Taboes eerlijk bespreken, nuances willen zien
In dit boekenschap staan boeken die je aan het denken willen zetten. Het gaat erom de werkelijkheid onder ogen te willen zien. Terwijl de standpunten in debatten duidelijk zijn, zwart of wit, blijkt de werkelijkheid vaak heel complex. Hoe behoud je een principieel verantwoorde stellingname en laat je tegelijk merken dat je aandacht hebt voor de concrete nood van mensen? Want christelijke politiek beoogt uiteindelijk een menswaardig beleid.
Abortus, schaamte en schuld. Wat vrouwen vertellen en waarom zij zwijgen
Renate Günter-Greene
Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2017; 176 blz.; prijs € 16,95
De hoofdmoot van dit boek bestaat uit dertien interviews. Twee experts reageren op vragen van de auteur. Daarna vertellen elf vrouwen hun verhaal over de abortus(sen) die korter of langer geleden plaatsvond(en). Ze delen hun overwegingen en twijfels daarbij. Ze blikken terug op de situatie en omstandigheden waaronder zij de keuze voor abortus maakten. En ze vertellen hoe hun leven daarna verliep. Uit de levensverhalen wordt duidelijk dat abortus diep kan ingrijpen in een mensenleven. Voor de nood die een deel van de vrouwen na een abortus ervaart, is vrijwel geen publieke aandacht. Het is een taboe waarover men zwijgt. Want oog voor de reële gevolgen zou het recht van de vrouw op abortus aantasten. Maar het zwijgen over de gevolgen van abortus helpt niet, omdat vrouwen met hun problemen in de steek worden gelaten.
Ik haal een paar veelzeggende citaten aan. Eerst van een expert, prof. dr. Nikolaus Knoepffler uit Jena. Hij zegt onder meer: ‘De maatschappij trekt abortus en de mogelijke gevolgen ervan in het banale. Een embryo noemt men bijvoorbeeld een klompje cellen. Dat vergemakkelijkt misschien de beslissing voor de vrouwen, maar keert zich op den duur tegen hen. (…) Wanneer een vrouw zich er later van bewust wordt, dat zo’n uitdrukking niet juist is voor iets dat zich ontwikkelt, dat al na vier weken een kloppend hartje heeft, komt zij tot de conclusie dat zij onder verkeerde vooronderstellingen een abortus heeft laten verrichten.’ [24] En deze opmerking zou iedere debater over abortus voor ogen moeten houden: ‘Elke bagatellisering evenals elke overdrijving heeft zeer schadelijke gevolgen.’ [28]
Uit de ervaringsverhalen geef ik ook twee korte inkijkjes. (De namen van de personen zijn gefingeerd.) Anna onderging in 1974 en in 1977 een abortus. Haar derde zwangerschap was ook ongepland, maar ze voelde zich depressief en ongelukkig bij de gedachte om ook deze te beëindigen. Ze kreeg een zoon en is daar tot op de dag van vandaag gelukkig mee, zo vertelt ze. ‘Het is een bijzonder geschenk om het leven te mogen doorgeven, omdat het over de kwaliteit van de toekomst beslist. Een kind is ook altijd een belofte, iets diep menselijks. (…)’
‘De laatste jaren houdt mijn eerste zwangerschap mij innerlijk opnieuw bezig. Dat heeft zeker ook te maken met een dieper gaande persoonlijke rijping. Misschien heb ik nu pas de kracht en de standing: hoe ouder ik word, des te afschuwelijker vind ik deze daad. Dat ik twee levens belet heb om zich te ontwikkelen. Dat er twee fantastische kinderen hadden kunnen zijn.’ De volgende situatie speelt in 2011. Alexandra had nog een week de tijd om na te denken over de vraag of ze wel of geen abortus wilde. Ze zocht steun bij haar partner en vroeg wat hij vond. Het kind houden? Hij zei slechts: ‘Jij helpt mijn plannen voor de toekomst om zeep. … Jij moet het zelf weten. Maar als jij ervoor beslist, zijn míjn plannen naar de maan.’ (68) Even ver der vertelt Alexandra over haar zwangerschapsconsultatie: ‘Ik had het gevoel – en daarmee wil ik niemand iets in de schoenen schuiven – dat ik ongewenst was: ‘wanneer jij het kind wilt hebben, daar is de deur, zoek ergens anders hulp. Neen? Dan zijn hier het formulier en de stempel’. Niemand vroeg of ik het kind misschien graag wilde houden.’ (70)
