Het gekrookte riet [36]

Twaalfde predikatie

Door die neerbuiging van zijn ziel geeft hij, nadat hij alles onder- zocht heeft, te kennen dat hij meer reden heeft om te hopen dan om zo neerslachtig te zijn. Hoop op God, zegt hij, al was het op hope tegen hope (Rom. 4:18). Geef het in de hand des Heeren en vertrouw erop dat Hij u redden kan en zal. En als de menselijke redenen ontbreken om te hopen, dan ontbreken de Goddelijke noch de Schriftuurlijke nog niet.

Het is een wonderlijk stuk, dat u leest van Christus’ discipelen in Mattheüs 8:23-26. Ze waren met Hem in het schip, de winden verhieven zich, de wateren kwamen zo hoog dat ze dachten te vergaan. Maar de Heere zei: Waarom stelt ge u zo aan? Ontbreken de menselijke redenen dus, de Goddelijke redenen ontbreken daarom nog niet. En de Heere gebood de wateren dat ze stil zouden zijn.

Petrus op het water zijnde, zei: Heere! Ik zink! Wel, zei de Heere, zijn er geen menselijke redenen om te hopen, daar zijn wel de Goddelijke redenen: Ik gebied het u, kom tot Mij (Matth. 14:28-31).

Geliefden, omdat wij zulke dingen in het Woord vinden, zo hebben wij de vrijmoedigheid genomen om de gekrookte rietjes wat te behandelen en de rokende lemmetjes wat aan te blazen, en tot hen te zeggen: waarom hoopt u niet op de Naam van de Heere Jezus? Op uzelf mag u niet hopen, op uw deugden of uw gestalten niet; maar wel op de Naam van de Heere Jezus.

Geliefden, u weet dat we de twee verzen, Mattheüs 12:20 en 21, met u in enige reizen behandeld hebben. Eer wij nu tot een andere stof overgaan, moeten we u het ganse verloop van onze verhan- delde stof nog eens te binnen brengen. We zullen u dan doen zien op de drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, als staande voor een gekrookt rietje en een rokend vlaswiekje, en hoe de drie-enige God hen dan aanspreekt en opwekt om te hopen. Daarna zullen we tot wat anders overgaan.

De samenvatting van de twee verhandelde verzen is deze: Hier hebt u een gekrookt rietje. Wat is dat? In het kort: dat is een mens met kleine genade, kleine kennis, klein geloof, klein licht en met veel strijd, met veel donkerheden, veel dodigheden en veel zwarigheden in het hart.

Wat is een vlaswiekje en een lemmetje? In het kort: dat is een mens met kleine genade en grote verdorvenheden, zodanig dat de verdorvenheden de kleine genade schijnen te smoren. Ze zijn zo dat u hun genade haast niet ziet. Hun verdorvenheden zijn zicht- baarder dan hun genade.

Heere, wat zult U daarmee doen? Breken? Nee, dat mag Mozes doen, die in de wet de vloek uitspreekt, maar de Heere Jezus in het Evangelie spreekt ze zalig.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen