Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (132)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (132)

De opmerkzaamheid van de Prins

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De stad Mensziel is grotendeels weer in handen van reus Diábolus, die nu met zijn legers voor het kasteel in het centrum van de stad staat. Hij komt er echter achter dat hij nu met zijn bedrieglijke listen niets bereikt en is daarom van plan de stad te vernietigen. Kapitein Geloof is inmiddels teruggekeerd van een bezoek aan het hof van prins Immanuël, waar hij een verzoek van Mensziel om hulp heeft ingediend. Hij heeft brieven voor verschillende personen bij zich.

Brief aan de burgemeester

De eerste brief is voor de burgemeester van Mensziel. Daarin staat te lezen dat Prins Immanuël goed heeft begrepen dat de burgemeester trouw aan de Prins is gebleven en betrouwbaar heeft gehandeld in zijn ambt. Ook weet Hij van de grote zorgen die de burgemeester voor de stad en de burgers met zich mee heeft gedragen. De Prins zegt dat Hij niet zal vergeten hoe dapper de burgemeester zich in het dienen van Hem heeft gedragen en dat hij zich zo trouw heeft ingezet in de zaak tegen Diábolus. De Prins belooft aan het einde van de brief dat hij hem binnenkort zal belonen.

Brief aan Vastewil

De tweede brief is voor de edelman Vastewil. Daarin is te lezen dat Prins Immanuël heeft gemerkt dat Vastewil heldhaftig en dapper voor de eer van zijn Meester heeft gestreden tijdens de afwezigheid van de Prins en op het moment dat Diábolus de Prins zo verachtte. De Prins heeft ook goed begrepen dat Vastewil zeer trouw is geweest aan Mensziel door met vaste hand de volgelingen van Diábolus, die al die tijd op de loer lagen in hun schuilplaatsen in Mensziel, in de nek te grijpen en te beteugelen. De Prins heeft ook gehoord dat Vastewil enkele van de hoofdvijanden heeft laten doden. Dat heeft grote moedeloosheid bij de vijanden veroorzaakt, terwijl het tot een goed voorbeeld voor de hele stad was. De standvastigheid van Vastewil zal ook binnenkort beloond worden.

Brief aan Geweten

Ook Geweten, de hulppredikant van Mensziel, krijgt een brief. Hij krijgt te horen dat de Prins er heel tevreden over was dat hij eerlijk en trouw zijn ambt heeft vervuld. Hij heeft getrouw uitgevoerd wat hem opgedragen was. Hij heeft immers de stad vermaand, berispt, van te voren gewaarschuwd en erop gewezen hoe men volgens de wetten moest leven. De Prins heeft gehoord dat Geweten de burgers, toen ze zich opstandig tegen de Prins gedroegen, heeft opgeroepen tot vasten en om in zak en as te gaan. De Prins weet ook dat Geweten de hulp van kapitein Boanerges heeft ingeroepen om hem bij te staan in dit gewichtige werk. Ook Geweten mag binnenkort zijn loon verwachten.

Brief aan Godsvreze

Godsvreze ontvangt de vierde brief. De Prins is erachter gekomen dat Godsvreze als eerste van de inwoners van Mensziel ontdekte wat het werk van Vleselijke Gerustheid was. Vleselijke Gerustheid heeft er heel geraffineerd en sluw voor gezorgd dat Mensziel afvallig is geworden door het goede te verlaten en Diábolus te gaan dienen. De Prins herinnert Zich ook de tranen en de rouw van Godsvreze vanwege de toestand van Mensziel. De Prins heeft gezien en is niet vergeten hoe Godsvreze die valse Vleselijke Gerustheid te midden van zijn gasten die bij hem aan tafel zaten en te midden van alle vrolijkheid heeft opgespoord, terwijl hij probeerde zijn gemene plannen tot een goed einde te brengen. Prins Immanuël heeft ook gemerkt dat deze eerwaarde Godsvreze bij de kasteelpoorten dapper optrad tegen alle bedreigingen en aanslagen van de tiran. Ook weet de Prins dat Godsvreze de stadbewoners op de gedachte heeft gebracht om hun verzoekschrift zo op te stellen, dat de Prins deze zou aanvaarden en zij een antwoord van vrede zouden ontvangen. Om al deze dingen zal ook Godsvreze binnenkort beloond worden.

