Boeken schap
Aards slijk en hemels groen
Zonder de vrucht van het aardrijk geen bestaanszekerheid. Landbouw en visserij zijn de enige sectoren die werkelijk iets voortbrengen, zo hoorde ik in een college over agrarische economie. Goede zorg voor de aarde is de basis van volhoudbare economie. Vijf recente boeken geven, elk met een eigen invalshoek, aanzetten tot hervorming van ons denken en aanpassing van ons doen. Gehoorzaamheid aan de hemelse openbaring betekent niet dat armoede onder mensen geen aandacht behoeft. Integendeel. Dat geldt temeer als je op een Calvijnse manier denkt over gebrek aan aards slijk en schoon groen.
Klimaatverandering is een actueel thema in de huidige samenleving. Het roept grote emoties op en heeft te maken met beleid, techniek en doelen. Wat daar echter aan ten grondslag ligt is een visie, een filosofie. Belangrijke aspecten zijn de invulling van het wereldbeeld, het mensbeeld en het godsbeeld. Deze bundel van een aanzienlijk aantal christelijke filosofen en wetenschappers is een verkenning in hoeverre christelijke filosofie een rol kan spelen in het bepalen van een juiste koers voor het herstel van de schepping.
Om te beginnen: wat heeft deze bundel een fantastische titel! Daarmee is de toon van het boek direct gezet. Het is meer dan een beschouwende analyse van het probleem, of een technische uiteenzetting van de oplossing(en). Dit wordt uitgewerkt in de eerste vier hoofdstukken.
Na een begripsgeschiedenis van het woord duurzaamheid en de belangrijke historische ontwikkelingen hieromtrent in het eerste hoofdstuk worden in hoofdstuk twee de kaarten op tafel gelegd. Daarin analyseert Jan van der Stoep wat het betekent om in het Antropoceen (tijdperk waarin het klimaat en de atmosfeer de gevolgen van menselijke activiteit ondervinden) te leven. Hij bepleit grondige doordenking van de betekenis van onze verwevenheid met de schepping en roept op halt te houden bij de grenzen van de schepping.
In hoofdstuk drie wordt deze filosofische duiding verbonden met de theologie. Trees van Montfoort breekt, in lijn met Bruno Latour (1947), de lans voor een niet al te strikte scheiding van mens en natuur. De relativering van het natuurlijke ontleent zij aan Barth. Liever gaat ze terug naar een premoderne wereldvisie. Door het Oude Testament heen blijkt dat er onderscheid is tussen de wilde dieren en de gecultiveerde (boeren)samenleving. Het gaat dus niet zozeer om het onderscheid tussen natuur en mensen. Alle lichamelijke wezens zijn vlees en mensen én dieren hebben een ziel. God handelt bevrijdend met mens én dier. Opvallend genoeg lijkt Van Montfoort de kwestie van dierlijk lijden te laten liggen. Juist voor Barth was dit de reden om de intrinsieke ‘orde en harmonie, waarin men de goddelijkheid, wijsheid en goedheid van de schepper kan aflezen’ te bevragen (Zie van der Kooij, God kennen bij Calvijn en Barth, p. 277). Ze schrijft wel over het lijden van de schepping (p. 60), maar ze beschrijft niet hoe breed ze dit opvat.
In het volgende, afsluitende hoofdstuk van het eerste deel beschrijft Henk Jochemsen vanuit een antropologische visie dat het besef van het heilige in de schepping kan zorgen voor weerhouding van ongeremde exploitatie van de natuur. Het kunstwerk waarin we leven dienen we niet te vernielen, uit respect voor de kunst en voor haar Maker.
