De jonge Samuël
Ontroerend zijn de woorden van onze tekst. Hier is een kleine jongen van drie jaar die zijn knietjes buigt. Want we geloven dat het hier gaat over Samuël, niet over Elkana of Eli, zoals sommige verklaarders menen.
Hoe is Samuël ertoe gekomen om zo jong tot de Heere te roepen en Hem groot te maken? Want er staat niet alleen dat hij bad, maar ook dat hij aanbad. We kunnen hier allereerst denken aan het voorbeeld van zijn moeder Hanna. Samuël heeft een biddende moeder gehad. Als kinderloze vrouw, na een van de plaagpartijen van Peninna (de andere vrouw van Elkana), stortte zij haar hart uit bij het heiligdom te Silo. Ze smeekte de Heere om een zoon. De Heere verhoorde, gaf haar een zoon.
Uit alles blijkt dus dat zij een biddende moeder geweest is. Dat voorbeeld heeft Samuël dus steeds voor ogen gehad. Hij zag hoe zijn moeder de Heere aanbad en tot de Heere bad. Door genade mocht hij dat voorbeeld volgen.
Onze levenswandel
Welk voorbeeld geven wij aan onze kinderen? Wat zien ze van ons? Wat merken ze van ons? Hoe is ons leven? Want het gaat niet alleen om onze woorden, maar om heel onze levenswandel. Wat een voorrecht als kinderen ouders hebben in wie zij kunnen zien wat de praktijk is van de vreze des Heeren. Dat maakt jaloers. Dat doet navolgen. Nooit genoeg kunnen we onderstrepen het belang van een opvoeding in de vreze des Heeren. De opvoeding kan tot zegen zijn, maar ook verwoestend zijn. Wat is het erg als onze kinderen nooit aan ons merken wat het ene nodige is. Als we alleen maar druk zijn met hun tijdelijke belangen en als de dingen der eeuwigheid ons niet wegen. Als we hun geen eerbied bijbrengen voor Gods Woord en hoogachting voor Gods kinderen en knechten en voor Zijn instellingen.
Aan de jonge Samuël kunnen we zien hoe het voorbeeld van een biddende moeder tot rijke zegen kan zijn. Maar, zegt u, we kunnen onze kinderen toch niet bekeren? Dat is ongetwijfeld waar. Bekering is Gods werk. Maar, dat we het zouden bedenken: de Heere werkt middellijk. Het grote middel tot bekering is het Woord Gods. Maar ook een opvoeding bij en uit dat Woord wil de Heilige Geest gebruiken als een middel om zondaren te bekeren. En daar kan Hij al vroeg mee beginnen. De jonge biddende Samuël is er een bewijs van.
We kunnen er niet te vroeg mee beginnen om onze kinderen te leren hun knietjes te buigen. We kunnen er ook niet te vroeg mee beginnen hen te wijzen op het Woord Gods en het zoete en zalige van de dienst des Heeren. Hebben we er nog tijd voor? Nemen we er nog tijd voor? Laten we bedenken dat we eens voor de rechterstoel van Christus zullen staan, met onze kinderen. En zijn we dan getrouw geweest?
Aan moeders hand
We lezen dat moeders hun kinderen tot Jezus brachten. En Jezus omving ze met Zijn armen en drukte ze aan Zijn hart. Zulke kinderen kunnen toch niet verloren gaan? Aan moeders hand tot Jezus! O nogmaals, bekering is Gods werk en Christus moet ook onze kinderen tot Zich trekken, want niemand is er die vanuit zichzelf naar God vraagt. Maar wat is het groot als moeders arm ons wees op Jezus en als vaders hand ons leidde op het spoor van Gods Woord. Dan zie ik die jonge Samuël zijn knietjes buigen in het heiligdom te Silo, waar zijn moeder hem had achtergelaten. Hij deed wat hij zijn moeder, zijn biddende moeder, zo vaak had zien doen. Zo moeder, zo kind.
Is het bij Samuël niet alleen maar een nadoen geweest? Zeker niet! De Heere werkte al vroeg in zijn hart. Het was daar bij het heiligdom in Silo een goddeloze bende. De zonen van Eli gingen voor in de zonde. Het was daar, zouden we vandaag zeggen, drank en seks. Vandaar dat Eli aanvankelijk dacht dat de biddende Hanna dronken was. Maar de jonge Samuël liet zich bij het opgroeien niet meeslepen. Nee, uit alles blijkt dat hij de Heere vreesde. Genade bewaart niet voor de zonde, maar wel de tere vreze des Heeren. De wortel daarvan lag al vroeg in zijn hart. Daarvoor gebruikte de Heere mede de opvoeding en het voorbeeld van een biddende moeder.
‘En hij bad aldaar de HEERE aan’. Aldaar, dat wil zeggen in dat goddeloze Silo, aldaar was Samuël op zijn beurt weer een voorbeeld van een biddend en aanbiddend leven in de vreze Gods. Zo lezen we in Psalm 99:6 dat Samuël was ‘onder de aanroepers Zijns Naams’.
Een afgebeden kind
Een biddende moeder en een biddend kind. Samuël was een afgebeden kind, een kind van veel gebeden. U kunt echt geloven dat Hanna voor Samuël bleef bidden, ook nadat ze hem had achtergelaten in Silo. Haar gebeden bleven hem omringen. Zijn onze kinderen ook kinderen van veel gebeden? O, het is niet tevergeefs Zijn Naam aan te roepen. De naam Samuël betekent ‘door Goddelijke verhoring geschonken’. Zo was zijn naam een prediking, dat de Heere een Hoorder is van het gebed. ‘Ik, arme dwaas, ik weet niet hoe ik bidden moet'. Is dat uw nood en uw strijd? Dan wijs ik u op die grote Samuël, Christus Jezus. Hanna was een biddende moeder en Samuël een biddend kind. Maar in zichzelf konden ze ook niet voor God bestaan. En hun bidden op zichzelf al evenmin. Maar de grote Voorbidder Christus bidt volmaakt. Hem hoort de Vader altijd. En in Christus kan en zal de Heere horen naar het stamelend gebed van arme zondaren, die uit de nood schreeuwen naar Hem en hun hart, zoals Hanna, leeggieten voor Zijn aangezicht.
Wat zei Petrus op de Pinksterdag, toen hij Joël 2 aanhaalde? ‘En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden’ (Hand.2:21). Tot Wie dan anders heen, dan tot Hem?
En hij bad aldaar de HEERE aan.
1 Samuël 1:28b
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 2024
De Saambinder | 24 Pagina's
