De Heiland leeft
Onder de titel ”Der Heiland lebt” heeft onze ambtsbroeder ds. G.J. Baan van Rotterdam- Zuidwijk op donderdag 15 april zijn proefschrift verdedigd tot verkrijging van de titel van doctor in de theologie. Deze titel is, juist in de tijd na Pasen, wel zeer gepast.
We e willen ds. Baan van harte feliciteren met de afsluiting van zijn studie. Een bekroning na jarenlange noeste wetenschappelijke arbeid. We onderstrepen zijn wens aan het slot van zijn dissertatie op pagina 241: dat het mag leiden tot het nodig hebben van de Opgestane en het beogen van Gods eer. We hebben de openbare zitting aan de Theologische Universiteit Apeldoorn digitaal met aandacht gevolgd. Ook al ben ik musicologisch niet geschoold, wil ik er toch een indruk van weergeven, binnen de beperking van deze ruimte. Daarbij houden we de verwoordingen maar in het Nederlands, hoewel er veel Duits en ook Engels klonk.
Het is een hele prestatie wanneer je als gemeentepredikant aan een dergelijk wetenschappelijk onderzoek begint en dat mag voltooien. De oorspronkelijke onder- neming omschreef de promotor, prof. dr. A. Clement, als onbegonnen werk. De beperkende ondertitel van het proefschrift luidt: ”De drie vroegste paascan- tates van J.S. Bach. Een theologisch- muzikale analyse”. Het was de levenswens van de promovendus om theologie en muziek te combineren. Vandaar dit vervolg na zijn masterscriptie, die ook aan Bach was gewijd. Het resulteerde nu in een boekwerk van 280 pagina’s, met 795 noten en verwijzingen, een uitgebreid literatuur- overzicht en bijlagen met interessante Bijbeltekstverwijzingen bij bijna elke can- tateregel. Indrukwekkend!
Spanningsverhouding
Tijdens de verdediging van dit proefschrift stelden verschillende deskundigen de vragen: een musicoloog, een chemicus, een musicus, twee theologen, onder wie prof. dr. M.J. Kater en oud-jurist prof. dr. mr. (nu ds.) W.A. Zondag, die bij de beoordelings- commissie hoorde.
Samenvattend viel me op dat er een rode draad door de verdediging liep, van een zekere spanningsverhouding tussen de theologie en de musicologie, tussen de predikant en de musicus, tussen het luthe- ranisme en het calvinisme, tussen de tekst en muziek, de liturgie in onze gemeenten en in breder kerkelijk verband.
De organist Baan en de verbaal begaafde predikant wist zich goed te verdedigen. Dat wil niet zeggen dat daarmee alle vragen zijn gesteld en opgelost. Daarom veroorloof ik mij - hoewel wetenschappe- lijk daartoe niet gekwalificeerd, maar als ambtsbroeder wel met de promovendus verbonden - óók te opponeren. Ik heb wat vragen ‘die nadere doordenking vergen’, vragen die ik eigenlijk ook tijdens de plech- tigheid had verwacht.
Een rasechte calvinist
In deze studie blijkt Bach te zijn: ‘de scheppende dienaar van het Woord, de onverbid- delijke belijder van het lutherdom’ (pag. 21). Tekst en muziek zijn geanalyseerd en blij- ken onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De muziek is als ‘voertuig van de theologie hét communicatiemiddel bij uitstek met God’. We hebben met Bach te doen met een muzikaal genie, die echter wel luthers is en blijft. Dat hoeft aan onze privé-waar- dering voor de componist niets af te doen.
Maar er liggen wel wezenlijke verschillen, nog niet eens zo zeer tussen Luther en Calvijn, maar wel tussen het lutheranisme en het calvinisme, zoals beide zich door de tijd heen ontwikkeld hebben, zowel in de theologie als in de liturgie.
De promovendus beleed expliciet ‘een rasechte calvinist’ te zijn. Mijn prangende vraag is: waaruit blijkt dat rasechte cal- vinisme in de weging van het verzamelde materiaal en in de interviews die hij gaf aan het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad? Tijdens zijn ver- dediging haalde ds. Baan Zondag 17 van de Heidelbergse Catechismus aan. Dat deed me goed! Maar in dit gereformeerde belijdenisgeschrift uit Heidelberg staat nog meer, zoals de uitleg van het tweede gebod in Zondag 35.
Sola scriptura
Hoewel we veel respect hebben voor Luther en we het zelfs moeilijk vinden om iets negatiefs over hem te zeggen, moeten we wel eerlijk zijn: in sommige opzichten had hij moeite om voldoende afstand van Rome te houden. Hij bleek wat praktisch en gemakkelijk. Ter wille van het kerkvolk duldde Luther in de eredienst veel, in het licht van het Woord té veel. Calvijn daaren- tegen was belijnder en voorzichtiger.
Hij stelde dat het Woord de (ere)dienst uitmaakt. Het sola scriptura krijgt bij Calvijn ook praktisch gestalte. In de kerk mag alleen dát wat de Heere Zelf gebo- den heeft. In de eredienst gaat het om de eenvoud van het Woord met de preekstoel in het middelpunt. ’Want we moeten niet wijzer zijn dan God, Die Zijn christenen (…) door de levende verkondiging van Zijn Woord wil onderwezen hebben’ (Zondag 35). Dat blijven we van harte belijden. Laten we ons realiseren hoe de ontwikke- lingen in de lutherse kerken geweest zijn, vanaf Luther naar Bach en naar het heden. Die ontwikkeling is - ook liturgisch - vaak nauwelijks meer van de rooms-katholieke traditie te onderscheiden. Daar liggen voor ons lessen en waarschuwingen! Je hoeft geen cultuurbarbaar te zijn om dui- delijk te stellen: wij zijn niet luthers, ook niet in onze eredienst!
Daarom is het wijs dat ‘de hooggeachte promovendus’ niet ‘de barricaden opgaat om te bewerkstelligen dat de muziek van Bach meer zou worden geïncorporeerd in onze eredienst’. Onze gereformeerde belijdenis laat daar geen ruimte voor. De eenvoudige Woordbediening is hét door God gewilde middel. Daar houden we het samen met onze broeder graag bij. Wij willen niet wijzer zijn dan God.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021
De Saambinder | 24 Pagina's
