Het geloof in het breukvlak van de tijden – de lofzang van Maria als wenkend voorbeeld
Twee gebeurtenissen in Amerika
Het is intrigerend en van belang om de berichtgeving omtrent ontwikkelingen, die zich in deze tijd in Amerika voordoen op de voet te volgen. Het land geeft vooralsnog de toon aan in de wereld van vandaag. Ontwikkelingen dáár hebben wereldwijd directe gevolgen.
Twee gebeurtenissen trokken er de afgelopen week de aandacht. Ze laten zien dat het in Amerika gist. Allereerst de scheuring van de grootste baptistengemeenschap. De reden was verdeeldheid over vragen die te maken hebben met gender. In een opiniestuk merkte een scribent op dat een scheiding van een dergelijke omvang voor het laatst plaatsvond in de 19e eeuw en wel rondom de kwestie van de afschaffing van de slavernij. Het was de voorbode van de Amerikaanse burgeroorlog. Ook al is de impact van de kerk op de samenleving veel minder groot dan in de 19e eeuw, ze is er wel. Daarom kan de scheiding een omineus voorteken zijn, aldus de journalist.
Het tweede wat de aandacht trok was een symposium aan de Georgetown university waar professor Vermeule, hoogleraar in het recht aan de Harvard university, een lezing hield. De hoogleraar voert al enige tijd een pleidooi voor een verandering van politieke filosofie binnen de conservatieve gelederen. Decennia lang legden conservatieve rechtsgeleerden en politici de Amerikaanse constitutie (1789) uit door na te gaan hoe de opstellers ervan (Founding Fathers) de grondwet en de uitwerking oorspronkelijk bedoelden. Door deze invalshoek te kiezen voor de interpretatie van het recht probeerden zij moderne tendensen tegen te gaan, die huns inziens indruisten tegen wat de Founding Fathers voor ogen stond. Voor professor Vermeule is dit te weinig. Conservatieven moeten niet kijken naar de oorspronkelijke bedoeling van een tekst, ze moeten letten op de principes die daarachter schuilgaan, de eeuwige rechtsprincipes die voor alle tijden vaststaan en die het algemeen welzijn (common good) beogen en garanderen. Omdat deze principes – die onder meer verwoord werden door de klassieke Griekse en Romeinse filosofen en rechtsgeleerden – onaantastbaar zijn en het goede beogen, kan men bepalingen die daaruit voortvloeien anderen desnoods opleggen. Pas wie deze invalshoek kiest heeft verweer tegen het moderne denken dat in Amerika steeds meer terrein wint. Op deze manier kan men met een beroep op de algemene principes van het recht abortus verbieden en de rechten die de LHTBQ-beweging claimen, tegengaan.
De gedachten van professor Vermeule lijken binnen de conservatieve partij terrein te winnen. Onlangs hield hij een lezing aan de Franciscan university in Ohio, waar hij J.D. Vance onder zijn gehoor had, die kort geleden verkozen werd tot senator. Een week ervoor hield een geestverwant, professor Hammer, een warm pleidooi voor zijn ideeën in Miami, in het bijzijn van meerdere senatoren, onder wie De Santis. ‘Als (zo merkt een journalist op) zijn gedachten een sprong kunnen maken van Cambridge naar het Capitool, dan zal dat gaan via prominente figuren binnen de republikeinse partij, die voor zijn visie worden ingewonnen.’
Edmund Burke
Het voert te ver om in dit artikel uitvoerig in te gaan op hetgeen Vermeule naar voren brengt. Hij wil het recht koppelen aan het transcendente, aan principes die boventijdelijk zijn en verankerd zijn in een eeuwig recht. Hij lijkt daarmee aan te sluiten bij wat ook Edmund Burke (1729-1797), die wel de vader van het conservatisme wordt genoemd, naar voren bracht. Burke sprak over een eeuwig verbond waarop de orde in deze wereld rust, een verbond van oude tijden her dat er is tussen God en mens waaraan alle volkeren deelhebben. Er zijn principia van het recht. Maar Burke zou er zich te allen tijde voor hoeden om deze principia zondermeer toe te passen op de werkelijkheid van nu. Afgaande op deze rechtsprincipes hoedt men zich in de praktijk voor rigorositeit en houdt men rekening met hoe dingen gegroeid zijn. Staatsmanschap wordt gedragen door wijsheid en door een politiek van wat Burke noemde prudence, voorzichtigheid. In het parlement moet men zich weren tegen revolutionair denken, in de praktijk zoekt men een weg van wijsheid. Men tast niet zomaar de vrijheden van anderen aan. De Founding Fathers, om te beginnen bij John Adams, waren gedrenkt in dit bewustzijn. Zij waren moedig en krachtig, tegelijk voorzichtig, waar het de vrijheden van anderen betrof. De republikeinse partij heeft er helaas de afgelopen jaren geen blijk van gegeven dat ze zich door deze geest van voorzichtigheid liet leiden.
