Leren lezen op een klinkerpaadje
”Ik ben niet bom.” Zomaar een zin die iemand met dyslexie zou kunnen schrijven. Tegelijk is het zinnetje de slim bedachte titel van een boek over dyslexie. Want veel moeite hebben met lezen of spellen is géén kwestie van domheid.
„Pas maakte ik een jonge leerling mee die goed kan rekenen, maar moeite heeft met woordjes leren, lezen en schrijven”, vertelt Hanneke Bossenbroek, orthopedagoog bij Driestar educatief. Typisch een voorbeeld van dyslexie. Hét kenmerk is namelijk dat iemand veel meer problemen heeft met leren lezen of spellen –of met beide– dan met andere schoolvakken.
„Iemand met dyslexie vindt het bijvoorbeeld moeilijk een woord in stukjes te hakken. Het in z’n geheel uitspreken, is helemaal lastig”, legt Bossenbroek uit. „En als je een woord niet kunt herkennen als een woord, dan is ook het begrijpen van wat je leest moeilijk. Nog ingewikkelder is het dan om een woord goed te schrijven. We noemen dyslexie ook wel automatiseringsproblematiek. Het schrijven of lezen wordt bij kinderen met dyslexie niet iets automatisch, zoals bij de meeste anderen. Het geleerde vasthouden, is dus lastig. Lukt het uiteindelijk een woord goed te lezen, dan kun je het een regel later alweer vergeten zijn. En dan moet je opnieuw beginnen.’’
De problemen kunnen zich voordoen bij lezen en spellen, maar ook alleen bij lezen of alleen bij spellen. Zo’n 7 procent van alle basisschoolkinderen in Nederland heeft dyslexie. Van die groep heeft 3 tot 4 procent een ernstige vorm.
„Je kunt door dyslexie zo veel achterstand oplopen dat andere vakken, zoals rekenen en taal, eronder lijden”, weet Hanneke Bossenbroek.
Er zijn ook kinderen die ondanks hun dyslexie prima meekomen op school. „Zij hebben bijvoorbeeld een goed geheugen en onthouden woorden daardoor beter. Zij zitten soms al in de brugklas voordat duidelijk wordt dat ze dyslectisch zijn. Laatst heb ik een meisje onderzocht dat al op het voortgezet onderwijs zat, toen bleek dat ze dyslexie had. Ze zei: „Ik baal er zo van dat het nu pas onderzocht wordt. Ik leer zo hard, maar de talen lukken onvoldoende.” Want dat is er dan vaak aan de hand: behalve Nederlands staan er op de middelbare school talen als Engels en Duits op het programma. En dan beginnen de moeilijkheden met woordjes lezen en begrijpen van voren af aan. Jongeren begrijpen zichzelf niet en kunnen er een negatief zelfbeeld door krijgen, ook faalangst. Of ze raken gedemotiveerd. Een jongen zei ooit tegen me: „Ik leer heel hard en haal elke keer een 4. Waarom zou ik nog leren?””
Een hoogleraar in Nijmegen beweerde eens dat ”stampen” kan helpen als je dyslectisch bent. „Ik vind die uitspraak nogal zwart-wit”, reageert Bossenbroek. „Stampen is juist het pijnpunt voor deze leerlingen. Kinderen met dyslexie vinden onthouden en dingen inprenten juist lastig. Ze compenseren het vaak met inzicht.”
Bij dyslexie speelt erfelijkheid een rol. Is een ouder dyslectisch, dan heeft een kind zo’n 40 tot 50 procent kans het ook te zijn, al variëren die cijfers wel iets. „Zit het in de familie, dan zie je vaak dat ouders er alert op zijn en op school zelf de mogelijkheid ter sprake brengen.”
Ook voordat kinderen naar school gaan, kunnen er signalen zijn die mogelijk wijzen op dyslexie. „Bij kleintjes zie je nogal eens een vertraagde taalontwikkeling: ze beginnen wat later met praten en kunnen moeite hebben om goede zinnen te vormen. Eenmaal op school vinden deze kleuters het vaak lastig om namen van klasgenootjes te onthouden, vergeten ze de namen van kleuren of hebben moeite met het benoemen van de dagen van de week.”
Als ouders kun je verschillende dingen doen om je kind zo goed mogelijk te helpen, zegt de orthopedagoog. „Merk je iets op wat kan wijzen op dyslexie, bijvoorbeeld dat het schrijven en lezen moeilijk op gang komt, maak het dan op school bespreekbaar. En als je het idee hebt dat je heel veel oefent met je kind, maar geen vooruitgang ziet, trek dan ook aan de bel. Hetzelfde geldt als kinderen structureel gekke schrijffouten maken. Als ze bijvoorbeeld geen ”lieve papa” schrijven, maar ”life papa”.”
Ouders doen er volgens haar goed aan om veel met kinderen te lezen en hun voor te lezen. „Begin ermee als ze nog heel jong zijn. Ga daarbij voor het leesplezier, wijs niet te veel op fouten als een kind voorleest. En zoek onderwerpen die een kind leuk vindt, waar het interesse in heeft.”