Renate Günther-Greene heeft haar boek geschreven op basis van een onderzoeksproject in Duitsland. De situatie in beide landen rondom abortus is niet helemaal gelijk. Zo verschilt de insteek van de abortuswetgeving en hanteert men in Duitsland de 12-wekengrens, terwijl in Nederland tot de 24e week van de zwangerschap abortus is toegestaan. Een ander onderscheid is dat het aantal abortussen per 1000 vrouwen tussen de 15 en 45 jaar in Nederland op 8,6 ligt, terwijl dit cijfer in Duitsland 5,0 is (peiljaar 2015). Maar de verhalen van de vrouwen uit de praktijk van alledag zijn wel vergelijkbaar. Ook het appel van één van de geïnterviewde experts, die zegt dat wij ons moeten realiseren dat in een maatschappij waarin abortus geldt als politiek opportuun en als feministische verworvenheid, de neiging bestaat om negatieve gevolgen van abortus te ontkennen of te verdringen (37). Dat geldt zondermeer ook voor Nederland. ‘In een samenleving waarin een op de zeven zwangerschappen door een abortus wordt afgebroken, kun je abortus niet wegzetten als onbelangrijk’, schrijft Arthur Alderliesten in het nawoord bij de Nederlandse vertaling. In Nederland kampen tussen de 5000 en 10.000 vrouwen jaarlijks met post-abortus problematiek, in lichtere of zwaardere vorm. Het kan dan gaan om tijdelijke, emotionele klachten, eeten slaapproblemen, om gevoelens van schuld, schaamte en spijt, tot ernstige psychiatrische problemen, zoals depressie of posttraumatische stressstoornis. Maar daar lees of hoor je zelden over in de media.
De auteur schrijft ook vanuit haar eigen ervaring. Zij hoopt dat dit boek helpt om een maatschappelijke discussie op gang te brengen over de taboes rondom abortus. De indringende en schrijnende levensverhalen zouden ieder weldenkend mens op z’n minst aan het denken moeten zetten, tot welke politieke partij of levensbeschouwelijke overtuiging men zich ook rekent. Dat de bundel niet is geschreven vanuit een pro-life-standpunt of een christelijke levensovertuiging is daarbij naar mijn bescheiden oordeel eerder een voordeel dan een nadeel. Het toont dat je helemaal geen christen hoeft te zijn om kritische vragen te stellen bij de Wet Afbreking Zwangerschap die in Nederland slechts incidenteel aan een evaluatie wordt onderworpen en al bijna 40 jaar ongewijzigd is gebleven, terwijl zo onderhand toch wel duidelijk is dat de wetgever in 1981 met het begrip ‘noodsituatie’ iets anders op het oog had dan de extreem flexibele interpretaties die daar vandaag de dag aan worden gegeven. Kortom: ik beschouw het als een zeer goed initiatief dat de VBOK het boekje Tabu Abtreibung in het Nederlands heeft laten vertalen. Hopelijk blijft deze vereniging dat ook in de toekomst doen. Want niet alleen het maatschappelijk debat, maar ook onbedoeld zwangere meisjes en vrouwen zijn niet gediend met het verzwijgen van de gevolgen van een beleid dat blind voort vaart volgens de tunnelvisie van een schijnoplossing.
JAS
Law and Prevention of Abortion in Europe
Grégor Puppinck (red.)
Sallux Publishing, 2018 292 blz. Prijs € 25,00
Deze studie over abortus verscheen in 2016 in de Franse taal. De Engelstalige editie maakt deze toegankelijk voor veel meer lezers. Een mooi gezamenlijk initiatief van het European Centre for Law and Justice en Sallux, de ECPM-Foundation. Het boek benadert het abortusvraagstuk niet vanuit een zwart-wit tegenstelling tussen ‘het recht op abortus van de vrouw’ versus ‘het recht op leven van het nog niet geboren kind’. Wel wordt een diepteboring gedaan naar oorzaken en gevolgen van abortus, waarbij gebruik wordt gemaakt van veel recent wetenschappelijk onderzoek. Op basis daarvan bevelen de auteurs aan om abortus niet langer te benaderen als een abstract recht op vrije keuze, maar te behandelen als een sociaal, maatschappelijk en volksgezondheidsprobleem, dat vraagt om een preventief beleid.