Dit geeft de opmaat naar het tweede deel van de bundel. In dat deel worden de landbouw, de veehouderij en de industrie voor het voetlicht gebracht. De auteurs schuwen niet om de huidige problematiek te benoemen en daarvoor – soms ingrijpende – maatregelen voor te stellen. Daarbij wijzen de auteurs niet alleen op technische oplossingen maar ook op systeemveranderingen. Binnen de landbouw wordt er bijvoorbeeld gepleit voor het vervangen van kapitaal door arbeid. Dit betekent dat het verdienmodel dat niet meer gebaseerd is op de hoeveelheid voedsel die zij produceren en verkopen, maar op de arbeidsuren die ze investeren. Daarmee is het eenvoudiger boer te worden en is schaalvergroting geen noodzakelijk vereiste meer om een boerenbedrijf in stand te houden. Het boek sluit af met een economisch georiënteerd hoofdstuk en met een hoofdstuk waarin een casestudie uit West-Afrika wordt beschreven.
Ondanks dat het boek een bundel is van verschillende auteurs, zit er een duidelijke lijn in het geheel. Waar het eerste deel vooral theoretisch van aard is, wordt het tweede deel heel concreet ingevuld. Dit leidt tot een waardevolle verbinding tussen visie en praktijk. Doordat de auteurs echter talrijke onderwerpen aanraken, is niet alles even goed uitgediept, maar blijven bepaalde onderwerpen aan de oppervlakte. De kaders tussen de hoofdstukken en de bijlagen verschaffen extra informatie aan de lezer en zorgen voor afwisseling. Het boek is toegankelijk geschreven, maar enige kennis van filosofie, theologie en de praktijk bevordert het begrip van het geschrevene.
In de epiloog komt de centrale vraag terug en wordt er voorzichtig een antwoord geformuleerd. Uiteindelijk staat alles wat we mogen doen voor een betere schepping in het licht van Gods toekomst. Een toekomst waarin de aarde weer zal juichen.
Niet alleen het gangbare paradigma van oneindige economische groei wordt in dit boek fundamenteel bekritiseerd, het biedt ook een alternatief voor het streven naar groene groei, vaak ‘duurzame ontwikkeling’ genoemd. Want door groei als centrale doelstelling te verkiezen, zitten we als samenleving op een spoor dat doodloopt. We lopen tegen de grenzen aan van wat de aarde kan dragen. Het klimaat verandert, de biodiversiteit vermindert, de afvalbergen nemen toe, er zit plastic soep in de oceanen, et cetera. Vanaf eind jaren ’80 is geprobeerd om de economische groei selectiever te maken, zodat deze hand in hand zou kunnen gaan met verduurzaming van de economie.
In de praktijk blijkt een groot deel van de milieuwinst die gerealiseerd wordt door betere, minder milieubelastende productiemethoden verloren gaat door de stijging van de consumptie. Ondanks de miljarden die geïnvesteerd zijn in milieubeleid, vermindert de aantasting van onze natuurlijke leefomgeving niet substantieel. Dit verschijnsel wordt het rebound-effect genoemd of de Jevons-paradox. Je koopt een energiezuinige lamp en laat die vervolgens veel meer uren branden omdat ‘ie toch weinig stroom verbruikt. Ook zijn benzinemotoren zuiniger geworden, maar intussen zijn auto’s gemiddeld 200 kilo zwaarder geworden. Weg milieuwinst. Daarom bepleit de econoom Paul Schenderling een post-groei samenleving. Het huidige beleid richt zich teveel op de productiekant van de economie. Er worden maatregelen aan bedrijven opgelegd, met name de industrie en de energievoorziening. Maar de consumptiekant van de economie blijft buiten schot, waardoor consumenten nauwelijks worden geprikkeld om hun gedrag te veranderen. Door onze overconsumptie leggen we een te groot beslag op de beschikbare bodem, hulpbronnen, grondstoffen, zoetwater en schone lucht. Verder lijdt de mens onder de te hoge werkdruk.
