Samenspraak over de brief van Paulus (31a)
Die dan een ander leert, leert gij uzelven niet? Die predikt dat men niet stelen zal, steelt gij? Die zegt dat men geen overspel doen zal, doet gij overspel? Die van de afgoden een gruwel hebt, berooft gij het heilige? Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet? Want de Naam Gods wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is. Romeinen 2:21-24
HOPENDE: De apostel stelt nu ineens niet anders dan vragen, waarop hij dus een antwoord verwacht. De Jood wordt hier dus in het bijzonder door hem aangesproken. De Jood mocht onder het licht van het Evangelie leven. Waar de heidenen niet van wisten, dat mochten de Joden weten. Maar de Jood beroemde zich daarop. Hij stelde zich vanwege die kennis die hij mocht bezitten van de wet en de profeten, ver boven de heidenen.
UITZIENDE: Daar hebt u weer zoiets waarin de eigengerechtigheid van de mens zich openbaart. Als de Heere ons de schuld ontdekt en de staat doet zien waarin wij door de zonde verkeren, dan kunnen we ons niet boven een wereldling verheffen omdat wij godsdienstig mogen zijn en mogen weten wat die wereldling niet weet. Integendeel, dan zien we ons schuldiger staan dan de wereldling, maar zien we het ook hoe de Heere ons heeft willen onderscheiden van degenen die van Zijn Woord vervreemd leven. Dan wordt het ook een wonder voor ons, dat we uit Christenouders mogen zijn voortgekomen en onder het licht van het Evangelie mogen leven We hadden toch ook wel een heiden kunnen zijn. Hoeveel heidenen gaan er niet verloren, die nooit met het zuivere Woord van God in aanraking komen. De eigengerechtigde Jood had daar echter geen oog voor. En veel Christenmensen zien dat ook niet.
HOPENDE: Maar och, wat is men toch diep te beklagen als men op die uitwendige bevoorrechting zich beroemt. Als men het zoveel beter denkt te weten dan een ander. Dat doet de apostel hier zeggen: Die dan een ander leert, leert gij uzelven niet? In het vorige vers heeft de apostel gesproken over een gedaante der kennis en der waarheid in de wet. Men kan denken dat men zoveel weet, terwijl men in werkelijkheid niets weet.
Als de Heere ons tot de ware kennis der ellende brengt, dan weten we niet hoe we bekeerd moeten worden. Hoe zullen we dan een ander de weg kunnen wijzen die we zelf niet weten? En ik ben het van harte met u eens, als u zo-even hebt opgemerkt, dat het een wonder wordt als men ziet hoe God onderscheid heeft willen maken door ons uit Christenouders te doen geboren worden. Maar anderzijds gevoelt men ook de meerdere verantwoording die men draagt. Het ware beter er nooit van gehoord te hebben, dan de wil des Heeren te hebben geweten en die niet te hebben gedaan. Als de Heere ons daar wat van doet zien, dan verheffen we ons boven de wereldlingen niet. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's