Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Burgers staan vierkant achter burgemeester die criminaliteit aanpakt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Burgers staan vierkant achter burgemeester die criminaliteit aanpakt

Interview met drs. J. Wienen, burgemeester van Haarlem, over zijn ervaringen bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende Barteljorisstraat is verstoken van winkelend publiek als ik op 25 maart naar het Haarlemse stadhuis loop. De ‘intelligente lockdown’ van de regering om het coronavirus in te dammen, mist zijn uitwerking niet. Een voordeel hiervan is de afname van woninginbraken. Maar over dat type criminaliteit ga ik burgemeester Wienen van Haarlem niet bevragen. Wel over het fenomeen ‘ondermijnende criminaliteit’. Dat heeft wel wat weg van dat sluipende coronavirus. Het meest effectief is de aanpak als het nog gering in omvang is.

Wilt u de rol en taak van de burgemeester schetsen ten aanzien van veiligheid en openbare orde?

Als het om veiligheid gaat, heeft de burgemeester een wat bijzondere rol, omdat de burgemeester belast is met het gezag over de politie voor wat betreft de openbare orde. De politie heeft met twee soorten gezag te maken. Als eerste het gezag op het justitiële of strafrechtelijke terrein, wanneer mensen overtredingen begaan. Dit loopt via het Openbaar Ministerie en daarvoor is de Officier van justitie de leidinggevende over de politie. Maar als het gaat om problemen op het gebied van de openbare orde, demonstraties, evenementen en alles wat daar omheen speelt, dan is de burgemeester aan zet en ligt het gezag over de lokale politie bij hem. Daarom is er ook een driehoeksoverleg, waarin de burgemeester, de Officier van justitie en de politiecommandant van het betreffende gebied met elkaar overleggen over politiezaken.

Naast burgemeester van Haarlem bent u regioburgemeester van Noord-Holland. Is dat een bijzondere functie?

Dat heeft te maken met de manier waarop de nationale politie in Nederland is georganiseerd. Er is een verdeling in tien regio’s. Iedere regio heeft een regioburgemeester, die overigens geen bijzondere formele positie heeft. Voor de regio Noord-Holland ben ik dat. Namens mijn collega’s voer ik het overleg met de regionale korpschef van de politie en de hoofdofficier van justitie voor Noord-Holland. Over en weer stem ik zaken af met mijn collega-burgemeesters in deze regio. Samen met de andere regioburgemeesters voer ik het Landelijke Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) met de minister, de voorzitter van het College van procureurs-generaal en de korpschef van de nationale politie.

Als we spreken over ondermijnende criminaliteit, waar hebben we het dan over?

De term ‘ondermijnende criminaliteit’ is een beetje een modewoord. Het begrip is in zwang om ermee aan te duiden dat het gaat om een wijdvertakte vorm van georganiseerde criminaliteit waar heel veel geld in omgaat. Uiteraard wordt ook de wet overtreden, maar het springende punt is dat ondermijnende criminaliteit zich gaandeweg een steviger positie in de samenleving verwerft. De winst van illegale activiteiten in de parallelle economie gebruiken criminelen om ook in de gewone economie allerlei activiteiten te ontplooien. Ze gebruiken dus de regels waar het hen uitkomt, maar ze ontduiken deze natuurlijk ook. Op die manier wordt het goede functioneren van de samenleving ondergraven.

Hoe gaat dat concreet in z’n werk?

Criminelen openen bijvoorbeeld winkels, maar de hoofdfunctie daarvan is niet het goed bedienen van klanten, maar het witwassen van geld dat is verkregen met dubieuze, onwettige praktijken. Daar gaan hele grote bedragen in om en het is nog steeds behoorlijk lastig om als overheid er de vingers achter te krijgen. Problematisch is dat ze ook met bonafide bedrijven zaken kunnen doen of zich inkopen in andere ondernemingen. Er komt zo een ongelijk speelveld met verstoorde concurrentieverhoudingen, waardoor slechteriken op bepaalde plekken een onevenredig grote invloed krijgen.

Hoe kan de burgemeester optreden tegen ondermijnende criminaliteit? Kan de politie en het Openbaar Ministerie daar niet voldoende tegen optreden?

Een deel van de criminele activiteiten is niet alleen strafrechtelijk een probleem, maar ook voor de openbare orde. Bijvoorbeeld bij drugshandel doe je niet alleen iets strafbaars, maar heel vaak leidt de manier waarop drugs wordt verhandeld ook tot overlast voor de buurt. Iemand is verslaafd en bekostigt die verslaving door handelaren toegang te geven tot zijn woning in een flat. Andere verslaafden komen daar ook hun drugs halen. Het is een komen en gaan van mensen en dat niet op de gebruikelijke winkeltijden. Het le-vensritme van de klanten is nogal afwijkend. Portieken en liften worden bevuild. De buren ervaren enorm veel overlast en gaan klagen bij de politie, bij de gemeente, bij de burgemeester. Met de vraag: doe hier alsjeblieft iets aan. En snel graag. Nu kan de Officier van justitie nagaan of er iets strafbaars gebeurt. Maar om bij de strafrechter een zaak aan te brengen die ook leidt tot een veroordeling, heb je goede bewijsmiddelen nodig. Dat is een uitdaging. En het kost tijd om een wetsovertreder veroordeeld te krijgen. Dit betekent dat de overlast voor de buren nog een heel tijdje door kan gaan, vóórdat de politie succesvol kan ingrijpen. Soms is de strafmaat laag, waardoor het Openbaar Ministerie zegt er geen prioriteit aan te kunnen geven. Een burgemeester kan op basis van het bestuursrecht optreden door zo’n ‘drugspand’ onmiddellijk te sluiten. Drugshandel is verboden en op grond daarvan kun je als burgemeester de woning voor een half jaar sluiten. De woningbouwvereniging kan vervolgens het huurcontract beëindigen. Heel effectief, omdat in no time de overlast ophoudt. Ook wanneer er in een pand of woning een hennepplantage is voor de wietteelt, kun je dat sluiten. Een ander voorbeeld betreft de clubhuizen van zgn. outlaw motor gangs. Daar vinden vaak allerlei illegale activiteiten plaats. Wanneer de burgemeester een politieverslag daarvan heeft dat die verdenking met feiten staaft en ziet dat die motorclub de openbare orde verstoort, is er voldoende grond om zo’n clubhuis te sluiten.

Hoe logisch is het dat de burgemeester hierin een aanzienlijke verantwoordelijkheid heeft?

Uit praktisch oogpunt ligt dit voor de hand. Dat zie je bijvoorbeeld bij het aanpakken van dubieuze motorclubs. Voordat een Officier van justitie met de politie voldoende bewijs heeft verzameld om een zaak bij de strafrechter te beginnen zijn we maanden verder. Ondertussen gaat de overlast door en stapelen problemen zich op. Dan blijkt dat het bestuursrecht heel interessante mogelijkheden biedt om heel direct te kunnen reageren met zichtbaar effect voor de omwonenden. In één klap is het misbruik op die locatie gestopt. Maar ik benadruk dat een burgemeester dit niet zomaar op eigen houtje doet. In de praktijk wordt het bestuurlijke optreden goed afgestemd met de Officier van justitie en de betreffende politiecommandant. Basis voor het optreden van de burgemeester is niet het straffen van criminelen, maar het beëindigen van overlast voor de omgeving en van aantasting van de openbare orde.

Door de betrokkenheid bij het tegengaan van criminaliteit kan de burgemeester een sheriff, een crimefighter worden, zeggen critici.

Ja, er zijn critici die vinden dat door de betrokkenheid bij de strijd tegen de georganiseerde misdaad een burgemeester niet meer de burgervader kan zijn die luistert naar de mensen en dichtbij hen staat. Een burgemeester die zich begeeft op het terrein van justitie, kan daar extra last van krijgen omdat hij geen anonieme functionaris is, zoals een politieagent of rechter. Iedereen weet wie de burgemeester is en daardoor is hij een makkelijk doelwit.

