere Jezus Christus. Christus Zélf woont door Zijn Geest in het hart van al de Zijnen en Híj vernieuwt hun leven hoe langer hoe meer naar Zijn heerlijk beeld. En hoe meer de Zijnen op Hém gaan lijken, hoe meer Góds beeld in hun leven hersteld wordt en Gods scheppingsdoel door Zijn herscheppende genade in hun leven werkelijkheid wordt. Zó wordt de Drie-enige God verheerlijkt door Zijn eigen werk!
Dat alles onderstreept niet alleen het genadekarakter van de heiliging; maar betekent ook dat Christus in het leven van de heiliging evenzeer centraal staat. Wie in Hem de vergeving van de zonden uit genade gevonden heeft, en telkens weer vindt, gaat er door de kracht van Zijn Geest ook naar verlangen om op Hem te lijken. Christus is weliswaar allereerst Borg voor al Zijn gelovigen; maar Hij is evenzeer óók het grote Voorbeeld voor al de Zijnen. Daarom bidt elke ware christen levenslang: o Zoon, maak mij Uw beeld gelijk. Zo is Christus zowel Bron als Voorwerp van de heiliging. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing’ (1 Kor. 1:30).
Het feit dat de Heidelbergse Catechismus in het vervolg van de behandeling van het stuk van de dankbaarheid heel concreet en uitvoerig alle geboden van Gods wet en daarna het Gebed des Heeren behandelt, is daarmee op geen enkele wijze in strijd. Chrístus heeft in Zijn leven op aarde immers al de geboden van God volmaakt vervuld; uit liefde tot Zijn Vader en Zijn naaste. En was het niet Chrístus Zelf, die Zijn discipelen het ‘Onze Vader’ geleerd heeft? Kortom, wie verlangt om Christus’ beeld gelijkvormig te worden verlangt daarmee Christus na te volgen in Zijn volmaakte vervulling van Gods wet én in Zijn biddend leven op de aarde.
We zagen dat heiliging, Bijbels gezien, allereerst een gave van de Geest van Christus is. Maar het is vervolgens ook een opgave voor alle gelovigen. Of beter gezegd: een heilige roeping van de Heere. In de Schrift vinden we immers ook allerlei concrete oproepen aan de gelovigen tot een heilige levenswandel. Denk vooral aan de laatste hoofdstukken van verschillende brieven van de apostel Paulus. Bijvoorbeeld Kol. 3:1-3: ‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.’ Juist dit appèl onderstreept de persoonlijke verantwoordelijkheid van een christen op het terrein van de heiliging. We worden geroepen om álle zonden te haten en ervoor weg te vluchten. En we worden evenzeer geroepen om te leven naar ál Gods geboden. Zodat de oude mens van de zonde zal afsterven en de nieuwe mens zal opstaan. Tot verheerlijking van Gods Naam in ons leven. Dat vraagt ook om heel concrete keuzes ten aanzien van onze levenswandel. Een concreetheid die we ook in de Bijbel ontmoeten; met name in het onderwijs van het Nieuwe Testament over de heiliging.
Maar ook dan blijft dit appèl wel een ‘evangelisch appèl’; in de Bijbelse zin van het Woord. Het is geen appèl dat een beroep doet op eigen vermogens, maar dat rust op de gemeenschap met Christus en de kracht van Zijn Geest. Tegelijkertijd is het ook nooit een vrijblijvend iets. Hebr. 12:14 leert ons dat zonder heiligmaking niemand de Heere zien zal! Dat wordt door de Heidelbergse Catechismus ook in vraag en antwoord 87 van Zondag 32 krachtig onderstreept. De heilige HEERE wil een heilig volk! Waarom? ‘Opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden’ (Antwoord 86 HC). Juist dáárom bidt Gods Kerk voortdurend:
Och, of wij Uw geboon volbrachten!
Gena, o hoogste Majesteit!
Gun door ’t geloof in Christus krachten,
Om die te doen uit dankbaarheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's