Het Gebed
VIII
De zesde en laatste bede van het Onze Vader: "En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze" lijkt moeilijkheden op te leveren, wanneer wij 113 daarnaast een uitspraak leggen van Jakobus: "Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking" (1 : 13). Zijn deze twee Schriftwoorden niet met elkaar in strijd? Zoals vaak, wanneer zich moeilijkheden voordoen met de verklaring van teksten, heeft men wel verondersteld dat er in het oorspronkelijke handschrift van Matth. 6 : 13 iets anders moet hebben gestaan. Maar dat zijn uitvluchten, waarmee we ons maar niet moeten ophouden. Trouwens, het griekse Nieuwe Testament geeft geen enkele aanleiding om deze zesde bede anders te lezen dan zoals wij haar kennen.
Jezus zal er wel mee bedoeld hebben, dat God alle omstandigheden van ons leven in Zijn hand heeft en dat het daarom nodig is te bidden: leid ons niet in omstandigheden, die voor ons een verzoeking zijn. Feitelijk is het wat vreemd, dat op de bede: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren" nog deze andere bede volgt, moet volgen. Wat kunnen we immers nog méér willen dan de vergeving van onze zonden? Wat hebben we nog méér nodig dan Gods genade? Toch voegt Jezus er nog aan toe: "En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze".
We kunnen onderscheid maken tussen beproeving en verzoeking. Beproefd worden heeft iets positiefs aan zich, is heilzaam. We lezen van het beproefd worden van Abraham in Genesis 22 : 1: "Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde". Hij moest zijn enige zoon gaan offeren. Hieruit zou blijken of Abraham de HERE echt liefhad. Toen Abraham tot dit grote offer bereid was en op het laatste moment hiermee niet hoefde door te gaan, kwam hij gesterkt en verrijkt uit deze beproeving. Nu wist ook Abraham, hoe godvrezend hij was. Verzocht worden daarentegen heeft iets negatiefs, iets dreigends aan zich, is gevaarlijk. Hierbij spant het erom: zullen wij aan God blijven vasthouden óf zullen wij Hem loslaten? Zo lezen we van Jezus, dat Hij door de Geest naar de woestijn geleid werd om verzocht te worden door de duivel (Matth. 4 : 1). Maar Hij overwon in deze strijd. En "doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun die verzocht worden, te hulp komen" (Hebr. 2 : 18).
Verzoekingen zijn dus machten, die ons tot zonde kunnen brengen. Die machten kunnen op ons afkomen in personen, maar ook in bepaalde omstandigheden.
In de verzoekingen hebben wij,te maken met de duivel. Jezus brengt deze dan ook ter sprake in deze laatste bede van het Onze Vader, zij het onder een andere naam: de boze. Blijkbaar hebben wij voortdurend met de duivel, met de boze rekening te houden, ook nadat wij de schuldvergeving hebben ontvangen. Telkens weer belaagt hij ons.
Nu is het zó dat sinds enkele eeuwen velen niet meer geloven, dat er een duivel is. Dat zou een achterhaalde opvatting zijn. Er is in het Duits een vierregelig versje uit een Verlichtingscatechismus, dat luidt: "Gott sei ewig Preis und Ehr; es gibt keinen Teufel mehr. Ja, WO ist er dann geblieben? Die Vernunft hat ihn vertrieben" (vertaald: "God zij eeuwig lof en eer; er 114 bestaat geen duivel meer. Ja, waar is hij dan gebleven? Het verstand heeft hem verdreven"). Met andere woorden: we zijn zóvèr met onze kennis en wetenschap gevorderd, dat er voor het bestaan van een duivel geen plaats meer is!
In de Heilige Schrift evejiwel wordt de duivel nogal eens genoemd. Ook Jezus spreekt van hem, niet alleen in het Onze Vader, maar ook op andere plaatsen in de evangeliën (bijv. Matth. 13 : 19, 39; Markus 8 : 33; Lukas 10 : 19, 22 : 31). Hij is een macht, die ons wil aftrekken van God en Zijn dienst. Het zal daarom wel niet voor niets zijn, dat Jezus speciaal Zijn volgelingen, mensen die bidden, op hem wijst. Want laat het zó zijn dat de boze ook de hand heeft in allerlei zorgelijke en vreeswekkende situaties die we tegenkomen in de wereld rondom ons: oorlogsgeweld, criminaliteit, ongeloof, haat, normloosheid, — tegelijkertijd heeft hij het voorzien op hen die geloven.