Met voorgaande redenering ben ik het echter fundamenteel oneens. Allereerst ben ik geen crimefighter, maar luister ik naar burgers die last hebben van brutale vormen van criminaliteit. Zij vragen: burgemeester, help ons! Moet ik dan zeggen: ga maar naar Justitie? Dan weet ik dat die overlast op z’n minst nog maanden doorgaat. Als ik wegkijk van de problemen en die afschuif op een andere instantie, dan ben ik toch geen goede burgervader? Sinds 1851 is de burgemeester in ons land verantwoordelijk voor de openbare orde in zijn gemeente. Het behoort dus tot mijn kernverantwoordelijkheid om bij problemen op dit vlak op te treden.

Natuurlijk zijn er onderscheiden verantwoordelijkheden tussen de verschillende overheidsinstanties. Maar ik vind het naïef en dom als een bestuurder z’n ogen sluit voor de complexiteit van het type criminaliteit waar we hier mee te maken hebben. Samen sterk staan, is voor mij een principieel punt. Juist bij de bestrijding van een heel groot maatschappelijk kwaad is dit van het grootste belang. Onze overheidsorganisatie is teveel gebureaucratiseerd en verkokerd. De wetgever problematiseert de broodnodige samenwerking door alles in aparte regels te willen vangen, met voorbijzien aan het echte leven, de werkelijkheid van alledag. Soms stuit je op situaties waarvan je denkt: ‘Dit kan toch niet wáár zijn?’ Dat blijkt dan het gevolg te zijn van een bepaalde formulering in de wettekst. De wetgever heeft de plicht om bij wetgeving goed na te denken over de vraag: ‘Hoe werkt dit uit in de praktijk?’

De gemeente Haarlem heeft een serieus Actieprogramma Handhaving en Veiligheid. Hoe komt zo’n programma tot stand en wat is de samenhang met plannen op regionaal en nationaal niveau?

Ook al is in ons land de politiezorg nationaal georganiseerd, er wordt op drie niveaus naar de prioriteiten gekeken: nationaal, regionaal en lokaal. Het is de kunst om deze goed op elkaar af te stemmen. We hebben het LOVP waarin de regioburgemeesters met de Minister van Justitie en Veiligheid overleggen over de nationale prioriteiten op het gebied van veiligheid. Dat kun je zien als een open raster dat op de andere niveaus wordt ingevuld.

Op lokaal vlak heeft in iedere plaats de gemeenteraad samen met de burgemeester overleg over de vraag: wat zijn onze lokale prioriteiten? Dat kan in Haarlem tot andere uitkomsten leiden dan in Rijssen of Middelburg, omdat iedere gemeenteraad kijkt naar wat er in zijn gemeente aan de hand is. Als ergens Jeugdproblematiek een grote rol speelt, zet een gemeenteraad dat op de eerste plek. Als er in een Brabantse gemeente de productie en handel in drugs welig tiert, komt dat bovenin het lijstje te staan. In de praktijk blijkt overigens dat in heel veel plaatsen de prioriteitenlijstjes sterk op elkaar lijken.

Op regionaal niveau worden van onderop de lokale prioriteiten ingebracht en die komen samen met de landelijke prio’s van bovenaf. Het is dus niet zo dat het regionale lijstje alleen maar een gewogen optelsom is van de plaatselijke lijstjes of dat het slechts een afgeleide is van het landelijke lijstje. Alle prioriteiten grijpen zo als dakpannen in elkaar. Als regioburgemeester is mijn taak ervoor te zorgen die verschillende niveaus met elkaar te verbinden, zodat de politie ermee uit te voeten kan. De vraag is dan vooral: hoeveel tijd kan de politie in de genoemde zaken steken? Het aantal politieagenten is beperkt en we moe-ten samen afspreken waarvoor zij worden ingezet en hoeveel uren aan de onderscheiden prioriteiten worden besteed.