Het huidige beleid is als dweilen met de kraan open. Daarom wordt in dit boek voorgesteld om de volgende kernmaatregel te nemen: het invoeren van een eerlijke milieuheffing op consumptie in combinatie met een flink lagere belasting op arbeid. Deze maatregel beoogt twee effecten: 1) Veel producten worden flink duurder, met name als ze een forse impact hebben op het milieu. Consumenten zullen hierdoor hun koopgedrag wijzigen. 2) De daling in koopkracht wordt, met name voor lagere inkomens, grotendeels gecompenseerd door een (veel) lagere loon- en inkomstenbelasting. Voor verschillende sectoren wordt in dit boek inzichtelijk gemaakt wat het verwachte effect is van deze maatregel. Boeiend om te lezen en over door te denken.
Toch heb ik bedenkingen. Zo lijkt mij de massieve inzet op één kernmaatregel een fragiele basis voor duurzaam beleid. Want als de invoering van die maatregel niet goed lukt, valt het plan in duigen. Bovendien lijkt aanpassing van het Nederlandse belastingstelsel momenteel niet kansrijk. Vanwege het vrij verkeer van goederen, diensten en personen, is het niet effectief om de maatregel alleen in Nederland in te voeren. Wanneer veel producten net over de grens een stuk goedkoper zijn, zullen Nederlanders ze daar gaan inkopen. Ook is de inbreuk op privacy groot, wanneer bijvoorbeeld wordt voorgesteld om via een digitale portemonnee het bestedingsgedrag van consumenten te sturen. Weliswaar wordt het verwijt van communisme door de auteurs weersproken, maar schuilt er geen kern van waarheid in? Vooral omdat de bepleite aanpak sterk leunt op fiscale maatregelen en meer grip op het consumentengedrag.
Tenslotte is de paradox in dit boek dat de bekritiseerde focus op groei blijft bestaan door nulgroei te bepleiten. Beter is wat SGP-voorman Abma ooit zei: het gaat niet om de groei, maar om de bloei van de samenleving. Het principe van laissez-faire dient vervangen te worden door dat van laissez-fleurir. Het positieve is wel dat dit boek kan bijdragen aan de noodzakelijke omslag in denken en doen.
Is het christendom - met haar degradatie van het natuurlijke - schuldig aan de huidige klimaatcrisis? Met die spannende these van Lynn White openen Matthijs de Jong en Cor Hoogerwerf dit boek. Hoewel op een andere manier dan de stelling suggereert (van minachting van de natuur was geen sprake), heeft White wel een punt. De eerste hoofdstukken van Genesis speelden namelijk een rol in het vooruitgangsgeloof van vroegmodern Europa.
Toch valt moeilijk vast te stellen in hoeverre het vooruitgangsgeloof terug te voeren is op het christendom en of deze relatie problematisch is. Daarom krijgt deze vraag (helaas) geen bevredigend antwoord in de introductie. Wél willen De Jong en Hoogerwerf een ‘positieve bijdrage’ leveren door op zoek te gaan naar aanknopingspunten in de Bijbel voor een ‘minder economische, meer ecologische, meer sociale en bovenal meer spirituele’ vooruitgang. De opzet kan de indruk wekken dat de auteurs een ‘agenda’ hebben. Dat is ook wel een beetje zo: ze willen zich aan groen-verantwoorde exegese wagen. Die agenda betekent echter niet dat er een boodschap ingelegd wordt die vreemd is aan de Schrift. Integendeel, de auteurs zijn duidelijk goed bekend met de grondtalen, de wereld van het Oude en Nieuwe Testament, en ze kiezen niet altijd de makkelijke weg. Via zes oudtestamentische en drie nieuwtestamentische verhalen en passages willen ze laten zien hoe groen-zijn en ecologie met het Bijbels dienen van God verbonden zijn.
Met name in het eerste hoofdstuk – over de schepping en het scheppingsmandaat – worden we als mens goed op onze plek gezet. De auteurs wijzen er – volledig terecht – op dat niet de mens, maar de sabbat de kroon op de schepping is. Onmiskenbaar heeft de mens een sturende ‘heersersrol’, maar wel een die haaks staat op de triomfalistische, dominerende heersersopvattting van de omliggende volken rond Israël. De schepping moet worden meegenomen in de sabbatsorde.