De auteurs verwijzen naar mevrouw Simone Veil die indertijd als lid van de Assemblee Nationale, het Franse parlement, weigerde om akkoord te gaan met abortuswetgeving die uitging van de idee van het ‘recht op abortus’. Zij was wel bereid om in een compromis tot het uiterste te gaan: zij wilde abortus alleen tolereren als een uiterste mogelijkheid, wanneer er in bepaalde omstandigheden geen andere uitweg meer mogelijk bleek.
Maar in de praktijk blijkt het leven taaier dan de leer. Hoewel de wetgeving in de meeste Europese landen uitgaat van abortus als laatste uitweg wanneer de zwangere vrouw in een ernstige noodsituatie verkeert – zo ook in Nederland, heeft de ontwikkeling in de afgelopen veertig jaar geleid tot een enorm ruime, zo niet permissieve praktijk. Daardoor is abortus allang niet meer een getolereerde praktijk (ook al is het niet goed, het mag indien noodzakelijk), maar veeleer wordt abortus gerekend tot de private vrijheid van de vrouw om ervoor te kiezen (als het kindje zich op een ongewenst moment in mijn leven aandient, dan wordt het prille leven in de kiem gesmoord).
Maar dit is zeker niet de enige wijziging, zo betogen de auteurs in deze bundel. Als een rijtje dominostenen is er veel meer omgevallen of gaan schuiven. Het recht op leven wordt sterk gerelativeerd, waardoor de staat zich niet langer hoeft in te zetten voor de bescherming van het kwetsbare, ongeboren leven. De vrijheid van geweten wordt gebruuskeerd, als blijkt dat sollicitanten met gewetensbezwaar tegen het begeleiden en uitvoeren van abortus een baan in een ziekenhuis wordt geweigerd. De vrijheid van demonstratie wordt beperkt voor anti-abortusdemonstranten, ook als ze beslist niet agressief zijn, maar bijvoorbeeld in een groep gaan bidden bij een abortuskliniek. Er wordt geaborteerd op basis van geslacht, want anders zou het niet zo zijn dat een ongeboren meisje een hoger risico loopt om geaborteerd te worden dan een ongeboren jongetje. En in sommige landen heeft een ongeboren kindje met een (verhoogd risico op een) ziekte of beperking zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down, vrijwel geen kans om het levenslicht hier op aarde te mogen zien.
Omdat in Nederland veel te weinig onderzoek wordt gedaan naar het functioneren van de Wet Afbreking Zwangerschap en de daarop gebaseerde abortuspraktijk, heeft dit boek veel te bieden. Gegevens uit verschillende Europese landen worden met elkaar vergeleken. Dat biedt inzicht, bijvoorbeeld als het gaat om risicofactoren. In Frankrijk liggen de belangrijkste oorzaken voor een abortus in de al of niet emotionele instabiliteit van de aanstaande moeder, haar sociaal (economische) kwetsbaarheid en wanneer er sprake is van een verbroken relatie of scheiding. Zou dat in Nederland heel anders zijn? Een volgende vraag is of seksuele educatie helpt om ongewenste zwangerschap te voorkomen. In landen waar dat uitgebreid wordt gedaan en ook voor scholen verplicht is (Frankrijk, België en Zweden), blijkt het aantal tienerzwangerschappen hoger te zijn, dan bijvoorbeeld in Italië waar seksuele voorlichting op scholen niet verplicht is. Helpen voorbehoedsmiddelen? Ondanks de bredere verspreiding en beschikbaarheid is het abortuscijfer in de afgelopen decennia per levendgeborenen gestegen, niet gedaald.
Ook is abortus lang niet zo onschadelijk of vrij van risico’s en pijn, als wel wordt gesuggereerd. Een vrouw die een abortus heeft ondergaan, loopt een hoger risico op een slechtere gezondheid, miskramen, verslaving, sterfte of suïcide. Dat pleit voor het uitdragen van de zwangerschap, ook al moet worden beseft dat ook dat niet altijd gemakkelijk zal zijn, zeker wanneer de omstandigheden waarin de zwanger vrouw leeft belabberd zijn. Maar aan die omstandigheden zou wellicht met hulp en ondersteuning iets kunnen worden gedaan. En wanneer 75 procent van de vrouwen die een abortus onderging, verklaren dat zij aangezet of geprest werden tot een abortus, dan moet dat politici en beleidsmakers toch op de een of andere manier aan het denken zetten. Zeker wanneer je de idee van vrije autonomie van de vrouw hoog in het vaandel voert. Vandaar het pleidooi in deze bundel om de focus van het beleid te wijzigen en het voorkómen van abortus als centraal doel te formuleren.