Brief aan Mensziel

Als laatste is er een brief voor de hele stad Mensziel geschreven. Daaruit merken de inwoners op dat de Prins toch acht heeft geslagen op de vele aan Hem gerichte, herhaalde smeekschriften. Ze begrijpen dat ze in de komende tijd toch de vruchten zullen mogen plukken. De Prins vertelt hen ook dat het Hem goed doet dat ze zich nu, ondanks dat Diábolus zich zo diep in hun hart ingedrongen heeft, voortdurend met hart en ziel richten op Hem en op Zijn handelingen. Het doet Hem ook goed dat ze zich niet hebben laten overhalen om de wrede Diábolus weer te gaan dienen, ondanks zijn vleierijen aan de ene kant en de kwellende macht van de reus aan de andere kant. Aan het eind van de brief is te lezen dat Zijne Majesteit de Prins de stad in handen geeft van de Opperste Geheimschrijver en onder leiding van kapitein Geloof. Hij sluit af met de woorden: ‘Let op dat u zich onderwerpt aan hun leiding. Dan zult u te zijner tijd uw loon ontvangen.’

Gods alwetendheid tot troost

Bunyan beschrijft hoe de Heere Zijn volk de gehele tijd heeft gadegeslagen, terwijl zij dachten dat Hij niet meer van hen af wilde weten. Hij heeft de worstelingen, maar ook de trouw en liefde opgemerkt die onder alles werkzaam zijn gebleven. Zelfs de gebeden, die naar het leek tevergeefs waren opgezonden, heeft Hij gehoord. Het wordt nog wonderlijker: de Heere belooft loon op al hun arbeid.

God aanschouwt

David heeft een hele Psalm aan de deugd van Gods alwetendheid gewijd, Psalm 139. De kennis van de alwetendheid is voor hem te wonderbaar; zij is hoog (vs. 6). Hij erkent: ik kan er niet bij, waarmee hij bedoelt dat hij die kennis niet kan bereiken of begrijpen. Gods alwetendheid wordt vaak genoemd om te waarschuwen: denk eraan, de Heere weet alles! Dat is op zich terecht, want God is niet iemand die de zonden ziet en dan ongestraft laat. Maar als we er niet meer van zeggen, kan zich een eenzijdig beeld van God bij onze kinderen ontwikkelen. Dan wordt deze Goddelijke deugd gebruikt als een soort ‘boeman’. Laten we onze jongeren toch ook voorhouden dat Gods alwetendheid ook tot troost kan zijn. Hij ziet en doorziet de listen van satan, maar Hij ziet ook de strijd in de harten van de Zijnen. Hij hoort hun roepen in tijden van nood. En al lijkt Hij dan te zwijgen, Hij vergeet het geroep van de Zijnen niet. De twee kanten van de Goddelijke alwetendheid zijn terug te vinden in Psalm 11 (vs. 5-7): Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen. De HEERE proeft den rechtvaardige; maar den goddeloze en dien die geweld liefheeft, haat Zijn ziel. Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief; Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte.

Het gebed verhoord

Wat een klachten kunnen er opklimmen uit het hart. Totdat er een Goddelijk ‘totdat’ klinkt: Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam. Gij hebt ons tot een uitvaagsel en wegwerpsel gesteld in het midden der volken. Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. De vrees en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. Met waterbeken loopt mijn oog neder vanwege de breuk der dochter mijns volks. Mijn oog vliet en kan niet ophouden, omdat er geen rust is; Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en het zie (Klaagl. 3:44-50). De verhoring komt, maar wel op Gods tijd!

Het loon komt

Het is een wonderlijk zaak die Bunyan laat doorklinken in de brieven. Ondanks het luisteren naar de vleiende woorden van satan, het toegeven aan de zonden, het meer en meer afwijken van hun Zaligmaker, spreekt de Heere niet van straf, maar van (genade)loon!

De toestand in de dagen van koning Asa was zeer benauwd, toen vanwege de zonden van het volk de vijanden hen omringden. Maar dan zendt de Heere Zijn profeet Azária, bezet met de Geest Gods. Die mag vertroostende woorden spreken: Israël nu is vele dagen geweest zonder den waren God en zonder een lerenden priester en zonder de wet. Maar als zij zich in hun nood bekeerden tot den HEERE, den God Israëls, en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. (…) Daarom, weest gij sterk en laat uw handen niet verslappen, want er is loon naar uw werk (2 Kron. 15:3, 4 en 7). Dan wordt de vrees verdreven, zoals Abram mocht ondervinden: Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot (Gen. 15:1).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De heilige oorlog (132)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's