Hier in Haarlem heeft de politie tot taak om te werken aan zowel de lokale, de regionale als de landelijke prioriteiten. Zo werkt dat in elk lokaal politieteam. De Haarlemse thema’s zijn uitgewerkt in een dik actieplan dat leidraad is voor de lokale politie. Samen met de gemeenteraad worden de actiepunten die erin genoemd staan opgepakt. De gemeente investeert zelf ook in veiligheid en handhaving, door budget in te ruimen voor de boa’s. Die gemeentelijke handhavers werken met de politie samen. En er zijn nog andere partijen waarmee de gemeente Haarlem samenwerkt. Bij ondermijnende criminaliteit kun je denken aan instanties zoals de belastingdienst, want die heeft zicht op geldstromen waar je een vraagteken bij kunt plaatsen.

De prioriteiten zijn onderling aan elkaar gekoppeld. Kunt u dit met een voorbeeld toelichten?

Neem de twee punten ‘ondermijnende criminaliteit’ en ‘leefbaarheid van de wijken’. In een van de Haarlemse woonwijken loopt een project onder de codenaam Lelie. In die wijk komt heel wat criminaliteit voor, maar we zien ook dat er sprake is van verloedering, veel panden met achterstallig onderhoud, vervuiling van de openbare ruimte. Het komt nogal eens voor dat de bewoners van die panden niet dezelfde zijn als degenen die formeel in het bevolkingsregister op dit adres staan ingeschreven. Waarom gebeurt dat? Soms omdat er gefraudeerd wordt met uitkeringen, doordat mensen officieel niet, maar feitelijk wel op één adres wonen. Andere illegale activiteiten, die te maken kunnen hebben met drugsproductie of handel, geven overlast in dit soort buurten. Dit heeft aan de ene kant te maken met ondermijning, doordat bepaalde partijen een grote invloed hebben in die buurt en er soms zelfs proberen de dienst uit te maken, door hun eigen spelregels te maken. Aan de andere kant staat de leefbaarheid onder druk. Met een brede aanpak in zo’n wijk proberen we zoveel mogelijk problemen tegen te gaan. Er komt een plan om de woonwijk op te knappen, bestrating en onderhoud van panden op orde te maken, tegelijk illegale verhuur en andere verboden zaken aan te pakken. Op die manier willen we de ondermijnende criminaliteit de kop indrukken en tegelijk de leefbaarheid verbeteren. Het een versterkt het ander in positieve zin.

U bent wethouder geweest in Ridderkerk en burgemeester in Katwijk. Verschilt de benadering in een meer dorpse context sterk van een stedelijke, zoals Haarlem?

De verschillen zijn niet erg groot als het gaat om handhaving en veiligheidsbeleid. Je ziet wel dat de uitwerking van problemen een ‘lokaal gezicht’ kan hebben. Om een voorbeeld te noemen: in Katwijk was er nauwelijks een probleem met motorclubs – dat waren vooral hobbyisten die van motorrijden hielden - terwijl dat hier in Haarlem een paar jaar terug volop het geval was. Dat kwam ook wel doordat de gemeente Amsterdam in een eerdere periode fors had ingezet op motorclubs, waardoor die zich verplaatsten en onder andere hier in Haarlem neerstreken. Kort na mijn aantreden in 2016 bleek het probleem dermate uit de hand te lopen, dat een stevige aanpak nodig bleek. De motorclubs die zich niet aan de regels hielden werd de wacht aangezegd. Wanneer ze criminele activiteiten faciliteerden of ondernemers onder druk zetten, werden hun clubhuizen gesloten, bijvoorbeeld dat van de Hells Angels. Als andere motorclubs zich in Haarlem wilden gaan vestigen, werd dat onmiddellijk aangepakt. Soms heb je een wat langere adem nodig, omdat ze bijvoorbeeld bij de rechter hun gelijk haalden en onder een verbod uitkwamen op basis van een juridisch slimmigheidje, vaak een flauwekulverhaal. In Ridderkerk en Katwijk ben ik zoiets dergelijks in deze vorm niet tegengekomen. Althans niet toen ik daar in het gemeentebestuur actief was.

Speelt de bestuurscultuur of de samenstelling van de bevolking ook mee?