In deze editie zijn vier hoofdstukken toegevoegd met informatie over de wetgeving, praktijk en ontwikkelingen m.b.t. abortus in Frankrijk, Duitsland, Italië en Polen. Het notenapparaat toont de vindplaatsen van gegevens en onderzoeken. De
Euthanasie: waarom niet? Pleidooi voor nuance en niet-weten
Marc DeSmet
Uitgeverij Lannoo, 2015; 320 blz., € 20,99
Sinds 1993 is Marc DeSmet palliatieve zorgarts in het Jessa ziekenhuis te Hasselt. Zijn basisstelling voor dit boek is dat er iets essentieels ontbreekt in het maatschappelijk debat over euthanasie: nuance.
Tussen 2007 en 2013 nam het aantal euthanasiegevallen bij onze zuiderburen sterk toe: van 1,9 naar 4,6 procent van alle overlijdens. Het dagblad De Morgen schreef over een voortschrijdend proces van maatschappelijke acceptatie van euthanasie in Vlaanderen. De auteur betwist de vanzelfsprekendheid van euthanasie. Noch voor de zieke, noch voor de arts, noch voor de naaste familie is euthanasie een soort van evidentie. Maar ook niet voor de samenleving. DeSmet pleit ervoor de vraag te blijven stellen: doe je euthanasie wel of niet? En als je het doet, hoe doe je het dan goed? Met wettelijke zorgvuldigheid kun je niet volstaan. Maar ook als je er niet voor kiest, waar doe je dan goed aan? Wat is goede zorg voor de lijdende mens? Weten we nog wel raad met het lijden? Willen we om economische redenen niet meer ten einde toe zorgen voor dementerenden en voor (terminaal) zieken? Dit zijn indringende vragen die Marc DeSmet op een integere en invoelende wijze bespreekt. Zijn intentie om recht te doen aan de complexiteit van de werkelijkheid proef je in zijn overwegingen, beschrijvingen en conclusies. Ook al schaar ik mij niet onder de voorstanders van wettelijk toegestane euthanasie, je merkt aan alles dat deze arts echt weet waarover hij schrijft. Hij slaagt erin de zwart-wit tegenstellingen in het debat te overstijgen door vragen te blijven stellen. Zoals: wat doen we met ons probleem om lijden niet alleen te bestrijden, maar ook een plaats te geven? Is er geen sprake van onderliggende geestelijke stuuren uitzichtloosheid? Soms schrijft DeSmet eerlijk op dat hij zelf ook niet weet wat in een bepaalde situatie het beste is. Waarmee hij weer niet wil zeggen dat hij ‘niets’ weet of in besluiteloosheid vervalt. De auteur deelt zichzelf niet in bij de voorof tegenstanders van euthanasie, maar beschouwt zich – zo valt impliciet te lezen als een ‘middenstander’. Soms is hij medestander van de ene, dan van de andere groep. Maar soms acht hij het nodig om intern weerstand te bieden. Zelf voert hij geen euthanasie uit, maar hij begeleidt wel zijn patiënten die daarvoor hebben gekozen. Mogelijk is deze tussenpositie te verklaren vanuit de jezuïtische achtergrond van DeSmet. Een andere verklaringsgrond lijkt mij te liggen in zijn diepgaande reflectie op zijn langdurige medische ervaring.
Het boek telt 15 hoofdstukken die elk een nuance bespreken. Het zijn overpeinzingen die zelfstandig leesbaar zijn. De vertogen zijn soms best van een pittig niveau, maar vaak voorzien van toegankelijke, illustratieve schetsen uit de medische praktijk. Kun je over een complexe zaak als euthanasie wel een uitgesproken duidelijke mening hebben? Die vraag loopt als een rode draad door heel het boek. Voor DeSmet is het bijvoorbeeld onduidelijk hoe een generatie na ons over dertig jaar zal oordelen. Zal men zich later verbazen over de weerstand tegen euthanasie op religieuze gronden? Of juist klagen: hoe heeft men toen niet gezien dat dit tot grote misbruiken zou leiden?