De meest intrigerende hoofdstukken zijn toch wel die over Naboth en Achab en die over Job. In de eerste geschiedenis blijkt de boodschap in nauw verband te staan met oneigenlijk gebruik van het land. Land néém je niet, je ontvángt het – via de lijn van je voorouders – van de HEERE. Aan Job hebben uitleggers een harde noot te kraken, maar de auteurs wijzen ons inziens een goede lijn aan – met nadruk op de nederige positie die ons toekomt. Wie de grote zeemonsters niet aankan, moet zich niet inbeelden een diep moreel inzicht te hebben. De morele en natuurlijke orde hangen nauw samen.
Meer ongemak lijken de auteurs te voelen bij de boeken 2 Petrus en Openbaring. Op het eerste gezicht lijken deze boeken door hun apocalyptische inslag een vrij demotiverende boodschap te bieden voor wie de hand aan de ploeg wil slaan als het gaat om klimaatrechtvaardigheid. De auteurs wijzen op het typische van apocalyptische literatuur (de dualistische inslag), maar ook op de conclusie van 2 Petrus, namelijk leven in matigheid en soberheid. Hadden we dat de afgelopen zeventig jaar maar meer gedaan. En spreekt de Openbaring niet een zwaar oordeel uit over ‘hen die de aarde vernietigen’ (Openb. 11:18)?
Het boek sluit af met een aantal concrete punten en conclusies. Desondanks – en dat lijkt ons terecht – zijn de auteurs terughoudend in het formuleren van stevige conclusies of visies als het gaat om de klimaatcrisis. De grote voorzichtigheid waarmee de auteurs af en toe wat lijnen trekken naar de huidige situatie laat zien dat ze beducht zijn voor misbruik van de Bijbel om hun agenda te concretiseren en dat is te prijzen. Verder laat het diepgravende, Bijbelse onderzoek zien dat de auteurs kennis van zaken hebben. De uitgebreide literatuurlijst aan het einde van het boek geeft voldoende handvatten aan de lezer om zichzelf nog meer te verdiepen in gerelateerde onderwerpen. Bovendien is het goed om op te merken dat het geleerde direct in de praktijk wordt gebracht: het boek is keurig gedrukt op papier met het FSC-keurmerk.
Dat de Bijbel een nuttige stem kan hebben in het klimaatdebat hebben de auteurs overtuigend aangetoond. Daarom is het boek zeker een aanrader!
Tim ’S Jongers is ervaringsdeskundige. Hij komt zelf uit een gebroken gezin waar het armoe troef was. De passages waarin hij beschrijft hoe hij indertijd bejegend werd door mensen met geld zijn pijnlijk. En het is haast spannend om te lezen hoe hij zich uit de armoede heeft geworsteld. Dat ging met vallen en opstaan. Tim kroop als het ware door een donkere tunnel met een bodem van zompige klei waaraan je vastplakt. Met andere woorden: het vergt de nodige moed en nog veel meer uithoudingsvermogen om de armoede te boven te komen.
Het is inzicht gevend dat de auteur allerlei vooroordelen over armoede benoemt en ontkracht. Zoals: armoede is je eigen schuld omdat je niet wil werken, of: armoede is het gevolg van domme keuzes die je hebt gemaakt. Wie welvarend is, zou zomaar kunnen denken dat ‘ie dat vooral aan z’n eigen inspanningen heeft te danken. Dat deze gedachte meestal misplaatst is, maakt Tim duidelijk aan de hand van onderzoeken die uitwijzen dat iemands uitgangspositie van grote invloed is op zijn levensstandaard later. In welk postcodegebied je wieg heeft gestaan, of je ouders geld hebben of dat ze worstelen met schulden, hebben je ouders een opleiding afgerond of zijn ze laaggeletterd, hebben je ouders een netwerk van vrienden en kennissen die jou kunnen helpen, blijven je ouders bij elkaar of gaan ze scheiden? Deze en andere factoren zijn van grote invloed op iemands mogelijkheden en kansen om ook een goede opleiding te volgen, een baan met inkomen te verwerven, een woning te hebben, een stabiel gezin te vormen en een goede maatschappelijke positie te bereiken.
