‘Praat niet over maar met elkaar’
Vraaggesprek met de heer A.K. (Arie) van der Staaij, mede-grondlegger van de Guido de Brès-Stichting
Het is al geruime tijd terug dat de heer A.K. van der Staaij (81) bestuurslid was: Vanaf de oprichting in 1974 tot en met 1992. Voor een gesprek over het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, dat indertijd begonnen is als Studiecentrum SGP, is een afspraak snel gemaakt. Begin februari reis ik naar Rhenen. Daar aangekomen is mijn eerste vraag hoe hij terugkijkt op zijn bestuursperiode.
Van der Staaij reageert: ‘Ik heb altijd met plezier mijn werk gedaan in het bestuur van het studiecentrum en waardeer in het bijzonder de goede verhoudingen in het bestuur, ondanks de verschillende kerkelijke achtergrond die we hadden.’
We gaan terug naar het begin. Hoe is de voorloper van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP ontstaan?
‘Vanuit de SGP-kiesverenigingen Barendrecht en Rijswijk kwam in 1971 de vraag naar voren: ‘Andere partijen hebben een wetenschappelijk bureau. Moet de SGP dat ook niet hebben?’ De provinciale vereniging van Zuid-Holland nam dat voorstel over en zo kwam het op de landelijke vergadering van 1 maart 1972 aan de orde. Ook het hoofdbestuur kon ermee instemmen.
Sommigen vonden echter de redenering in de vraag al verwerpelijk. De SGP heeft als basis Gods Woord. Dat willen we in de politiek naar voren brengen, dus wat voegt wetenschap daaraan toe? Je moet door God geleerd worden, zeiden anderen. Ook tegen mij.
Ik weet nog goed wat ik daarop heb gezegd: Gods Woord heeft het nooit voor domheid opgenomen. Kijk ook naar de kerkgeschiedenis: Luther, Calvijn en Comrie, dat waren echt geen domme, maar geleerde mensen. Het gaat erom dat je je verstand ten dienste stelt van de doelstellingen van de SGP.’
Ook het aanvragen van overheidssubsidie bleek omstreden. Waarom?
‘De SGP was destijds tegen overheidssubsidiëring in het algemeen. Wie betaalt, bepaalt, zo brachten tegenstanders naar voren. Als je subsidie aanvraagt, moet je misschien wel water bij de wijn doen. Ook werd de vraag opgeworpen of de SGP wel subsidie kon aanvragen, terwijl de SGP-fractie in de Tweede en Eerste Kamer daartegen had gestemd. Was dat wel consistent?
Het hoofdbestuur stelde daar tegenover dat ook veel christelijke scholen gebruik maakten van overheidssubsidies. Na enige discussie ging de ledenvergadering in meerderheid akkoord met het voorstel. Maar toen duurde het nog geruime tijd alvorens we echt van start konden gaan. Voor het bestuur werden mensen aangezocht. Verschillende geledingen van de partij, zoals de fractie in de Tweede Kamer, waren in het bestuur vertegenwoordigd. Op 21 maart 1974 kon het Studie- en Voorlichtingscentrum van wal steken.’
Er waren wat aanloopproblemen, zo heb ik gelezen. Kunt u daarover iets vertellen?
‘In het begin lag het accent meer op voorlichting, minder op het bestuderen van politieke vraagstukken. We vonden het als bestuur nodig en gewenst om eerst vooral voorlichting aan raadsleden van de SGP te geven.
Ook stelden we een studiesecretaris aan. Dat werd Wim Donker. Hij werkte al bij de fractie van de Tweede Kamer en kon zijn aanstelling met twee dagen per week uitbreiden door ook bij ons aan de Hooigracht 21 in Den Haag te komen werken. Na korte tijd werd Donker opgevolgd door Gerrit Holdijk. Maar ook hij kon in deze functie niet goed aarden. Het was toen wel duidelijk dat de combinatie van voorlichting en studie niet ideaal was. We probeerden twee afzonderlijke vaardigheden in een persoon te verenigen. Na rijp beraad is toen de zaak in tweeën gesplitst. Er kwam een aparte stichting voor voorlichting en het studiecentrum ging zelfstandig verder. Op die manier konden we aan de noodzakelijke studiewerkzaamheden het volle pond geven.’
