‘Trias politica’ of ‘drie-eenheid’?
Over geloof, wetenschap en politiek in de medische ethiek
In aflevering 158 van de Ongelooflijke Podcast zijn presentator David Boogerd en theoloog Stefan Paas in gesprek met onderzoeker Els van Wijngaarden. Zij onderzocht enkele jaren geleden het fenomeen ‘voltooid leven’. Ze kwam tot de conclusie dat de groep 55-plussers met een doodswens niet heel groot is: zo’n 10.000 mensen, waarbij in 92% van de gevallen de doodswens niet constant aanwezig is. Na bijna een uur praten, brengt Boogerd een primeur ter sprake: er was door een belangenorganisatie op het gebied van euthanasie een klacht tegen van Wijngaarden ingediend. Boogerd vat de klacht heel kort samen: ‘De belangenorganisatie stelde dat jij vooringenomen zou zijn omdat je gelovig bent, toch?’ Daarop licht Van Wijngaarden toe: ‘Ik sta in een vrijzinnige, oecumenische traditie en heb niet een orthodoxe, pro-life achtige drive.’ Om even later te stellen: ‘Wie is er eigenlijk niet pro-life?’
Een andere setting. In TV-platform De Nieuwe Wereld interviewt filosoof Jelle van Baardewijk PThU-hoogleraar Theo Boer over het goede leven. ’Je moet straks nog maar eens uitleggen wat dat is, een Protestantse Theologische Universiteit, maar mensen die jou googelen zullen ontdekken dat je een vrij serieuze wetenschapper bent op het gebied van ethiek en gezondheidszorg.’
Tenslotte een ervaring uit eigen repertoire: in een vakgroep-overleg met collega-ethici licht ik mijn onderzoeksplannen toe om de geografische verschillen in kaart te brengen in de incidentie (het voorkomen) van euthanasie in Nederland. Als ik vertel dat het opvallend is dat we dit soort cijfers wel hebben voor heup- en knievervangingen, maar eigenlijk niets weten over de praktijk(variatie) van de zorg rond het levenseinde is de reactie: ‘Maar wat wil je dan eigenlijk bereiken; per definitie minder euthanasie? Wat is eigenlijk je achterliggende agenda?’
Deze voorvallen hebben drie dingen gemeen: ze gaan er ten eerste vanuit dat goed onderzoek ‘waardenvrij’ gebeurt, objectief en vanuit een soort view from nowhere. Ten tweede spreken in alle gevallen betrokkenen (wat meer of wat minder expliciet) hun vermoeden uit dat door christen-wetenschappers verkregen inzichten niet geheel serieus te nemen zijn, of op zijn minst behoorlijk zijn vertekend (gebiast). Tenslotte gaan genoemde critici ervanuit dat zíj wel kunnen waarnemen, analyseren en reflecteren vanuit die objectieve, waardenvrije en onbevooroordeelde houding.
Een reflex die ik vaak tegenkom onder collega (christen)wetenschappers is dat men zich uitvoerig bedient van methodologische voorzorgsmaatregelen om (de schijn van) objectiviteit en daarmee validiteit van hun onderzoeksresultaten te onderstrepen. Een andere veelgebruikte strategie is dat men zich in de analyse en interpretatie volledig beperkt tot descriptieve statistiek of narratieven (‘is’) zonder maar ook één moment normatief te durven worden (‘ought’).
Gelukkig is de bio-ethiek sinds een jaar of tien deze discussie voorbij. In een sprankelend artikel getiteld ‘Who’s arguing?’ betoogden de ethici Ives en Dunn in 2010 dat zogeheten morele onthechting (het aannemen van een ‘objectieve, onthechte houding’) niet alleen onmogelijk is, maar ook onwenselijk. Onmogelijk omdat je je eenvoudigweg nooit helemaal kunt ontworstelen aan je morele commitments. Onwenselijk omdat juist morele overtuigingen onze inbreng in het ethisch debat relevant maken. Een ethicus die zijn eigen morele kompas thuislaat, is irrelevant geworden voor het debat.
Hoe brengen we die morele commitments dan op een goede, constructieve manier in? Door er vanaf het begin open en eerlijk over te zijn. ’Leg je kaarten op tafel’, nodigen Ives en Dunn uit. Maar hoe voorkom je dan als christen dat je gesprekspartner direct afhaakt omdat hij/zij bijvoorbeeld Bijbelse waarden niet relevant acht? In dat geval is het – naar mijn stellige overtuiging – onze plicht om onze morele overtuigingen te verwoorden op een manier en met argumenten, die zowel onze diepste morele commitments vertolken, en tegelijkertijd begrijpelijk en invoelbaar zijn voor de ander. Dus: zonder van die ander geloof te verwachten, maar ook zonder ons geloof te verloochenen. En dan geldt: ‘Indien hij naar u luistert, zo hebt gij uw broeder gewonnen’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2024
Zicht | 92 Pagina's
