Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het is tijd…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het is tijd…

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Het is tijd voor de HEERE dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.” Psalm 119: 126

Wie Psalm 119 leest, kan er niet omheen. Hier zingt een mens die een bijzondere band heeft met het Woord van de Heere. In bijna elk vers brengt hij het tot uitdrukking. Hij raakt er niet over uitgezongen. Er is een innerlijke betrokkenheid van zijn hart op het Woord en de dienst van de Heere. “Hoe lief heb ik Uw wet. Ze is mijn betrachting de ganse dag. Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve. Want ze zijn mijns harten vrolijkheid. Heere, ik heb mijn hart geneigd om Uw inzettingen eeuwig te doen, ten einde toe.” Wat is dat? Dat is een vrucht van genade. Uit alles blijkt dat het in deze Psalm geen oppervlakkig gevoel betreft, niet iets van de buitenkant. In de kern van zijn leven ligt het verankerd: hij kan niet leven zonder de Heere. Met heel zijn wezen haakt hij naar het heil des Heeren, zoals dat in Gods getuigenissen tot hem komt.

Weet u wat daar onlosmakelijk aan verbonden is? Als er oprechte liefde tot de dienst des Heeren is, dan is er in beginsel ook afstand gekomen tot de zonde. In het leven der bekering haten en ontvluchten we de zonde. Dan zijn we aller zonde vijand geworden. Dan is er verdriet in mijn hart als ik merk dat die goede Wet van de Heere overtreden en geschonden wordt. Allereerst in mijn eigen leven. Daar weet deze dichter van. Maar ook als hij om zich heen ziet. “Uw wet heb ik lief”, zegt hij, “maar ik haat de kwade ranken.” Daar heeft hij een afkeer van. Van alles wat tegen de Heere en Zijn Woord ingaat. Het verdriet Hem zeer. “Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat ze Uw wet niet onderhouden.” Diepe smart vervult zijn binnenste, als hij dat ziet.

Dat verdriet brengt hij in onze tekst schrijnend tot uitdrukking. “Ze hebben Uw wet verbroken…” Dat is het wat deze dichter bezighoudt. Daar lijdt hij aan. Dat is zijn klacht. Er klinkt ook verontwaardiging door. “Die wet van U, Heere! die ik zo liefheb, waaraan ik mijn hart verpand heb, die verbreken ze! Die schenden ze!”

Nu weet hij één ding. De Heere zal er aan te pas moeten komen. Misschien merkt hij er naar zijn gedachten al te weinig van. Het lijkt wel, alsof de Heere niet werkt. Vandaar zijn schreeuw naar boven: “Het is de hoogste tijd, Heere, dat U werken gaat!” Met deze roep om hulp belijdt de dichter zijn eigen onmacht. “Het is tijd voor de Héére, dat Hij werke…” Híj moet het doen. Dat belijdt deze zanger. “Heere, het breekt mij bij de handen af. Ik loop er op stuk. Ik ben ten einde raad. Ik weet niet wat ik er aan moet doen.” De dichter, hij weet het: de Heere Zelf zal moeten opstaan en er Zijn goddelijke hand aan moeten leggen. Het is Zíjn zaak. Hij zal Zelf moeten werken. Alle mense lijke hulp baat niet zonder Zijn zegen. Ik moet het aan Hem overgeven. En van Hem hulp verwachten.

Er is alle reden om dit gebed ook in 2023 te bidden. Vanwege de nood in de wereld. Vanwege land en volk. Vanwege de kerken en de gezinnen. Misschien wel vanwege de situatie van uw eigen leven. Ik verwoord de toepassing met woorden van een oude schrijver, ds. Th. van der Groe. Hij besloot er één van zijn biddagpreken mee. Vier plichten noemt hij.

“Als het tijd is voor de HEERE om te werken, dan zal het tijd voor ons zijn om te geloven, om de HEERE te laten werken, onszelf en alles geheel aan Hem over te geven en alleen op Hem te vertrouwen.

Als het voor de HEERE tijd is om te werken, dan zal het voor ons tijd zijn om te bidden, om ernstig, ootmoedig en gelovig, vurig en aanhoudend te bidden. Om dagelijks voor onszelf en de onzen en voor land en kerk in de bres te staan. Opdat Hij ons toch niet zou verderven, maar ons genadig zou helpen en verlossen.

Als het voor de HEERE tijd is om te werken, dan zal het voor ons tijd zijn om geduldig en gelovig op Hem te wachten. Die gelooft, die zal niet haasten. Wij moeten de Heere in Zijn werk geen paal noch perk voorschrijven, maar ons in stille ootmoed en gebogenheid voor Hem vernederen, opdat Hij Zijn eeuwige raad en welbehagen uitvoert.

Eindelijk, als het tijd is voor de HEERE dat Hij werke, dan zal het ook mede voor ons tijd zijn om te werken in Gods weg. Om door Zijn genade en bijstand de handen aan het werk te slaan, onder en achter de Heere, ieder in eigen staat, beroep en standplaats, en naar de kracht, middelen en gaven die God verleent alles te doen en aan te wenden dagelijks wat wij kunnen. Voor onszelf, voor onze families en gezinnen, voor alle anderen, en ook voor volk en kerk. Opdat de verbroken Wet des Heeren weer opgericht en hersteld zou worden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het is tijd…

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2023

Bewaar het pand | 12 Pagina's