Perikelen rond het blad Onderling Kontakt speelden bij de start ook een rol.
‘Ja, we kregen van het hoofdbestuur ook de taak om de deining rondom het blad Onderling Kontakt tot rust te brengen. Dit was wel een probleem van geheel andere aard. Het ging onder meer om artikelen die door een zoon van ds. Abma werden geschreven. Daaruit sprak nogal eens een wat andere benadering van politieke vraagstukken dan veel partijleden gewend waren. Daardoor riep het blad Onderling Kontakt controverses op in de partij. Binnen het bestuur werd hierover stevig gediscussieerd onder voorzitterschap van ds. Abma. En dat maakt het wel lastig wanneer het doen en laten van een van je eigen kinderen ter discussie staat. Eind 1974 stopten we met Onderling Kontakt en in 1975 startten we het studieblad Zicht.
Overigens kon ik het goed met ds. Abma vinden. Wanneer ik het niet met hem eens was, zei ik dat rechtstreeks tegen hem. Die eerlijkheid stelde hij op prijs. We hoefden het ook niet altijd helemaal eens te worden met elkaar, want we hadden elk onze eigen kerkelijke achtergrond. Die verschillen moet je van elkaar respecteren en daarover mag je niet elkaar de maat nemen.’
Abma was een echte Fries. Hij kon soms wat minder tactisch zijn, zo heb ik begrepen.
‘Ja, ik herinner mij nog goed dat ik tijdens een van de bestuursvergaderingen mijn voorkeur had geuit voor een andere auteur dan zijn zoon Henk Abma. Een paar dagen later kreeg ik een brief van de voorzitter. Of ik mijn onbeschofte opmerking wilde terugnemen. Dat verzoek verbaasde mij nogal en daarom belde ik ds. Abma op. Uiteraard had ik alle begrip voor zijn teleurstelling over mijn standpunt, want het betrof immers zijn zoon. Maar als ik echt onbeschoft was geweest, dan vond ik dat we maar snel een extra bestuursvergadering moesten beleggen om dat punt te bespreken. Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. Toen vroeg ds. Abma of ik zijn brief als niet geschreven wilde beschouwen. Daarmee was de kous af. Voor ons allebei, hoor. Want het heeft niet tot verwijdering tussen hem en mij geleid.’
Tot eind 1986 was ds Abma voorzitter van het bestuur.
‘Door allerlei gebeurtenissen en verwikkelingen was ds. Abma als voorzitter het vertrouwen vanuit de breedte van de partij kwijtgeraakt. Van nabij heb ik zijn verdriet daarover gezien. Want mensen uit onze partij zijn keihard tegen hem geweest. Dat is niet goed te keuren. Hij heeft daar ook echt onder geleden. Jarenlang heeft ds. Abma heel veel gedaan voor de partij. In mijn ogen verdiende hij het niet om zomaar op een zijspoor te worden gerangeerd. Om die reden ben ik er trots op dat we als bestuur van het studiecentrum op een waardige manier afscheid van hem hebben genomen.’
We gaan even terug in de tijd. Hoe ging het vanaf 1978 verder met het studiecentrum?
‘We hebben eerst als bestuur ons hoofd gebogen over de vraag hoe we de studie van politieke vraagstukken zouden oppakken. Doen we dat met een parttime of fulltime studiesecretaris? In 1980 kwam Walter Büdgen in dienst als fulltime studiesecretaris. Hij was heel slim en beheerste bijvoorbeeld de Russische taal. Helaas bleek na verloop van tijd dat hij te veel gezondheidsschade had opgelopen in zijn militaire diensttijd. Daardoor moest hij na een aantal jaren het werk neerleggen.