Terloops wil ik erop wijzen, dat de zesde bede ook zó te vertalen is: het boze in plaats van de boze. Maar er bestaat alle reden voor om hier de persoonlijke vorm aan te houden en dus te lezen: "Verlos ons van de boze". Zoals Jezus in de woestijn de verzoeker persoonlijk heeft aangesproken: "Ga weg, satan!" (Matth. 4 : 10).
Kortom, we moetep niet alleen van de schuld van de zonde worden verlost, waarover de vorige bede spreekt, maar ook de macht van de zonde moet worden overwonnen. En dat kan enkel in Gods kracht. Want Hij staat boven de boze. Vandaar, dat wij Hém erom hebben te bidden.
Nu kunnen we vragen, waarin dan de verzoeking met name kan bestaan. Dat is voor iedereen verschillend. Dat hangt samen met de omstandigheden waarin wij ons bevinden, maar ook met onze aanleg en ons karakter. De één is op dit punt zwak en de ander op dat punt. En we dienen vooral niet te vergeten, dat de boze ons altijd aanvalt op datgene waarin wij het meest kwetsbaar zijn. Denken we maar weer aan Jezus' verzocht worden in de woestijn. De duivel kwam op Hem af met zijn satanische opmerkingen, toen HIJ honger had: "Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden" (Matth. 4 : 3).
Dat is nog steeds de methode van de boze. Hij grijpt ons op onze zwakke plekken. Zo neemt hij zijn kans waar. En wij moeten ook bij deze bede bedenken, dat WIJ een eigen verantwoordelijkheid dragen. Wanneer wij bidden. ''Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze'', moeten we al het mogehjke doen om bij de boze uit de buurt te blijven. Dan IS het verkeerd of, anders gezegd: God verzoeken, om dan toch ons in een gevaarlijke situatie te begeven; in een situatie, die ons gemakkelijk tot zonde zou kunnen verleiden.
Ds. J. Overduin schrijft m zijn boekje over het Onze Vader: "Praten zonder antwoord?" in dit verband "Wie moeilijk z'n vingers kan thuishouden, moet geen kassier van de Boerenleenbank worden. Wie aanvechting gevoelt om op oneerbare wijze zich met kinderen bezig te houden, moet geen clubleider of onderwijzer worden. Leid ons met in verzoeking, dat is: Hemelse Vader, geef mij de kracht om plaatsen en posities te mijden waar ik te zwak voor ben".
Dat betekent ook, dat wij moeten oppassen voor zelfoverschatting. Zo gemakkelijk wordt soms ten aanzien van de misstap van een ander de opmerking gemaakt: "Maar dat zal mij met overkomen!" Maar wie wéét dat van te voren? We zijn, als het erop aankomt, zo zwak. Zou David, toen hij, misschien nog jong. Psalm 23 dichtte: "De HERE is mijn Herder", ooit aan de mogelijkheid gedacht hebben dat hij nog eens zich aan echtbreuk en moord zou schuldig maken? En toch kwam het zo vèr met hem in de affaire met Bathseba en Una. Zou Petrus van zichzelf hebben verwacht dat hij Jezus binnen enkele dagen zou verloochenen, nadat Hij hem hierop had gewezen? Nee, Petrus geloofde hiervan niets. Hij dacht wel sterk te staan, maar het liep mis!
Deze en dergelijke voorbeelden moeten ons ervan doordringen, dat wij heel bescheiden en ootmoedig hebben te zijn en dat Jezus met zómaar de Zijnen leert bidden: "Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze". We moeten ons totaal van God afhankelijk weten, in alle opzichten.
Ik eindig met wat Calvijn over de zesde bede schrijft in de Catechismus van Geneve: "Wat is de betekenis ervani Dat God ons met moge laten struikelen in het kwaad en met toelaten, dat wij door de duivel en door de boze begeerten van ons vlees, die tegen ons strijden (Rom. 7 : 23), overwonnen worden; maar dat Hij ons de kracht moge geven om weerstand te bieden door ons met Zijn hand te ondersteunen en ons in Zijn bescherming te houden om ons te verdedigen en te leiden. Hoe gaat dit in zijn werk? Wanneer Hij ons door Zijn Geest bestuurt, zodat wij het goede liefhebben en het kwade haten. Zijn gerechtigheid gehoorzamen en de zonde mijden. Door de kracht van de Heilige Geest overmeesteren wij de duivel, de zonde en het vlees. Is dit noodzakelijk voor allen? Ja, want de duivel loert op ons als een brullende leeuw, gereed om ons te vershnden (1 Petrus 5 : 8) en wij zijn zó zwak dat hij ons onmiddellijk verslagen zou hebben, indien God ons niet bekrachtigde tot de overwinning" (afdehng 43, 289-291).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990
Ecclesia | 8 Pagina's