DeSmet bekritiseert het denken vanuit individuele zelfbeschikking. Hij gelooft niet dat euthanasie een individuele daad is die helemaal geen effect zou hebben op anderen. Zonder verbinding, communicatie en wederzijdse betrokkenheid met anderen wordt zelfbeschikking onmenselijk zo is zijn stelling.
Als deskundige gaat hij uitgebreid in op sedatie. Hij onderscheidt dit duidelijk van euthanasie en wil het ook geen ‘slow euthanasia’ genoemd hebben. Interessant is wat hij schrijft over de verhouding van palliatieve zorg en euthanasie. DeSmet onderscheidt drie visies: ze kunnen zich verhouden als vijanden, als buren of als vrienden. De eerste ‘dogmatische’ visie is dat palliatieve zorg euthanasie uitsluit en moet voorkomen. De tweede ‘pragmatische’ visie beschouwt de twee als complementair, wat de keuze is van DeSmet. De derde ‘programmatische’ visie sluit palliatieve zorg niet uit, maar zoekt tegelijk actief naar de toepassing en uitbreiding van de wettelijke mogelijkheid van euthanasie en van patiëntenrechten. Men zegt daarbij te streven naar een absoluut respect voor de wil van de zieke.
De auteur stelt dat het pleidooi voor euthanasie gezien kan worden tegen de achtergrond van het verzet tegen lijden dat breed in onze samenleving leeft. We zoeken naar uitwegen om het lijden te stoppen, zodat we het niet hoeven te verdragen. We noemen het ondraaglijk lijden, maar doen we dat niet te snel, te lichtzinnig? Vragen die dringen tot nadenken, tot reflectie. DeSmet laat zich kritisch uit over het managementdenken in de zorg, benoemt en bespreekt de (negatieve) gevolgen ervan voor de kwaliteit en menselijkheid van de zorg. In zijn ogen is het grootste actuele ethisch zorgprobleem niet euthanasie, maar het gebrek aan verpleegkundigen en zorgkundigen in ziekenhuizen, verpleeghuizen en woonzorgcentra [218]. De politieke oplossing om euthanasie ‘netjes te regelen’ leidt volgens hem tot nadruk op regelethiek, met haar procedures, papieren en protocollen. Nieuw farizeïsme noemt hij dit. Voor politici zou het levenseinde vooral veel zorg moeten oproepen en een beetje euthanasie. Helaas is het vaak omgekeerd. Euthanasie is dan een compensatie voor de afwezigheid van goede zorg.
In een van de hoofdstukken vergelijkt DeSmet de debatten over en omgang met euthanasie in Nederland, België en Frankrijk met elkaar. Boeiend om te lezen hoe historie en cultuur doorwerken in de gekozen wettelijke regelingen rondom palliatieve zorg en euthanasie en de omgang daarmee in de praktijk.
Het slothoofdstuk gaat over christelijke taal. Is die achterhaald in een geseculariseerde samenleving? Zeker niet. DeSmet laat dat met sprekende voorbeelden merken. Als protestant merk ik wel dat zijn overwegingen in dit hoofdstuk sterk gekleurd zijn door de katholieke theologie. Een sterk aforisme vond ik deze: Je sterft zoals je geleefd hebt.
Al met al bieden de vijftien nuanceringen veel stof tot overdenking en overweging. Ook tot aanscherping en verduidelijking van de argumentatie. En vooral tot meer begrip voor de complexiteit van de zorg voor de lijdende medemens. Met zijn nuances verrijkt en verdiept Marc DeSmet het debat. Hij waarschuwt voor heethoofdigheid. Je hoeft zijn ‘middenpositie’ niet over te nemen, om dit een goed en bruikbaar boek te vinden, zeker voor mensen die werken in de zorg en in het (ouderen)pastoraat. Wanneer je zijn overwegingen serieus in je eigen be schouwing en visie meeneemt, wordt het pleidooi enerzijds genuanceerder, anderzijds ook sterker. En hopelijk vooral beter verstaan door degenen die een andere levensbeschouwing zijn toegedaan.
JAS
Opstaan in het Lloyd Hotel
Lodewijk Asscher
Uitgeverij Podium, 2019, 240 blz.; € 22,50.