Het probleem waar we in die jaren tegenaan liepen was dat de studiesecretaris zo’n beetje over alle onderwerpen rapporten moest kunnen schrijven. Dat bleek praktisch onuitvoerbaar, want je kunt in je eentje niet overal deskundig in zijn. Het bestuur is toen naar een nieuwe structuur overgestapt. Die hield in dat er werkgroepen werden ingesteld die het bestuderen van actuele vraagstukken ter hand zouden nemen. Als eindresultaat van het studie- en bezinningsproces werd door zo’n werkgroep een nota opgeleverd. Door deze nieuwe opzet kreeg de studiesecretaris een meer coördinerende rol.
In 1987 kwam Jan Mulder als studiesecretaris, later directeur in dienst. Hij ging zeer voortvarend te werk en heeft echt veel gedaan om het studiecentrum gestalte te geven. In 1988 kwam Henk Massink als wetenschappelijk medewerker erbij, vanaf toen telde het studiecentrum twee fulltime medewerkers.’
Hoe werden de werkgroepen samengesteld?
‘Het bestuur stelde een lijst met onderwerpen op die voor nadere studie in aanmerking kwamen. Vervolgens vroegen we aan alle andere partijgeledingen om personen voor te dragen die lid konden worden van een van de werkgroepen. Verder werd iedereen die zich aanmeldde als abonnee van Zicht ook gevraagd om aan te geven op welke beleidsterreinen of thema’s diens expertise lag. In de praktijk heb ik wel gemerkt dat, wanneer je als werkgroep aan de slag gaat, het niet eenvoudig is om op grond van Gods Woord te bepalen wat de juiste visie is op een maatschappelijk of politiek vraagstuk. Ook is het van belang op welke manier je iets aan de orde stelt. Probeer de mensen die op wat grotere afstand staan mee te nemen in je gedachtegang.’
Wat is daarvoor nodig?
‘Het voeren van een discussie over een onderwerp moet met de nodige bedachtzaamheid gebeuren, denk ik. Sommige mensen hebben stellige opvattingen en vinden iemand die gaat studeren bij voorbaat al niet beginselvast. Zo iemand wordt voor een lichte broeder gehouden. Ze zeggen dat vaak niet hardop maar het wordt wel gedacht.
De SGP is een interkerkelijke partij waarin de leden verschillende opvattingen hebben. Daarom pleit ik ervoor een onderwerp van meerdere kanten te belichten door personen met een verschillende achtergrond, niet alleen qua kerkelijke gezindte, maar ook wat betreft hun vakgebied. In de werkgroepen waren alle geledingen van de partij vertegenwoordigd. Dat komt het draagvlak ten goede.
Misschien kan het WI-SGP aan dit aspect wat meer aandacht geven. Want als je een studie schrijft op basis van een te smal draagvlak, dan loop je een risico wanneer de publicatie verschijnt. Dat heb ik gezien met de studie over populisme die geschreven werd door Hans van de Breevaart.’
Welke werkgroepen waren er zoal in de tijd dat u bestuurslid was?
‘De vraagstukken die toen speelden waren bijvoorbeeld emancipatie, sociale zekerheid, werkloosheid en kernbewapening. Later kwamen euthanasie, minderhedenbeleid en internationale samenwerking aan de orde.’
Op welke manier werd een vraagstuk besproken?
‘De leden van zo’n werkgroep verzamelden eerst allerlei informatie om een goed inzicht te krijgen in het vraagstuk. Wat ook aan de orde komt, is bezinning op grond van de Bijbel. Daarnaast is er de geschiedenis. Een visie of standpunt van de SGP komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Verleden, heden en toekomst staan in verbinding met elkaar.
Waar we altijd voor gewaakt hebben, is dat we als studiecentrum een horzel in de partij zouden worden. Je hebt het beginselprogramma van de partij en dat neem je als uitgangspunt, of je het daar nu mee eens bent of niet. Van daaruit benader je een onderwerp.’