Zeker. In sommige kleinere gemeenten kan het voorkomen dat criminelen een rol van betekenis spelen in de lokale economie of dat ze via een tussenpersoon een ondermijnende invloed hebben op het gemeentebestuur. Dit kan extra zorgen baren, omdat het belemmerend werkt voor een breed draagvlak in de gemeenteraad. Dat heb je echt nodig om zo’n probleem effectief te bestrijden.

Er is ook verschil in de manier waarop de burgemeester zoiets aanpakt. De een kan daarin wat verder gaan en kordater optreden, terwijl de ander voor een wat terughoudende of geleidelijke methode kiest en eerst volledige duidelijkheid wil over wat er niet in de haak is. Overigens denk ik wel dat alle burgemeesters van opvatting zijn dat je tegen ondermijnende criminaliteit moet optreden. Maar als je er heel erg bovenop zit, kun je meer tegenwind krijgen, zo is mijn ervaring.

Staan kleinere gemeenten op grotere afstand of hebben raadsleden uit die gemeenten ook voldoende mogelijkheden om het beleid van de politie bij te sturen?

In principe is de invloed op de burgemeester voor elke gemeenteraad gelijk. De wet is daar duidelijk in. De raad stelt het lokale veiligheidsbeleid vast en de lokale politie is aan zet als het om de uitvoering gaat. Een punt van zorg voor veel gemeenteraden en burgemeesters is dat je erg afhankelijk bent van de beschikbare capaciteit van de politie. Je kan van alles willen, maar als de politie constateert dat ze daar helaas niet aan toekomen, dan wordt het heel lastig.

Bij de vorming van de nationale politie was de angst dat het lokale bestuur nog wel het gezag had over de lokale politie, maar te weinig greep op de capaciteit en de prioriteiten. Ik denk dat je kunt zeggen dat het is meegevallen als het om de invloed gaat van het lokaal bestuur. Maar waar we als gemeentebesturen wel degelijk last van hebben is het tekort aan politieagenten. Daar moet dus zeker wat aan gebeuren.

Ik hoor bestuurders ook klagen over de rigide omgang met privacyregels.

Ja, dat is een ander belangrijk punt van zorg. De wetgever wil dat we zeer zorgvuldig omgaan met de regels rondom privacy. Allerlei diensten van gemeenten en van andere overheidsinstanties hebben informatie over personen en bedrijven die zij niet zomaar mogen delen met handhavers en opsporingsambtenaren. Wanneer die informatie wel gemakkelijker gedeeld zou kunnen worden dan kun je fraude, overtredingen en andere illegale activiteiten veel beter aanpakken. Maar nu staan er allerlei schotten tussen waardoor criminelen veel meer speelruimte krijgen om hun ondermijnende activiteiten voort te zetten en uit te breiden.

Als ik beschik over belastende informatie van inwoners die gemeentelijke handhavers op het spoor zijn gekomen, maar ze verhuizen naar een andere gemeente omdat de grond ze te heet onder de voeten wordt, dan kan ik formeel niet eens die informatie aan mijn collega-burgemeester doorgeven. Het maatschappelijk belang om de criminaliteit in te dammen is dermate groot, dat het delen van informatie veel soepeler moet kunnen, uiteraard met respect voor het goed recht van burgers, want ik ben echt niet uit op een dictatuur. Voorlopig hebben we als burgemeesters in LOVP-verband afgesproken om via de RIEC’s, waarin gemeenten, justitie, politie, belastingdienst en douane met elkaar samenwerken, de relevante informatie met elkaar uit te wisselen. Dat helpt om de criminaliteit steviger aan te pakken. In de praktijk zijn we hier nog niet echt tevreden over.

Als liefhebber van de klassieke retorica zult u vast nog wel een derde punt kunnen noemen.

Naast capaciteit en het delen van informatie, zou ik het punt van de bevoegdheden willen noemen. Er zijn al stappen in de goede richting gezet. Burgemeesters kunnen panden sluiten om verstoring van de openbare orde tegen te gaan. Ook kunnen we personen een gebiedsverbod opleggen. Maar soms kom je toch nog tekort. Een tijdje geleden hadden we in Haarlem te maken met een dergelijke situatie. Een huis werd doorzocht op de aanwezigheid van drugsvoorraden. De drugs werden niet aangetroffen, maar wel flink wat wapens. Foute boel. Maar toch kon ik als burgemeester dat pand niet meteen sluiten. Op dat punt behoeft de wet een aanpassing, denk ik dan. Om adequaat op te treden moeten de bevoegdheden van het openbaar bestuur wel toereikend zijn.