Natuurlijk proberen politici en beleidsmakers iets te doen tegen armoede. Zo staat kinderarmoede hoog op de politieke agenda. En dat geldt ook voor andere soorten armoede. Maar doordat het beleid zo versnipperd is komt dé armoede niet goed in beeld. En zeker niet diep genoeg. Want armoede zit heel erg diep, het doet ook veel met de mens die ermee worstelt. Tussen rijkere en armere mensen gapen een viertal kloven: een diploma-, gezondheids-, vertrouwens- en tevredenheidskloof. De ‘Atlas van afgehaakt Nederland’ liet dit al zien en dit boek zet daar een paar dikke strepen onder.
Wat is nodig? Investeren in een goede start van mensen is de slimste aanpak zo betoogt ’S Jongers, want die levert het meeste rendement op, zowel voor de persoon in kwestie als voor de samenleving. Als ouders met jonge kinderen – en zeker ook aanstaande moeders en vaders – stress hebben vanwege te weinig inkomsten of baanonzekerheid, dan heeft dit heel veel impact op het gehele gezin. De kinderen zijn dan als het ware voor het leven getekend. Het wegnemen van de oorzaken van die stress door effectieve vormen van gezinsondersteuning is de aangewezen route. Het geven van geld of verlenen van toeslagen is belangrijk, maar niet voldoende. Denk bijvoorbeeld ook aan prenatale huisbezoeken, vroegsignalering van problemen, het verlichten van schulden en het opzetten van informele netwerken voor contact met lotgenoten.
De hoofdboodschap van dit boek is: zie de mens. Want dan is er pas sprake van echte medemenselijkheid. Een bureaucratische, regelgerichte aanpak gaat niet werken. Wat mij betreft, hoeft de overheid zeker niet alles te doen als het gaat om armoedebestrijding, maar leveren maatschappelijke initiatieven, stichtingen en kerken die werken met vrijwilligers een essentiële bijdrage. Niet de vraag ‘waar heb je recht op?’ moet leidend zijn, maar: ‘wat heb je nodig?’
Mijn collega van de Wiardi Beckman Stichting schreef een boek waarvan ik hoop dat het in handen komt van veel politici, beleidsambtenaren, diakenen en maatschappelijk werkers die zich inspannen om armoede tegen te gaan. Verder is het een eyeopener voor iedereen die een hoger inkomen heeft dan 2750 bruto per maand en denkt wel te weten hoe het komt dat veel mensen in armoede vastgeklonken zitten. De vraag voor ieder is: wat doet u er zelf aan? Ziet u ‘slechts’ een armoelijder, mogelijk een ‘profiteur’ of ziet u een mens, een naaste, iemand die is als u.
Wegens de beperkte ruimte volsta ik met een korte impressie. Dit boek gaat over de vraag hoe de economie (weer) kan bijdragen aan het algemeen welzijn.
De auteurs hebben deze vraag besproken met veel (met name Nederlandse) economen en andere wetenschappers. De focus is daarbij gericht op de Europese markteconomie. Die moet (meer) duurzaam, inclusief en innovatief worden. Problematisch is dat de hoofdstroom van de economie de neoklassieke visie vertolkt. Die schiet op veel punten tekort, vooral doordat zij eenzijdig gericht is op vergroting van de materiële welvaart en daarbij niet of nauwelijks rekening houdt met de schade aan het milieu, de mens en de samenleving. De ontspoorde markteconomie moet weer dienstbaar worden aan het goede leven. Dit boek inspireert daarbij en wijst goed doordacht richting. Het is ook te downloaden vanaf de website van de uitgever. Aanbevolen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 2024
Zicht | 98 Pagina's