Maar dan nog denkt niet iedereen hetzelfde, toch?
‘Dat zal waar zijn. Maar je hebt wel een basis waarop je het gesprek met elkaar kunt aangaan. En vragen kunt stellen aan elkaar: Waarom kom jij tot deze en niet tot die conclusie? De verschillen van mening kun je het beste op een open manier met elkaar bespreken. Je hoeft het ook niet helemaal met elkaar eens te worden op alle punten. Geef ruimte aan elkaar, zou ik zeggen. Onderling vertrouwen is wel van belang, anders is de verbinding snel ver te zoeken. Niet over elkaar praten dus, maar met elkaar in gesprek zijn. Wanneer de persoonlijke verhoudingen goed zijn, kun je een meningsverschil best van elkaar verdragen.’
U maakte deel uit van de werkgroep emancipatie. Dat was niet het gemakkelijkste thema in de SGP, lijkt me.
‘Ik heb in het verleden bij heel wat kies- en studieverenigingen lezingen gehouden over de positie van de vrouw. De scheppingsorde is in dit geval van belang en de vrouw heeft andere taken dan de man. Je hoort als man en vrouw op een goede manier met elkaar om te gaan. Een man mag niet zeggen: ik ben hoofd van het gezin, dus ik ben de baas en jullie moeten allemaal doen wat ik zeg.’
Waarom lag het onderwerp zo gevoelig in de partij, denkt u?
‘Dat heeft naast de Bijbelse visie voor een groot deel te maken met de tijd waarin de SGP werd opgericht. Toen werd het kiesrecht algemeen gemaakt. Iedereen mocht gaan stemmen, ook de vrouwen. Sterker: er was een opkomstplicht. In die tijd werden vrouwen die ervan overtuigd waren dat dit hun roeping niet was, in het gevang gezet omdat ze niet naar de stembus kwamen. Overigens heeft mijn godvrezende moeder er nooit een punt van gemaakt. Zij ging wel naar het stemlokaal.
Maar ik herinner mij ook een godvrezende vrouw die ik goed kende omdat ze regelmatig mijn ouders thuis bezocht. Ze kwam in het stembureau. Als gemeenteambtenaar had ik daar zitting. Nu verbleef deze mevrouw erg lang in het stemhokje. Ik vroeg haar waarom het invullen van het stembiljet haar zoveel tijd kostte. Ze reageerde dat ze op het stemformulier had geschreven: “Ik zocht alom, maar ach, ik vond er geen!” ‘.
Speelt het onderscheid tussen beginsel en gewoonte bij dit onderwerp een rol?
‘Wat is principe? Wat is traditie? Soms worden die twee in onze kring inderdaad met elkaar verward, alhoewel we de neiging moeten weerstaan om de bakens te verzetten en alles traditie te noemen. Aan de andere kant is voorzichtigheid geboden met de uitspraak: “Daar ben ik principieel op tegen.” Want als het erop aankomt, moet je dat wel met goede argumenten kunnen volhouden. Ook al zijn gewoonte en traditie niet altijd helder te onderscheiden, we moeten altijd op onze qui-vive blijven, omdat ons hart geneigd is af te drijven van de Bijbel.
In de loop van de tijd zijn heel wat accenten bij de SGP verlegd. Vaak doordat de omstandigheden wijzigden. Neem bijvoorbeeld de Europese verkiezingen. Daarover speelde eind jaren ’70 een stevige discussie in de SGP. Moet je daar nu wel of niet aan deelnemen? Een deel van het hoofdbestuur sprak zich uit tegen deelname. Sommigen vinden dat je ook vandaag moet vasthouden aan het standpunt van dominee Zandt, die ronduit tegen internationale samenwerking was. Tegenwoordig is de situatie zo dat je moet vaststellen dat we er gewoonweg niet meer aan ontkomen en kunnen we door deelname ons SGP-geluid ook in het Europees Parlement laten horen. Nederland is al decennialang lidstaat van de Europese Unie en dat heeft allerlei gevolgen voor wetgeving en overheidsbeleid.’