U pakte de georganiseerde misdaad in Haarlem stevig aan. Het gevolg was dat u vanaf de zomer 2018 ruim een jaar lang de zwaarst beveiligde burgemeester van Nederland was. Hoe kijkt u terug op die periode? Heeft u steun gekregen en ervaren?

Ja, enorm veel en uit allerlei hoeken, maar vooral vanuit de Haarlemse bevolking. Een voorbeeld ervan staat daar onder de schouw. Ik kreeg een cartoon aangeboden met de tekst ‘Haarlemse Muggen staan achter onze burgemeester’. Het plaatje laat in één oogopslag zien dat de Haarlemse samenleving haar burgemeester steunt.

Dat bleek ook hier op de Grote Markt die vol stond met inwoners die hun steun aan mij kwamen betuigen. Hartverwarmend. Ik heb heel veel reacties gehad, schriftelijk, per email, telefonisch. Of als je ergens komt of over straat gaat. Mensen spraken me spontaan aan: ‘Burgemeester, sterkte, we staan achter je.’ ‘Hou vol!’

Dat was bijzonder om te merken. Ook vanuit andere plaatsen kreeg ik volop support. In diverse kerken werd voorbede voor mij gedaan. Van predikanten kreeg ik reacties. Mijn situatie werd zelfs gebruikt in een preek.

Natuurlijk bemoedigt mij dat. Maar wat ik ook mooi vind om op te merken is dat er in zo’n bijzondere situatie heel weinig, eigenlijk helemaal niets blijkt van de veelbesproken kloof tussen bestuur en burger. Op dit punt is mijn ervaring dat de samenleving regelrecht achter de bestuurder staat die de criminaliteit wil aanpakken.

In het stadswapen van Haarlem prijkt de leus ‘Vicit vim virtus’, ofwel: de moed heeft het geweld overwonnen. Heel treffend. Maar waar haal je als burgemeester de moed vandaan om tegen boeven te zeggen: ik wijk niet, tot hiertoe en niet verder?

Als burgemeester heb je niet voor niets je verantwoordelijkheden gekregen. Bij mij persoonlijk speelt de beleving van die verantwoordelijkheid een grote rol. Deels omdat het zo staat in de wet, daarin staan mijn taken en die neem ik serieus. Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat de overheid hierin consequent is. Je moet je niet door geweld of bedreiging laten intimideren. En als de burgemeester daarvoor zwicht, wat mag je dan van burgers verwachten? Je bent een schild voor de zwakken. Die gedachte motiveerde mij.

Daarnaast speelt mijn persoonlijke overtuiging een rol. Ik zie de overheid als een instantie die van Godswege een taak heeft in deze wereld om chaos en onrecht tegen te gaan. Dat resoneert in mijn persoonlijke geweten. Dat was voor mijn gevoel in het geding. Want ik zou echt verzaken, wanneer ik in dit verantwoordelijke ambt niet pal zou staan voor de waarden waar ik in geloof. Daarom ben ik niet opzij gegaan. Daarbij ben ik dankbaar dat ik het ook uit handen kon geven. Dat wordt niet ieder mens gegeven, ook niet iedere gelovige. Zo´n geschenk heb je niet op zak. Als mij iets overkomt, dan ben ik toch in Gods handen. Angst voor dreiging of geweld speelde mij daardoor geen parten. Door de zekerheid dat mijn leven veilig geborgen is bij God, kon ik tegen criminelen die mij bedreigden zeggen: ‘Uiteindelijk kun je mij helemaal niet raken.’

Als je een tijd lang heel erg geïsoleerd leeft door de strikte beveiliging die 24 uur per dag om je heen is, doet dat overigens wel een aanslag op je en op de mensen om je heen. Daar moet je wel mee kunnen dealen.