Over dyslexie heen groeien, is helaas niet mogelijk. De hersenen van iemand met dyslexie zijn anders en werken anders. „Onlangs heb ik een man van 40 jaar onderzocht. Hij had zichzelf heel veel manieren aangeleerd om zijn dyslexie verborgen te houden. „Ik kopieer mailtjes die er goed uitzien en die gebruik ik dan”, zei hij. Wat nog beter voor hem werkte: zo veel mogelijk bellen in plaats van mailen. Veel kinderen met dyslexie voelen zich dom, omdat lezen iets essentieels is. Elk kind kan het, behalve jij. Het doet veel met kinderen. Maar dyslexie staat los van intelligentie. Het is belangrijk dat ouders dat ook tegen hun kinderen zeggen. Dat het in hun hersenen anders werkt dan bij anderen. Ik leg het vaak zo uit: Waar wij een snelweg aanleggen als we leren lezen, is het bij jou een klinkerpaadje met gaten en losliggende tegels waarover je struikelt.”
Verschillende soorten dyslexie
1 Lees- en spellingsproblemen
Hiervan is sprake als een kind lager dan verwacht scoort op toetsen op school. Kinderen met leesproblemen vallen vooral op als ze hardop moeten voorlezen. Ze lezen vaak door te ”hakken” en te ”plakken”, het lezen gaat niet vloeiend.
2 Dyslexie
Bij kinderen met dyslexie blijven de resultaten voor lezen en/of spellen duidelijk achter ten opzichte van de andere schoolvakken, in vergelijking met leeftijdsgenootjes en wat je gezien de intelligentie van het kind mag verwachten. Bovendien verdwijnen de lees- en/of spellingproblemen niet na een periode van intensieve begeleiding. De problemen zijn zeer hardnekkig. Een kind met dyslexie zal wel vooruitgaan, maar laat geen inhaalslag zien. Er blijft altijd een zekere achterstand bestaan en een kind blijft problemen houden met lezen en schrijven.
3 Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)
Er is sprake van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) als de leerachterstand in lezen en/of spellen erg groot is, ondanks extra instructie op school. Ook moet er in onderzoek zijn aangetoond dat er sprake is van ernstige dyslexie. Een orthopedagoog of psycholoog kan vaststellen of iemand ernstige dyslexie heeft. Met ”enkelvoudig” wordt bedoeld dat er geen andere (leer)stoornissen aanwezig zijn. Als er sprake is van ernstige lees- en/of spellingproblematiek, kan een leerling in aanmerking komen voor specialistische (vergoede) zorg.
BRONNEN: EXPERTISECENTRUM DYSLEXIE EN ZORGWIJZER
Kenmerken van dyslexie
Veel wisselen van letters die op elkaar lijken, bijvoorbeeld d/t of v/f. Letters in de verkeerde volgorde zetten: drop in plaats van dorp.
Klanken als eu, ui en oe vinden kinderen met dyslexie vaak ingewikkeld. Vaste woordcombinaties onthouden is moeilijk.
Het inprenten van dingen, zoals tafels en spellingregels, is een klus.
Met dyslexie voor de klas
Judith (19) zit in het eerste jaar van de pabo. En ze heeft dyslexie. „Mensen denken vaak dat iemand met dyslexie niet voor de klas kan staan. Maar ik las pas iets moois: als dyslect weet je wat kinderen met dyslexie nodig hebben. Je kunt je inleven.”
Zelf is ze de basisschooltijd doorgekomen zonder te ontdekken wat de oorzaak van haar spellingsprobleem was. „Ik heb in allerlei bijlesgroepjes gezeten omdat ik zo veel moeite had met spellen. Maar het was niet erg genoeg om een dyslexietest te doen, vond men toen.” Docenten op de middelbare school dachten er anders over. „Al in de eerste maand kreeg ik de vraag waarom ik nooit een dyslexietest had gedaan. Dus die deed ik alsnog en daarna was duidelijk dat ik dyslectisch ben. Het was wel een opluchting om dat te weten, maar ook voelde ik een soort boosheid: Waarom heb ik niet eerder hulp gekregen?”
Op de middelbare school kreeg ze die ondersteuning wel. „Ik mocht langer over toetsen doen. Wat erg hielp, was dat bij Engels mijn spelfouten niet werden meegeteld. Ik was heel slecht in Engels. Ook kon ik ervoor kiezen om toetsen in een groter lettertype te krijgen, dat zou het lezen vergemakkelijken. Maar dat was voor mij niet nodig.”
Na de middelbare school volgde Judith een opleiding voor onderwijsassistent. „Ik ging kinderen met dyslexie begeleiden, maar ik leerde er zelf ook heel erg veel van. Vaak dacht ik: O, zit dat zo? Bepaalde regels had ik nog nooit begrepen. Ineens landden ze wel. Bijvoorbeeld het verschil tussen bakken en baken. Wanneer schrijf je het met twee k’s en wanneer met één k? Nu weet ik dat er bij een korte klank twee medeklinkers horen en bij een lange klank één. Ik heb het idee dat ik die regel en ook andere regels vroeger nooit heb meegekregen. Als je dyslectisch bent, heb je die regels echt nodig.”
Judith maakte haar opleiding tot onderwijsassistent af en leert nu verder voor leerkracht. „Ik denk dat de pabo me gaat lukken. Bij sommige dingen heb ik wat meer tijd nodig dan anderen. Een toets leren waarvoor je veel bladzijden moet lezen, gaat bij mij niet zo snel. Maar dat moet je accepteren.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 maart 2021
Terdege | 107 Pagina's