Er zal de komende tijd ook worden opgeroepen om op 6 juni niet te gaan stemmen…
‘Zo’n houding is niet de mijne. Ik begrijp het niet als mensen zeggen niet te gaan stemmen omdat ze niets met Europa te maken willen hebben. Dan sluit je je ogen voor de compleet veranderde omstandigheden waarin ons land zich nu bevindt. Niet gaan stemmen is namelijk ook stemmen: door je gedrag kun je in feite andere partijen dan de SGP meer zetels bezorgen. Wie een oproepkaart thuisgestuurd krijgt, kan die verantwoordelijkheid misschien wel ontkennen, maar niet ontlopen.’
Hoe kijkt u aan tegen de verhouding wetenschap en geloof?
‘Indertijd heeft het bestuur over deze vraag grondig nagedacht. In 1981 is daarover een kleine brochure gemaakt. De basis voor onze visie is Gods Woord. De wetenschap moet ten dienste staan van onze politieke bezinning, niet andersom. Zondermeer zit er spanning op de verhouding tussen geloof en wetenschap. Als je vraagstukken gaat onderzoeken, leidt dat soms tot uitkomsten die erg lastig kunnen liggen. Er rijzen soms vraagtekens bij wat je altijd geleerd of tot dan toe gedacht hebt: is dat nou wel zo? In Gods Woord wordt duidelijk gezegd dat de beoefening van de vreze des Heeren de ware wijsheid is. Het verstand van iemand staat dan hieraan ten dienste. Het beginsel moet niet alleen in je hoofd zitten, want dan zit het ‘een voet te hoog’, zoals de mensen vooral vroeger zeiden. Kijk maar naar Calvijn of Teellinck: de Godsvreze stond bij hen voorop en hun heldere verstand kwam goed van pas.’
Wetenschappers bestuderen een aspect van de werkelijkheid...
‘Precies daarom kun je de wetenschap niet boven elke tegenspraak verheffen. Ik vond vroeger filosofie een prachtig vak. Denkers hadden op grond van de wetenschap allemaal hun eigen standpunten. Veel onzekerheden overigens ook, waardoor er veel discussie mogelijk is en er veel nuances zijn in hun stellingnames.’
Juist die nuances vinden veel politici en nog meer kiezers minder aangenaam.
‘Het verschil tussen wetenschap en politiek is dat van een politicus duidelijkheid wordt gevraagd. Juist dan moet je als SGP’er ervoor waken dat je niet jezelf overschreeuwt. Jouw duidelijkheid doet dan het beginsel vervagen. Bij het populisme kun je dat heel goed zien. Het lijkt allemaal erg duidelijk met die ferme standpunten, maar het is ook helemaal losgeslagen van de ankers.’
Dat is een verrassende stellingname, omdat profetisch en principieel getuigen juist verbonden wordt aan duidelijkheid en ferme standpunten. Hoe zit dat?
‘Ik herinner mij nog goed de discussies in de SGP over principe, getuigenis en praktijk. De SGP werd gezien als getuigenispartij. Studeren is dan niet nodig, zei men. Volg ds. Kersten en ds. Zandt maar na, met het: “O land, land, land, hoort des Heeren Woord.” En dat laatste moeten we zeker blijven zeggen. Maar in die discussie merkte wijlen dhr. L.M.P. Scholten op dat het merkwaardig was om hierin een tegenstelling te zien.
Indertijd heeft het bestuur aan mijn zoon Kees gevraagd om – als vakantiewerk - alle redevoeringen van Kersten en Zandt in de Tweede Kamer uit de periode 1922-1940 te bundelen. Toen we als bestuur die Kamerbijdragen doornamen, kwamen we tot de conclusie dat Kersten en Zandt in de Kamer ook heel praktisch konden opereren. Het was dus niet alleen getuigen wat ze deden alhoewel we als huidige SGP dit element niet moeten vergeten en het getuigen niet een sluitstuk mag zijn.”
