Eilandlicht
Als negentienjarige was ze weliswaar op de leeftijd om af en toe aan een huwelijk te denken, maar voor haar zou het nooit meer worden dan dat – een gedachte. Ze draaide de deksel van de pot en stak twee vingers in het dikke, vettige mengsel, dat bestond uit geschaafde bessen en ongezouten reuzel.
Ze had zich berust in het feit dat geen enkele man haar wilde. Of tenminste, niet meer zodra hij ontdekte dat ze geen toekomst had. En zij was tevreden met het idee de rest van haar leven bij haar vader te blijven. Nou ja, het merendeel van de tijd was ze daar tevreden mee. Dat deze man op hun strand was beland en nu hier half ontkleed in bed lag, betekende nog niet dat zij hier blozend moest staan stuntelen.
‘Het is maar een patiënt.’ Ze haalde diep adem en smeerde moedig de zalf op een gezwollen rode plek onder zijn knie. ‘Een gewonde man, een mens in nood.’ Zij was de dokter. Dat was alles. En dokters moesten hun patiënten aanraken.
Op het laken verscheen een dieprode vlek, ter hoogte van zijn ene dij. Ze vernauwde haar blik en boog zich dichter naar de plek toe. De vlek leek groter te worden. Zonder nog maar één gedachte aan fatsoen te wijden draaide ze de man op zijn zij, schoof de ene pijp van zijn linnen onderbroek omhoog en hapte toen naar adem. In zijn dijbeen zat een kogel.
2
Ze had weleens een kogel verwijderd uit een afgeschoten hert, konijn of ander wild dat haar vader mee naar huis had gebracht, maar dat was dan ook de enige ervaring die ze hierin had opgedaan. Toch zou de kogel eruit moeten. Behoedzaam draaide ze de vreemdeling op zijn buik en haalde zo voorzichtig mogelijk het projectiel uit zijn dijbeen. Gelukkig zat de kogel niet al te diep en was hij ook niet moeilijk te verwijderen. Voor zover ze het kon bekijken, waren er geen botten of slagaders geraakt.
Ze was blij dat de man buiten bewustzijn was terwijl ze de kogel verwijderde en de wond hechtte. Tegen de tijd dat ze eindelijk de wond had verbonden en daarna ook alle brandwonden had verzorgd, dacht ze er niet meer aan dat hij een man was en zij een vrouw. Hij was gewoon een drenkeling die haar zorg hard nodig had.
Tijdens haar bezigheden was haar vader na zijn tweede tocht naar het strand hun kleine woning binnengestrompeld. De teller van het aantal doden dat op deze ochtend op het strand was aangespoeld, stond op twintig en nadat hij ze allemaal had begraven, was hij te moe en te verslagen geweest om ertegenin te gaan dat Isabelle de enige overlevende bleef verzorgen. Zonder tegenspreken had hij zich op Isabelles bed laten vallen en geprobeerd een paar uur slaap te pakken voordat hij de trap naar de lantaarnkamer in de vuurtoren op geklommen was om de lamp aan te steken en die de hele nacht brandend te houden.
Die nacht sliep Isabelle op de stoel naast de patiënt. Diverse keren schrok ze wakker als de man zich bewoog of wanneer haar vader naar beneden kwam om bij haar te kijken. Op de tast verwarmde ze de stenen voor in het bed, zodat het iets gerieflijker voor de vreemdeling zou zijn.
Hoewel hij nog buiten bewustzijn was, werd hij steeds onrustiger. Ze kon niet anders dan hem wat laudanum toedienen. Tot haar grote ergernis verspilde ze door haar onhandige gedrag een paar kostbare druppels van het verdovende middel. Zoals altijd was ze opgelucht toen de eerste lichtstralen door het raam naar binnen piepten.
‘Charlie?' mompelde de man. ‘Charlie, is alles in orde?'
Isabelle stond op van de stoel en liep naar het bed. Ze legde een hand op het voorhoofd van de man. Eindelijk kwam hij op temperatuur en zo te voelen had hij geen koorts. Nog niet. De tijd zou leren of de kogelwond ging zweren.
Zachte plukjes haar kriebelden tegen haar vingers en ze streek ze naar achteren. ‘Mam?' Zijn stem klonk gedempt en hij had zijn ogen nog steeds gesloten.
‘Nee. Ik ben Isabelle.'
‘Izzy?’ Hij pakte haar hand die nog steeds op zijn voorhoofd lag en hield hem vast in een verrassend sterke greep. ‘Ik heb je gemist.’ Voordat ze kon reageren, trok hij haar naar zich toe en sloeg zijn armen om haar heen. Even was ze te beduusd om te reageren. Ze kon alleen maar denken aan zijn wang die tegen de hare was gedrukt. Zijn bakkebaard van een dag oud schuurde langs haar huid. Ze voelde zijn warme adem, zijn sterke, troostende armen om haar heen en zijn brede borst onder haar.
Zijn brede, bijna blote borst…
De vlammen sloegen haar uit en met een kreetje probeerde ze zich uit zijn greep te bevrijden.
Onmiddellijk liet hij haar los.
Ze deed een stap naar achteren, precies op het moment dat hij zijn ogen opende en haar vanonder zijn lange wimpers aankeek. Op zijn gezicht tekende zich verwarring af. ‘Je bent mijn zus niet,’ zei hij.
‘Nee, dat ben ik niet.’ Ze vocht tegen de schaamte die over haar heen spoelde. ‘Ik ben Isabelle Thornton. En het spijt me dat… dat…’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 2023
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 2023
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's