Menig partijleider heeft de afgelopen jaren een boek geschreven om daarin verantwoording af te leggen van keuzes. In dit voorjaar verscheen ‘Opstaan in het Lloyd Hotel’, geschreven door PvdA-leider Lodewijk Asscher. De titel verwijst naar een locatie in Amsterdam, waar de fractievoorzitter van de sociaaldemocraten -en rechterhand van de premier in het kabinet-Rutte IIregelmatig aanschoof om te spreken met intimi. Het woord ‘Opstaan’ heeft niets te maken met een overnachting in het hotel, maar verwijst naar de klap die de PvdA kreeg bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen. De regeringspartij verloor bijna driekwart van de 38 zetels en kwam uit op 9 zetels. Aan Asscher de taak om de sociaal-democratische motor weer aan de praat te krijgen.
Asscher vertelt over zijn jeugd, zijn periode als wethouder van de hoofdstad, ontmoetingen met PvdA-prominenten Wim Kok en Eberhard van der Laan en zijn overstap naar Den Haag. Over de aanloop naar het Haagse avontuur wor den vele bladzijden volgeschreven, des te opmerkelijker is het dat er maar weinig papier is gebruikt over Asschers periode als minister van Sociale Zaken. De ongemakkelijkheid druipt bijna van de pagina’s. Enerzijds de kans om met de PvdA het land te hervormen, anderzijds de wurggreep van de VVD. En dat alles met een financiële crisis die dagelijks in de nek hijgt.
Ik keek vooraf het meest uit naar hoofdstuk vier: een ander verhaal. Helaas viel juist dit deel van Asschers boek nogal tegen. Na een tirade tegen het neoliberalisme -waarom beginnen met het verhaal van de ander?volgt er geen eigen verhaal, maar een uiteenzetting van begrippen als ‘vrijheid om te leven’, ‘bestaanszekerheid’, ‘verbondenheid’. Tja. Vervolgens worden enkele ideeën besproken, om mee aan de slag te gaan, zoals meer publieke banen, democratisering en aanpak van de woningmarkt. Laten dit nou net de ‘linkse onderwerpen’ zijn die in de twintigste eeuw juist decennialang door de PvdA zijn behartigd, maar vanaf de Paarse kabinetten door haar zijn verkwanseld. Wat mij betreft hadden de 235 bladzijden met de helft ingekort kunnen worden. Juist voor iemand die zo’n prominente positie bekleed heeft, verwacht je meer reflectie op het verleden, heldere ideeën voor de toekomst of interessante inkijkjes in het politieke bedrijf. Een magere voldoende voor de terugblik, een onvoldoende voor de stip op de horizon en (het gebrek aan) nieuwswaardigheid.
JMtH
Mededeling voor ZICHT-lezers
Als adresdrager heeft u bij dit Zichtnummer de jaarlijkse acceptgiro ontvangen. Deze kunt u gebruiken voor het overmaken van een gift ten behoeve van het tijdschrift Zicht. De redactie hoopt dat u dit tijdschrift met plezier leest. Uw reactie op inhoud en vormgeving verwelkomen wij op het emailadres wi@sgp.nl.
Studiemiddag Populisme donderdag 14 november
In samenwerking met Sallux en de Eurofractie SGP wordt DV op donderdagmiddag 14 november in het Europees Parlement te Brussel een studiemiddag belegd over het populisme met als leidende vraag hoe wij dit fenomeen vanuit christelijk perspectief beoordelen. De voertaal van deze bijeenkomst is Engels. Wie geinteresseerd is in dit thema en de studiemiddag zou willen bijwonen, kan dit aangeven door contact met ons op te nemen via wi@sgp.nl of 010 7200 785. De zaalruimte is beperkt.
Guidolezing woensdagavond 20 november
In het bijzonder wordt u geattendeerd op de Guidolezing DV op woensdagavond 20 november door prof. dr. ir. W. de Vries over de vraag: Kunnen wij tien miljard mensen duurzaam voeden? Een boeiend en actueel thema! Meld u aan via de website wi.sgp.nl. Graag tot ziens in Woerden!
Voor extra steun aan het werk van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, is uw vrijwillige bijdrage hartelijk welkom op IBAN NL04 RABO 0310 5325 82 ten name van Guido de Brès-Stichting. Deze heeft een ANBI-status, dus uw gift is fiscaal aftrekbaar. Wilt u bij elektronische betaling het betalingskenmerk meegeven?
Bij voorbaat dank!
Drs. Jan A. Schippers
Directeur Guido de Brès-Stichting
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019
Zicht | 100 Pagina's