Wie wijst een weg? Israël ten tijde van Christus
Maar er valt meer te zeggen. De republikeinen en christenen in Amerika geraken in verlegenheid omdat velen van hen sinds kort direct te maken krijgen met de gevolgen van de secularisatie die de afgelopen decennia langzaam maar zeker in Amerika doordringt. Het gevaar is groot dat men zich terugtrekt op principes, waarbij men koste wat kost de meerderheid wil zien te krijgen om dan vervolgens de tegenstanders te forceren om binnen de coördinaten van deze principes te blijven, iets wat nu al in sommige staten gebeurt inzake abortus. Hoe begrijpelijk dit ook is, het werkt de polarisatie alleen maar meer in de hand.
We stuiten hier op een fundamenteel probleem. Wat moet de houding van de christen zijn als hij in aanraking komt met de huidige revolutionaire tijd en hij in een minderheid dreigt te raken en in een maatschappij leeft die doordrenkt is van seculiere denkbeelden en een seculiere mentaliteit en moraliteit? Het is in de laatste eeuw enkele grote geesten gegeven om een begaanbare weg te schetsen. Ik denk aan Romano Guardini en zijn boek De gestalte van de toekomst (1951) en aan dr. W. Aalders, die zich in tal van boeken rekenschap gegeven heeft van deze situatie.
Dr. Aalders is vanuit dit oogpunt altijd geboeid geweest door wat zich in Israël afspeelde in de laatste eeuwen voor Christus toen de Joden in de diaspora, maar ook in het land Israël zèlf, in het krachtenveld van de geschiedenis kwamen en voor allerlei dilemma’s kwamen te staan. De diaspora-Joden leefden in een heidense omgeving waarin ze te maken kregen met een veelal onzekere politieke situatie (vóór en na Augustus en Tiberias) en ook de Joden in het moederland Palestina kregen te maken met het (ook) seculiere denken van de Grieken en met de overheersing van de Romeinen (na 62 voor Chr.). Weliswaar lieten de Romeinen hun godsdienst in het algemeen ongemoeid, maar constant was er de dreiging dat dit anders zou kunnen worden. Als reactie op dergelijke ontwikkelingen ontstonden in de tweede eeuw voor Chr. de sekten van de farizeeën, de sadduceeën en van de Qumrangemeenschap, en in de eerste eeuw na Chr. die van de zeloten. De farizeeën zochten hun kracht in een strikt leven naar de wetten van Mozes en andere door henzelf opgestelde wetten; de sadduceeën (de ‘verlichte’ priesters) gingen mee met de tijdgeest en stelden zich politiek op tegenover de Romeinen; de sekte van Qumran trok zich terug in het berglandschap bij de Jordaan en hoopte op een definitieve gewapende strijd onder leiding van de Messias, terwijl de zeloten zondermeer aanstuurden op een gewapende confrontatie met de Romeinen, waarbij ze terreur niet uit de weg gingen.
Van alle groeperingen geldt dat zij geen geestelijke oriëntatie konden vinden, die voorkwam dat zij in de geschiedenis vastliepen. De farizeeën zagen in de sadduceeën rivalen; beide groeperingen zagen aanvankelijk met lede ogen de opkomst van de zeloten aan, maar konden niet voorkomen dat zij greep kregen op het volk en zelfs op mensen binnen hun eigen gelederen. Dit leidde uiteindelijk tot de opstand van de Joden en tot de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr., een gebeurtenis waar de hele toenmalige wereld mee gemoeid was.
Kan iets dergelijks ook nu gebeuren? Kan er in Amerika sprake zijn van radicalisering die leidt tot een catastrofe met wereldwijde repercussies? Wat er 6 januari 2021 gebeurde vertelt ons dat dit niet uitgesloten is. Reden genoeg om alert te zijn. En vooral: reden genoeg om zich erop te bezinnen dat er een ándere weg gegaan kan worden. Welke? Dr. Aalders wees daarop: de weg die de gelovige Jood in de laatste eeuwen voor Christus gewezen werd door de LXX, de weg die gegaan is door Maria en Jozef, door Simeon en Anna en door de vroegchristelijke gemeente.
