Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HANS VAN DE BERGHOOGTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HANS VAN DE BERGHOOGTE

VERVOLGVERHAAL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam - H. A. van Bottenburg N.V.

— 35 —

In gedachten ziet zij twee ernstige ogen op haar gericht. Wat was zij begonnen! Zij? Was Hans niet begonnen door steeds aan haar te denken? En had ze niet wel eens horen beweren, dat als je sterk aan een bepaalde persoon dacht, dat die ook tot jou getrokken werd in welke vorm dan ook? Onzin en nog eens onzin.

Moest zij, die zo anders geleerd had, 't in dat licht zien? Waar waren de goede voornemens van gisteravond? Wat kwam er van de bede terecht: „zo slechts Uvv wil geschiede en de mijne niet o Heer". Waar was hei, kinderlijk vertrouwen van gisteravond, 'oen zij neerloiielde en om hulp bad? Was het haar toen niet geweest alsof er meegedragen werd? En nu dan? Waarom woog dan alles

En nu dan? Waarom woog dan alles nu opnieuw zo zwaar? Och, ze wist het ook eigenlijk wel, omdat zij niet los wilde laten. Ja, straks, als deze vacantie voorbij was, als zij eerst met volle teugen van zijn bijzijn genoten had, dan wilde zij afscheid van hem nemen. Dan was het toch nóg tijd genoeg? Daardoor zou Marlet je toch niet tekort komen! Wilde zij dan met een gerust geweten Hans een dubbel spel laten spelen? Dat moest Hans toch zelf weten! Natuurlijk moest hij dat, maar zou zij dan niet de oorzaak zijn van die haast misdadige fout? Kon daar zegen op rusten? Onmogelijk!

Maar dan moest zij ook hoe eerder hoe beter gaan. Waar naar toe? Vader en moeder gingen uit, die kon ze ook niet aandoen opeens weer thuis te komen. Natuurlijk, als zij onverwacht ziek werd en naar huis wilde, zouden ze hun vacantie dadelijk opgeven, maar voor dit? Kon zij vader, die zijn vacantie zo nodig had, dit wel aandoen? Maar bier kon ze toch ook niet blijven. Nel en Toos? Waar waren die ergens op hun fiets tocht? En als zij het als wist. zou ze zich dan opeens bij hen voegen? Ze wist van hun kant welkom te zijn, maar zelf voelde zij er nietsv oor. Natuurlijk zouden ze willen weten wat de oorzaak van die opeens veranderde plannen was. Ze verdachten haar toch al. Moest je net Nel en Toos hebben, die zelf dolgraag iets zouden beleven, echt beleven dan, zoals zij het noemden, want zo'n soort vriendschap hadden ze wel eens meegemaakt.

Neen, Nel en Toos kwamen zéker niet in aanmerking, vader en moeder de eerste weken ook niet, zo bij voorbeeld in de derde week zou het zo gek nog niet zijn naar hen toe te gaan. Ze wist zeker ze er een geweldig pleizier mee te doen, maar zou dat geen camouflage in groot formaat zijn?

Die lieverds in de waan te brengen zo sterk naar hen te verlangen, dat zij haar vacantie er voor wijzigde? Hoe banaal zou dat zijn! Als ze het deed, dan ook onomwonden de oorzaak vertellen en anders wegblijven. Vier-en-twintig uur geleden had zij niet gedacht zo spoedig al in grote moeilijkheden te zullen zitten. Had zij Hans eigenlijk maar niet dadelijk ontmoet!

Wat? Sloeg daar de dorpsklok al elf uur? Vóór de elf-uur-koffie thuis, had oom gezegd. In een oogwenk zit ze op de fiets, jaagt over het stuur gebogen de smalle landweg af om even later al hijgende haar fiets in de schuur te slingeren.

„Kind, wat heb je weer woest gereden geloof ik".

„Alleen 't laatste stukje tante, ik merkte wat laat te zijn".

„Nu, 't ziet toch niet op een paar minuten".

„Dat weet ik wel, maar ook, dat oom een man van de klok is".

„Ja, dat is hij zeker, hij heeft graag om elf uur zijn kopje koffie. Ga maar gauw bij hem zitten, ik volg met de koffie. Anna heeft er weer extra haar best op gedaan".

