Het gekrookte riet [45]
‘Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen’. Mattheüs 12:20a
ZESTIENDE PREDIKATIE
1. Al wat er in geheel de wereld is, is van u. ‘Alles is uwe’ (1 Kor. 3:21). En krijgen ze er maar een kleine portie van, ze hebben evenwel in alles wat ze in die kleine portie hebben zulk een zegen. Psalm 37:16: ‘Het weinige dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen’.
2. Ze zijn erfgenamen van de grote voorzienigheid en van het bewind dat de Heere houdt over al Zijn schepselen. In Gene- sis 50:20 zegt Jozef: ‘Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht’. Wél, goede vijgen, zegt God, Ik heb u vooruit naar Chaldea geschikt, u ten goede (zie Jer. 24:5). ‘En wij weten dat dengenen die God lief- hebben, alle dingen medewerken ten goede’ (Rom. 8:28).
3. Ze zijn erfgenamen van al de beloften die in de Bijbel zijn. Niet één vloekje is er tot hun last, maar hun zijn de grootste en de dierbare beloften geworden (2 Petr. 1:4). Ze kunnen zeggen: mij komt de belofte toe (Hand. 2:39). En ze kunnen zeggen: wij zijn erfgenamen van de beloften Gods (Hebr. 4:17).
4. Weet u waarvan ze nog meer erfgenamen zijn? Van al het goed van het genadeverbond. De Heere Jezus Christus zegt tot hen: weet u wat er in Mijn rechter- en linkerhand is, dat is allemaal voor u, langheid der dagen, duurachtig goed en gerechtigheid: Ik doe Mijn liefhebbers beërven dat bestendig is, en Ik zal haar schatkameren vervullen (Spr. 8:18, 21). En: ‘Alle instrument dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong die in het gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten des HEEREN, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE’ (Jes. 54:17).
5. Ze erven de drie-enige God tot hun zalig en algenoegzaam deel. Wel man, zei God tot Abraham, ‘Ik ben uw Schild en uw Loon zeer groot’ (Gen. 15:1). Welzalig is dat volk, wiens God de Heere is, dat volk, dat God tot zijn deel heeft, ze erven de drie-enige God in de bedeling der genade, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
6. Eindelijk zegt God: als Ik op de wereld niets meer heb om u te geven, dan zult u de hemel hebben tot uw erfenis, dan zal Ik tot u zeggen: gaat in, gezegende, beërft dat Koninkrijk (Matth. 25:34). Dan zal Ik u doen juichen en doen zeggen: ‘Dankende den Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht’ (Kol. 1:12).
Zou men van zulke mensen niet mogen verwachten dat ze altijd zongen en sprongen? Zou men er niet van verwachten dat men ze in een heilige blijdschap tegenkwam, God de eer gevende over hetgeen Hij aan hen gedaan heeft? (Ps. 103:1).
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 2022
De Saambinder | 20 Pagina's
![Het gekrookte riet [45]](https://www.digibron.nl/images/generated/de-saambinder/reguliere-editie/2022/11/17/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 2022
De Saambinder | 20 Pagina's