Een waardevolle erfenis
Met ruim 4350 bladzijden is de serie compleet. Het zesde deel van de Theoretisch-praktische godgeleerdheid van Petrus van Mastricht (1630- 1706) is namelijk verschenen. Een schat aan Bijbelse en historische kennis ligt in de serie te wachten op lezers. En wie de boeken opslaat voor het toepasselijke, bevindelijke element, komt zeker niet teleurgesteld uit.
Mede met de hulp van een groep vrijwilligers verzorgt de Stich- ting Gereformeerd Erfgoed de heruitgave van klassieke werken uit het voorgeslacht. Inmiddels loopt er een nieuw project, namelijk de heruitgave van het werk van ds. Abraham Hellenbroek. Projectkosten: zo’n 35.000 euro. Daarom zijn giften voor de stichting welkom (gere- formeerderfgoed.nl).
Kerkgeschiedenis
Het vijfde deel van de geloofsleer van Petrus van Mastricht bevat een overzicht van de kerkgeschiedenis tot aan zijn eigen tijd. Treffend is dat de Utrechtse hoogleraar de kerkgeschiedenis noemt de ‘bedelingen van het genadeverbond’. Dat doet denken aan zijn collega Herman- nus Witsius, auteur van ”Vier Boecken van de Verscheyden Bedeelinge der Verbon- den Gods met de Menschen”. In het tijdvak vóór hen woedde een felle twist tussen G. Voetius en J. Coccejus over het genade- verbond. Van Mastricht en Witsius waren beiden leerling van Voetius en wensten in zijn voetspoor te wandelen.
Van Mastricht begint zijn behandeling van de kerkgeschiedenis met de mededeling dat er veel getwist is over het genadever- bond. Twist is vaak niet voordelig voor de kerk. Maar verdediging van de ware leer is wel nodig! Steeds opnieuw weerlegt Van Mastricht dwalingen, inclusief die van Coccejus.
Van Mastricht begint zijn kerkgeschiedenis bij het begin. Dus niet bij het Pinkster- feest, ook niet bij de roeping van Abram uit Ur der Chaldeeën, maar bij de roeping van Adam uit de duisternis van de val. Daar openbaarde God voor het eerst Zijn genadeverbond. Daar begon Christus het kerkvergaderende werk. De hoogleraar noemt Adam dan ook de eerste patri- arch (aartsvader). De Heere openbaarde opnieuw Zijn genadeverbond door de red- ding van Noach door de zondvloed heen. Steeds wijst Van Mastricht aan dat de voortgang van Gods openbaring ook een rijkere inhoud heeft.
Zeven zegels
Opvallend is dat Van Mastricht Openba- ring 6, het hoofdstuk over de opening van de zeven zegels, als een leidraad neemt om de kerkgeschiedenis te verhalen. Dit past bij zijn opzet om de geschiedenis te beschrijven vanuit het oogpunt van Gods openbaring. Van Mastricht heeft belangstelling voor de wereldlijke geschie- denis van bijvoorbeeld Romeinse keizers.
Maar steeds vindt hij het belangrijk om de ‘staat der godgeleerdheid’ in een bepaalde tijdsperiode te beschrijven. Hoe werd Gods Woord bewaard en uitgelegd? Welke leerstellingen kwamen er op tegen Gods Woord en hoe werden deze bestreden? Helaas moet hij ook elke keer de paragraaf schrijven ‘Het verderf van de godgeleerd- heid binnen de kerk’. De zondeval in het paradijs werkt immers altijd door. Maar, Christus heeft Zijn discipelen beloofd dat Gods Geest hen in alle waarheid zou leiden.
Ook de voortplanting van de kerk, wij zouden zeggen de zendingsgeschiedenis, heeft de aandacht van Van Mastricht. Dit geldt eveneens voor de geloofsvervol- gingen door de eeuwen heen. Hij blikt kort vooruit op de ‘bedeling van het genadeverbond onder de eeuwigheid’, en wel naar aanleiding van Openbaring 7-11. Dit hoofdstuk loopt uit op een ernstige aansporing om ons voor te bereiden op de eeuwigheid. Beschamend is de slotpara- graaf waarin we onder meer lezen: ‘Laten wij met de ogen van onze ziel op de hemel gevestigd zijn. Laten wij naar de ‘verschij- ning’ van Christus verlangen’.
Praktisch
Het zesde en laatste deel van de serie bevat een ‘praktische godgeleerdheid’. Steeds voegde Van Mastricht prakticale opmerkingen toe aan de uiteenzetting van de Bijbelse leer. In het laatste deel schrijft hij uitvoeriger over geloofsgehoor- zaamheid en de praktijk der godzaligheid, twee onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen. De schrijver zet steeds twee zaken tegenover elkaar, zoals waak- zaamheid én slaperigheid of lijdzaamheid én ongeduld. Verder gaat hij de Tien Gebo- den langs om na te gaan wat de Heere van ons vraagt.
De hoofdstukken over de praktijk der godzaligheid roepen op tot een leven in de vreze des Heeren. Die blijkt uit de omgang met God, met de naaste en met zichzelf. Gebruik en misbruik van voedingsmidde- len, kleding, ontspanning en voorspoed maken de hoofdstukken heel concreet. Het slot van dit deel weerspiegelt het verlangen van Van Mastricht omtrent zijn hele werk: ‘Laat deze zalige dood… ons oogmerk en einde van onze gehele Godge- leerdheid zijn’. Zo’n rode draad nodigt uit om tijd in te ruimen om zulke fundamen- tele werken te onderzoeken.
N.a.v. ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” (deel 5 en 6); uitg. Gebr. Koster; 812 en 513 blz.; € 32,50 per deel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 2022
De Saambinder | 24 Pagina's