„Ja, ik ruik het tante, heerlijk...! Dag oom!"

Twee ondeugend lachende ogen zagen in de hare. „En...?"

„Wat en...? Wat bedoelt u?" „Prettig even doorgewaaid?" „Er is geen wind oom".

„O, ik dacht dat je daar zo'n kleur van gekregen had".

„Drink jij dat heerlijke kopje koffie maar op, kind en laat oom maar plagen".

„Ik kan er als altijd best tegen tante, ik plaag wel weer eens terug".

„Ja, jullie zijn aan elkaar gewaagd, maar... luister eens kind, we hebben een uitnodiging van een vriend van oom, je hebt zijn naam wel eens gehoord, mijnheer Wagner, eigenaar van de metaalfabriek ,je weet, waar Hans Stettler werkt, die liet vragen of we vanmiddag thee kwamen drinken. Nu weet ik wel, dat je niet graag op theevisite gaat, maar din konden we niet afslaan zonder onbeleefd te zijn. Je werd meegevraagd en ik heb dus de invitatie voor jou aangenomen".

„Natuurlijk ga ik mee tante. Stel u voor, dat ik zo onbeleefd zou zijn te weigeren. En dan, ik vind het wel eens leuk, dat geweldig huis van binnen te zien". „Ja, wat dat betreft valt er veel te bewonderen. Zowel mijnheer als pievrouw Wagner zijn beiden kunstliefhebbers".

„Zijn er geen twee dochters?" „Ja, Nora en Trees. Nora is uit logeren bij de ouders van haar verloofde. Zij is verloofd met de jonge burgemeester van Zuiddorp".

„Ik dacht, dat die meisjes veel jonger waren dan ik".

„Dat zijn ze ook. Nora is pas negentien geworden en Treesje is zeventien. Ja kind, jij mag wel opschieten". „Waarom tante?"

„Ik zei het er maar om hoor, blijf jij nog maar wat bij vader en moeder". Ongewild was er even een pijnlijke stilte ontstaan, waar oom Ernst met grote tact een goed einde aan maakte door Rudi te vragen een pakje van zijn studeerkamer te willen halen. „Is dit het oom?"

„Ja, dat is het! Ga je even mee naar de post?"

„Graag, ik zal het dragen, geeft u maar hier als 't u blieft".

Gezamenlijk sloegen oom Ernst en Rudi de weg naar het dorp in.

„Da-ag! Wacht je al lang?" „Weineen kabouter, nog geen vijf minuten. Je had me toch om half zeven ontboden?"

„Ja, dit is het enige rustige uurtje van de dag dat ik oom zeker thuis weet. Oom en tante rusten na het eten altijd even.

Ze zijn wel gewend, dat ik dan nog even uit wip".

„Zullen we nog wat verder doorlopen of hier gaan zitten? Even verder is misschien nog wel zo geschikt, geef mij je fiets maar".

,,Weineen, die kan ik best zelf houden".

,,Zoals u wilt, dame! Wat kan er maar een droevig klein gUmlachje af. Ik las eens:

'k zie stormen loeien in 't grauw verschiet.

verschiet. En 't hoofd hun bieden, kan ik niet. Zo zie je er precies uit. Laten we hier maar neerstrijken en vertel me dan eens wat er in die kleine week dat we elkaar niet zagen, door dat hoofdje van jou gegaan is. Nu...?"

Spelend grepen zijn vingers naar de schakels van haar gouden armband, terwijl zijn ogen de hare zochten. „Moeilijk onder woorden te brengen wat er verwerkt is?"

„Ja, nog al of... eigenlijk ook weer niet. Ik zie 't zo Hans, dat we met dit spelletje moeten breken, hoe eer hoe beter".

„Spelletje!" Onstuimig grepen zijn spelende vingers naar haar in haar schoot liggende handen. „Zo mag je dit niet noemen. Dit is geen spelletje, ook niet als zodanig bedoeld, ik heb alles wel degelijk overdacht, vooral na ons gesprek van acht dagen geleden".

wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

HANS VAN DE BERGHOOGTE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1981

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's