Gods goede wil
‘Willen wat God wil’, is dat niet een van de kenmerken van levendmakende genade? Onze wil ondergeschikt aan Gods goede wil, daaraan is heel wat strijd verbonden.
Vandaar dat er als derde letterlijk gebeden wordt: ‘...geschieden moet de wil van U, zoals in de hemel zo ook op de aarde’. Laten we bedenken hoe alles in de hemel getuigt van gehoorzaamheid en harmonie. Wanneer we dat vergelijken met wat er huist in ons eigen hart, in onze directe omgeving en op de aarde: overal slechts ongehoorzaamheid, onverenigdheid en opstand, dan komt de derde bede wel in een bijzonder licht te staan: ‘Heere, mag het vanbinnen en om me heen meer (gaan) lijken op de hemel? Wilt U dat geweldig grote verschil veranderen, opdat alles zal buigen onder U? Alles gericht op Uw Naam, door de genadeheerschappij in Christus Jezus. Mag de aarde meer gaan lijken op de hemel? Want in dit oord van ongehoorzaamheid is eigenlijk niet te leven. Maak ons Uw wil bekend, zoals U die in Uw Woord en wet bekendmaakt’. Mogen we die wil verstaan? Dat allereerst. Maar mag ik ook in lijdzaamheid buigen onder datgene wat we niet kunnen weten, wat Hij verborgen houdt in Zijn raad, wat Hij niet openbaart in de Schrift? Mag ik Zijn doen goedkeuren?
Het gaat in deze bede dus om de twee genadegaven van gehoorzaamheid en lijdzaamheid.
Vijanden bidden
Laten we echter beginnen met de schuldbelijdenis dat ‘wij en alle mensen van nature geheel onbekwaam en onwillig zijn, om de wil van God te kennen en te doen. Bovendien zijn wij geneigd om tegen Zijn Woord in opstand te komen, tegen Zijn voorzienige leiding te klagen en te murmureren, en volkomen bereid om de wil van het vlees en van de duivel te doen’.
Wat een zelfkennis! De bidder voelt in het hart pijnlijk het tegendeel van waar God recht op heeft, van wat Hij zo waardig is te ontvangen: gehoorzaamheid en lijdzaamheid dus. Hebben we om déze reden misschien moeite met het volmaakte gebed en de uitleg ervan? Een uitleg, die ondersteund wordt door meer dan 25 Schriftcitaten.
De Grote Catechismus van Westminster (art. 192) vervolgt met: ‘We bidden dat God door Zijn Geest alle verblinding, zwakheid, onwil en verdorvenheid van het hart van onszelf en van anderen zal wegnemen’. Er wordt steeds in de wij-vorm gebeden. Wat ik nodig heb, dat kan mijn naaste namelijk ook niet missen.
Vervolgens blijkt in deze paar gebedswoorden het verlangen van het leven dat uit God is: ‘...dat God ons door Zijn genade in staat zal stellen en bereidwillig wil maken om Zijn wil te kennen, te doen, en onszelf in alles daaraan te onderwerpen’. We moeten dus in staat gestéld worden en gewillig gemáákt worden om Gods wil - in Woord en wet geopenbaard - te verstaan, en dus om die goede wil van God te gehoorzamen. ‘In álles ons te onderwer-pen’. Dus niet selectief, als het ons schikt. Alleen door Gods genade en Geest wordt onze wil niet alleen gebroken, maar wordt er ook hartelijk onder gebogen.
Wezenlijk zijn het dezelfde zaken als die we in onze Heidelberger (antwoord 124) lezen. Dat kan natuurlijk niet anders in het eerbiedig naspreken van de Schrift door de Kerk der eeuwen. ‘Uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn’. U voelt wel dat dit niet anders dan door de enige Voorbidder in het hart gelegd kan worden. Hij, Die nedergedaald ter helle nog bad: ‘Vader, doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’.
In de derde bede blijken de vruchten van Zijn Middelaarsarbeid, van Zijn verdiensten en Geest. Wanneer Hij in de nacht van het verraad zegt: ‘Want zonder Mij kunt gij niets doen’, dan geldt dit zeker ook van het bidden van de derde bede.
Kinderen vragen
Wonderlijk, dat de tweede vraag van Saulus van Tarsen, neergeveld in het stof, was: ‘Wat wilt Gij dat ik doen zal?’ (Hand 9:6). Een zondaar leert vragen naar Gods wil, direct al in de levendmaking. Terwijl hij nog zo onkundig was en als eerste moest vragen: ‘Wie zijt Gij, Heere?’ (vers 5). De eigen wil krijgt een doodsteek, maar is helaas niet geheel dood... Vandaar de noodzaak om kinderlijk - niet slaafs - te blijven vragen: ’We bidden dat we dat met gepaste nederigheid, opgewektheid, getrouwheid, toewijding, ijver, oprechtheid en standvastigheid zullen doen, zoals de engelen in de hemel’. Kinderlijke gehoorzaamheid is een andere uitdrukking voor ‘dankbaarheid’. In ons doopformulier wordt dat met zes uitdrukkingen omschreven: God drie-enig aanhangen, betrouwen en liefhebben; de wereld verlaten, onze oude natuur doden en godzalig wandelen. Daaruit blijkt de verhoring van de derde bede. Om de Zoon, Die Zelf gehoorzaamheid geleerd heeft. Om zo tot Gods genadetroon te mogen naderen. Weet u wat dat is?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2020
De Saambinder | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2020
De Saambinder | 16 Pagina's