Frits Bolkestein schreef ooit: ‘Iedereen heeft het. Een opvatting, een levensbeschouwing.’ Soms lijkt het erop dat alleen christenen een geloofsovertuiging hebben en anderen neutraal zijn.

Het is onvermijdelijk dat mensen worden beïnvloed door hun geweten, door hun persoonlijke vorming en opvattingen. Voor een christen geldt dat hij ook beïnvloed wordt door z’n eigen geloof. Dat geeft je persoonlijke leven een bepaalde drive en dat komt ook in je werk tot uiting.

Voor mij als christen is de wet overigens niet anders dan voor een burgemeester met een andere overtuiging. Ik waak ervoor andere regels te hanteren. Ik houd me aan de wet, daarover heb ik immers een eed afgelegd bij de aanvaarding van mijn ambt. Maar de manier waarop ik met mijn verantwoordelijkheid omga wordt mede bepaald door mijn overtuigingen. Dat komt tot uitdrukking in de aandacht die je voor bepaalde zaken in de samenleving hebt, de dingen die je opvallen. Wat dit betreft heeft het christelijk geloof de eeuwen door een enorme maatschappelijke betekenis gehad. Mensen die vanuit hun geloof gezien hebben dat er bepaalde misstanden moesten worden aangepakt. Maar ik haast me te zeggen dat christenen daarin ook vaak hebben gefaald. Die historische feiten moeten we erkennen. Daarbij kan een misverstaan van de Schrift een rol hebben gespeeld. Maar ik wil voorzichtig zijn in mijn oordeel, omdat ook wij kinderen van onze tijd zijn en later kan blijken dat wij ook misvattingen hebben. Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Politiek, ook christelijke politiek, blijft mensenwerk.

Ervaart u als CDA’er raakvlakken met bestuurders van SGP- en CU-huize?

Jazeker, ik herken vaak hun argumenten en uitgangspunten. En voorgaande overwegingen zullen herkenning bij hen oproepen. Maar er zijn ook wezenlijke verschillen, waarom ik me voluit christendemocraat voel. Dan denk ik vooral aan de pretentie dat je dé christelijke standpunten in de politiek vertegenwoordigt. Die pretentie vind ik eerlijk gezegd misplaatst. Juist in het licht van de geschiedenis, de ontwikkelingen in de samenleving, vind ik dat je daar bescheiden en voorzichtig in moet zijn.

Bij de ChristenUnie bekruipt mij wel eens het gevoel dat zij ‘hét christelijke standpunt’ vertolkt. Natuurlijk, ik zie de bewogenheid en ik snap heel goed waar de argumenten vandaan komen. Maar enige bescheidenheid moet je ook aan de dag kunnen leggen. En bij de SGP merk ik op dat bepaalde opvattingen vanuit het verleden heel stevig verankerd zijn. Daardoor krijgen ze soms zo’n zware lading dat ik de nodige bedachtzaamheid mis bij de toepassing ervan op de actuele situatie. Als christendemocraat word ik gedreven door waarden, door geloof, door opvattingen, die wat mij betreft voortvloeien uit de christelijke overtuiging. Maar ik realiseer me ook dat ik niet het monopolie heb op wat christelijk is. Graag zou ik daar nog eens dieper over van gedachten wisselen. Ik houd wel van een stevige discussie.


drs. J.A. Schippers, ‘Burgers staan vierkant achter burgemeester die criminaliteit aanpakt’


door Jan Schippers, directeur Wetenschappelijk Instituut voor de SGP


Curriculum vitae

Jos Wienen (1960) werd geboren in Ridderkerk en studeerde geschiedenis en theologie aan de Universiteit Utrecht. In 1986 werd hij in de Ridderkerkse gemeenteraad gekozen als raadslid voor het CDA. Hij was daar van 1993 tot 2001 wethouder. In 2001 werd hij geïnstalleerd als burgemeester van de gemeente Katwijk en sinds 2016 vervult hij dit ambt in Haarlem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020

Zicht | 112 Pagina's

Burgers staan vierkant achter burgemeester die criminaliteit aanpakt

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020

Zicht | 112 Pagina's