Het profiel van de gelovigen - twee aspecten in het Magnificat
We mogen ons gelukkig prijzen dat we van het profiel van deze gelovigen het nodige weten, onder andere door het Lukas-evangelie. In Lukas 1 en 2 vertelt de evangelist over Maria. Hij vertelt hoe zij reageert op de aankondiging van de geboorte van Christus en hij geeft de lofzang weer die zij korte tijd daarna heeft gezongen, het Magnificat.
Vooral twee aspecten in deze lofzang vertellen ons iets van de geloofsbeleving van Maria.
Geringheid
Allereerst spreekt zij uit dat God ‘haar nederigheid heeft aangezien’.1 Het woord ‘nederigheid’ of ‘geringheid’ komt in de LXX vaak voor. Het duidt op een benarde situatie, waaruit God redt. God redde het volk Israël toen het door farao werd onderdrukt.2 Hij ontfermde zich over Hagar in de woestijn en stelde haar in het vooruitzicht dat ze de moeder zou zijn van een groot volk.3 God ziet Hanna gunstig aan als zij door Peninna wordt vernederd omdat zij geen kinderen kan krijgen en zij haar hart uitstort voor God.4 God helpt Jeruzalem als het omsingeld wordt door Holofernes5, Hij komt de drie vrienden van Daniël te hulp als zij in het vuur worden geworpen.6
We komen nog dichter bij het geloofsleven van de Israëliet als we zien waar het woord ‘nederigheid’ of ‘geringheid’ in de Psalmen voorkomt. In Psalm 119 lezen we:
‘Denk aan uw woord dat U sprak tot uw knecht, waardoor U mij hoop hebt gegeven.
Dit troostte mij in mijn vernedering,
want van uw woord ben ik niet geweken.
Ik heb gedacht aan uw oordelen, Heer,
van eeuwigheid en ik ben getroost.
Moedeloosheid heeft me vervuld vanwege de zondaren, die uw wet verlieten. Gezangen waren uw verordeningen voor mij op de plaats waar ik als een vreemdeling was. Ik heb in de nacht gedacht aan uw Naam, Heer, en ik heb uw gebod bewaard.
Dit is me ten deel gevallen, uw bepalingen heb ik met toewijding gezocht.’7
De Spreukendichter houdt de Israëliet voor: ‘Beter is een zachtmoedig iemand met een nederige geest,
dan een grootspreker, die een buit verdeelt.’8
Jezus Sirach schrijft:
‘Kind, wanneer je naar buiten treedt,
om de Heer te dienen,
bereid u dan voor op verzoekingen.
Wees uit op oprechtheid en wees standvastig en word niet ongeduldig in tijden van tegenspoed. Houd je stevig aan Hem vast en laat Hem niet los opdat u uiteindelijk verhoogd wordt.
Aanvaard alles wat je overkomt
en als vernedering je te beurt valt, maak je hart dan wijd.
Geloof Hem en Hij zal je redder zijn,
maak uw wegen recht en hoop op Hem.
(…) Kijk terug naar vroegere geslachten,
wie vertrouwde op de Heer en werd te schande?
Wie bleef in zijn vrees en werd verlaten?
Wie riep Hem aan en werd door Hem voorbijgezien?
Want vol mededogen en barmhartig is de Heer en Hij vergeeft de zonde en redt op de juiste tijd degene die benauwd wordt.’9
Tegen deze achtergrond begint het woord ‘nederigheid’ waarover Maria spreekt, op te lichten en krijgt het reliëf. Het volk van Israël (en ook zij) bevond zich in haar dagen in een benarde situatie. Velen drongen zich aan de gelovige Israëliet op in de overtuiging dat zij uitkomst wisten en de toekomst aan hen toebehoorde. Waar vond de gelovige oriëntatie en houvast?
Maria wist, ook in deze benarde situatie, dat God zijn volk en ook de enkele gelovige ziet. Zij wilde Hem die de belofte van het Koninkrijk der hemelen had gegeven trouw dienen, zonder vooruit te grijpen wat aan God was voorbehouden. Hij was een God van erbarmen. Hij had die bewezen aan Daniël en zijn vrienden, die een spoor gingen dat ook door Jezus Sirach was gewezen. Zo kenmerkte haar geloofsleven en dat van anderen in haar kring zich door hoop en verwachting, geduld, volharding, openheid en blijdschap.