Het beeld dat men had gevormd over Kersten en Zandt als enkel getuigende Kamerleden bleek dus niet te kloppen.
‘Ja, een mens wil graag bevestiging van z’n eerder gevormde beeld en vasthouden aan aannames op basis van horen zeggen. Wanneer je van tevoren een beeld hebt van bekende voormannen en je wilt dat niet loslaten, ook als de feiten anders uitwijzen, dan ontstaan er grote problemen. Dat bemoeilijkt de samenwerking met een ander. Want je accepteert alleen maar uitkomsten die jouw eigen beeld bevestigen.’
Als je sterk overtuigd bent van je eigen gelijk, kun je de opvattingen van anderen heel fel gaan bestrijden.
‘Die vechthouding van sommigen in eigen kring vind ik soms beschamend. Ik zeg wel eens: je kunt soms beter een discussie of een meningsverschil hebben met mensen van buiten de kerkelijke kring dan erbinnen. De manier waarop wij in eigen kring soms met elkaar omgaan ervaar ik wel eens als pijnlijk. Wanneer we binnen de partij of binnen het wetenschappelijk instituut met elkaar overhoop liggen, dan breken we de boel af. Als je de vrede niet kunt bewaren met elkaar geeft dat ook een zeer negatieve uitstraling naar buiten. Uiteraard mag vrede niet ten koste van de waarheid gaan. Maar wanneer de discussie gaat over zaken waarover de meningen in de partij altijd al uiteenlopend waren, is verdraagzaamheid geboden. Ik vind het nodig om dat te benadrukken, want we hebben juist in deze tijd elkaar zo hard nodig.’
In de brochure van het studiecentrum uit 1981 staat de fraaie zin dat de functie van studiesecretaris niet die van een partijideoloog is… Hoe denkt u daarover?
‘Ik vermoed dat dit werd opgeschreven omdat het partijbestuur niet zat te wachten op allerlei wijdlopige beschouwingen die losstaan van de politieke praktijk. Het is daarom denk ik belangrijk dat je als WI-directeur regelmatig contact houdt met de vertegenwoordigers en bestuurders van de SGP. Laat aan hen zien wie je bent en wat het WI-SGP voor hun werk kan betekenen. En je kunt vervolgens aan hun ook af en toe vragen hoe zij over bepaalde kwesties of problemen denken. Dat scherpt je op en kan je behoeden voor misstappen. Uiteraard blijft staan dat ook voor het WI het beginselprogramma van de SGP wel het uitgangspunt is.
Verder komen lang niet alle SGP-leden naar bijeenkomsten die het WI organiseert. Hoe kom je dan toch in contact met die ‘onzichtbare’ partijleden? Natuurlijk weet ik dat je als directeur meer te doen hebt. Maar wat kan helpen is aan bestuursleden van afdelingen of kiesverenigingen vragen wat hun ervaringen met het WI-SGP zijn. Als je daar expliciet naar vraagt, kun je waardevolle reacties van mensen krijgen waarmee je vast je winst kunt doen.’
Dank voor deze suggesties. Soms is het inderdaad woekeren met de tijd. Ook zijn onze middelen beperkt.
‘Herkenbaar! Daarom ontkom je er niet aan om prioriteiten te stellen. Je kunt met twee mensen niets alles doen en daarvoor bestaat zeker begrip in de partij. Met vrijwilligers en stagiairs kun je wat extra wensen realiseren. Maar ook het coördineren van een Zicht-editie vergt veel tijd, dat heb ik indertijd wel in de gaten gekregen. Wat dat betreft verandert er in de loop van de jaren nu ook weer niet zo heel veel.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2024
Zicht | 92 Pagina's