In die situatie kwam de engel tot Maria en vond hij haar bereid om direct en heel persoonlijk in de meest letterlijke zin betrokken te zijn bij het doorbreken van Gods heil op deze wereld.
Hij heeft zijn genade herinnerd
In het licht daarvan wordt een tweede aspect uit de lofzang meer begrijpelijk. Maria geeft er hoog van op dat God ‘gedacht heeft aan zijn genade die Hij beloofd heeft aan Abraham en zijn nageslacht tot in eeuwigheid.’10 God heeft zich zijn genade, die Hij beloofde, ‘herinnerd’.
Wat Maria bedoeld kan hebben, is op een weergaloze manier duidelijk gemaakt door de Duitse componist Buxtehude, die in zijn compositie van het Magnificat laat horen hoe God als het ware diep in zichzelf, in zijn binnenste groef om op te halen wat dáár leeft. In Gods hart is liefde. Deze liefde brengt Hij zichzelf in herinnering. Onwillekeurig moest ik bij het beluisteren van Buxtehude’s compositie denken aan wat Maarten Luther zegt over Gods liefde, die ten grondslag ligt aan de verlossing. Hij zegt dat deze liefde méér inhoudt dan Gods goedheid die ten grondslag ligt aan de schepping. God schiep de wereld uit goedheid. Zijn goedheid ligt aan het bestaan ten grondslag. Maar de orde in de schepping werd verstoord door de zonde. Binnen het raam van de schepping was geen herstel mogelijk. Om verlossing teweeg te brengen greep God als het ware nog uit boven zijn goedheid en deed Hij een beroep op zijn nog inniger liefde, een liefde die zijn wezen uitmaakt. Uit die liefde is het Evangelie geboren, uit die liefde is Christus mens geworden. Met deze liefde was Christus vertrouwd, Hij werd erdoor gedragen. Uit kracht van deze liefde heeft God de mens door Christus verlost.
Maria voelt daar al iets van aan: Jezus zou, zoals de engel zei, de troon van zijn vader David ontvangen en eeuwig regeren over het huis van Jacob en aan zijn koninkrijk zou geen einde zou zijn. Dit apocalyptisch vergezicht bracht Maria tot de jubel van de lofzang.
Een apocalyptisch vergezicht
Op dit vergezicht sloot de oude ziener Simeon aan. Hij voorzegde toen hij Maria en Jozef met het Kind Jezus in de tempel ontmoette, dat er een zwaard door haar ziel zou gaan. Maar vooral jubelde hij erover dat Hij de redding was die God bereid heeft voor het aangezicht van álle volken, een licht dat open zou gaan voor alle heidenen en tot eer zou zijn van Israël. Het Koninkrijk der hemelen brak door!11
Dit visionaire zien is de vroegchristelijke gemeente eigen geweest. Men vindt er de sporen van in de brieven van de apostelen, in die aan de Hebreeën, in de Openbaring aan Johannes en in zijn Evangelie. Wat dit zien van Christus inhoudt, heeft dr. Aalders prachtig verwoord in zijn latere boeken, vooral ook in De Kerk het hart van de wereldgeschiedenis. Het is een zien dat leidt tot aanbidding van de Christus als degene die van de Vader alle macht ontving. Het ‘zien’ van zijn glorie helpt om de dingen van de geschiedenis in Gods hand te geven. Het behoedt ervoor dat men revolutionair of reactionair in de wereld staat of ook moedeloos wordt en het geloof uit handen laat vallen.
Déze geloofsondervinding die Maria en haar kring eigen was en die de christelijke gemeente kenmerkte, heeft de christelijke kerk vandaag meer dan ooit nodig, wil zij niet verstrikt raken in de geschiedenis.
Noten
1 Lukas 1: 48
2 Deut. 26: 7 LXX
3 Genesis 16: 11 LXX
4 1 Sam. 1: 11 LXX
5 Zie het apocriefe boek Judith 6: 19; 13: 23
6 Zie daarvoor het lied van de drie vrienden, Daniël 3: 39 (Theod.)
7 Psalm 118 (LXX): 49 – 56
8 Spreuken 16: 19 (LXX)
9 Jezus Sirach 2: 1 – 11
10 Lukas 1: 54, 55
11 Lukas 2: 29 – 32
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022
Ecclesia | 12 Pagina's
