Het bevindelijke aspect in de prediking (3)
Bevinding altijd gebonden aan de Schrift
Zo krijgt het woord, waarom het in deze lezing gaat, zijn juiste klankkleur. We moeten eerst weten waarom het gaat. In onze Nederlandse taal wordt het woord bevinding, of vaker nog dit woord in het meervoud bevindingen, ook wel in een andere zin gebezigd dan waarin wij het nu gebruiken. In een onderzoekrapportage worden de bevindingen van de onderzoekers gemeld. Dan hebben we het over de uitkomsten, de resultaten, de conclusies van hun onderzoek.
Ik kan, om een voorbeeld te noemen, zeggen dat de agent zijn bevindingen op papier had gezet. Dit spraakgebruik heeft helemaal niets te maken met geestelijke bevindingen, waarover het in onze lezing gaat. In ons kerkelijke spraakgebruik gaat het meer om een ervaring, om een gewaarwording, om een geestelijke ondervinding.
Eén ding moet daarbij vanaf het begin duidelijk zijn: geestelijke bevindingen of gemoedservaringen moeten te allen tijde gebonden zijn aan Gods Woord, te toetsen zijn aan Gods Woord en in overeenstemming zijn met momenten uit het geestelijke leven van de Bijbelheiligen. Ik zal die zin nog een keer herhalen [!]. Onze bekering moet een Bijbelse bekering zijn en onze bevinding moet een Bijbelse bevinding wezen. De kenmerken van de bevinding moeten kloppen met wat Gods Woord zegt van het geestelijke leven van Gods kinderen. Alle afwijking daarvan is echt van de boze. Ook hier geldt dat namaak voor God niet kan bestaan.
Schriftuurlijke bevinding in de prediking
Zo kom ik tot een definitie. Wat is bevinding? Bevinding is de weg die de Heilige Geest met Gods Woord gaat in het hart van de zondaar, inclusief Zijn uitstraling naar het leven. Wat is dan bevindelijke prediking? Bevindelijke prediking is die prediking, die duidelijk maakt dat de Geest Gods de gepredikte waarheid indraagt in het hart en haar doet beléven in de ziel, op zulk een wijze dat het Woord dóór de mens heengaat, hem zeer doet beven als de donderslagen van de wet hem veroordelen, ja verdoemen, en dat tevens zijn binnenste van verwondering doet trillen als hij Gods stem van binnen mag horen in de genadige vrijspraak van zijn schuld en van al zijn zonden. Die dingen wil ik nader uitwerken.
We hebben het dus over het bevindelijke aspect in de prediking. Dat wil dus zeggen, dat de prediking niet alleen bevinding is. Niet alleen in hervormd-gereformeerde kring is dit vanouds benadrukt door mannen als wijlen dominee A. Vroegindeweij en dominee I. Kievit, maar wie er een oude christelijke gereformeerde theoloog als professor G. Wisse op naleest of er een hedendaagse gereformeerde gemeenteman als dominee A. Schot over ziet schrijven, allen stellen zij voorop dat de rechte prediking uitlegging én toepassing is, een fundamentele uitleg en een uit de Schrift opkomende toepassing. Het eerste dient de grond te zijn voor het tweede. Het tweede mag niet achterwege blijven, want het geloof is niet alleen een verstandelijk weten, maar is ook een innerlijk doorleven van de geopenbaarde waarheid Gods.
Een zuivere uitlegging als basis voor de toepassing
Er is zoveel dorre en droge prediking. Ik doel op die prediking die bestaat uit alleen maar exegese, enkel uitleg en nog eens koude op verstandelijke kennis gerichte uitleg. Hoe goed en onmisbaar dat ook is, hoe noodzakelijk het ook is als onderliggende basis voor de prediking, het is niet genoeg. De uitlegging is wel de basis, het fundament van de preek. Deze moet doorwrocht zijn, oerdegelijk en Schriftuurlijk gegrond. Ik citeer enkele zinsneden van professor Wisse, die zegt: ‘Deze verklaring moet zeer zeker objectief zuiver zijn. Geen inlegkunde, maar zuiver uitpellen van wat in de tekst zit en dan niet maar van wat er zoal ongeveer inzitten kán, maar van wat er werkelijk inzit, niet meer en niet minder […] Het moet op zodanige vorm en op zodanige manier geschieden, dat het het hart raakt. […] Men dient ook in de voorwerpelijke prediking te gevoelen, dat Gód hier een woord richt tot onze ziel.’ Op dat fundament moet dan vervolgens wel gebouwd worden. De geestelijke stenen van de toepassing moeten erop gelegd worden. Professor Wisse stelt daarom terecht: ‘De toepassing dient terdege gefundeerd te zijn in deze verklaring, gebouwd op het voorwerpelijke. Dus niet maar een gemoedelijk praatje als aanhangsel aan de ‘verklaring’, maar wel terdege als van Goddelijke op het Woord gegronde autoriteit. Wat men in het toepasselijke te berde brengt, moet zuiver aan het Woord ontspruiten.’ Hij heeft er geen bezwaar tegen de toepassing door de verklaring heen te weven. Dat is een kwestie van methode, meer niet. Wezenlijk is dus dat uitgegaan wordt van het voorliggende tekstgedeelte. Als de voorganger elke keer mag uitgaan van zijn tekst, zal het hem ervoor bewaren dat hij iedere keer dezelfde bevindelijke aspecten aan de orde stelt. De gemeente heeft er recht op dat de Schriften uitgepeld worden om het totale warme bevindelijke leven te mogen vernemen. Waar dat in de prediking klinkt, verwekt het mensen tot jaloersheid, springt het hart van Gods kind vreugdevol op en wordt de bloei der Kerk bevorderd.
Niet alleen ‘dat het moet’, maar ook ‘hoe het gaat’
Ik geef u nog een eenvoudig voorbeeld om u te laten zien dat het niet in de eerste plaats aankomt op de verstandelijke kennis in ons hoofd. Als de kennis alléén in ons hoofd zit, is het tekort voor de eeuwigheid. Dan zit het een voet te hoog. De geestelijke kennis is niet alleen een verstandelijk kennen, maar vooral een bevindelijk kennen, dat is een kennen met hoofd en hart. In de bevindelijke kennis maakt de Heilige Geest de waarheid van de Heilige Schrift waar in ons hart en leven. Wat voorwerpelijk is geschied, wat God gedaan heeft geheel buiten de mens, vindt onderwerpelijk of bevindelijk plaats in de mens. Hij krijgt er niet alleen weet van dat het moet, maar de Heilige Geest geeft hem onderwijs in hoe het gaat. Dat onderscheid moet u maar goed vasthouden. Zo mag u naar de prediking luisteren met de vraag of er niet alleen gezegd wordt door de dominee dat het moet [dat een mens bekeerd moet worden enzovoorts], maar ook hoe dat gaat, hoe God dat uitwerkt in het leven. Het eerste wordt vast meer gepreekt dan het tweede. Het gaat God echter ten diepste om die bevindelijke kennis in het hart. Zolang die ontbreekt, ontbreekt het wezenlijke nog.Ooit begeerde een oude man belijdenis te doen. Hij zag [zoals wel te begrijpen is] erg op tegen de aannemingsavond voor de kerkenraad. In zijn eenvoud typeerde hij het heel juist, toen hij zei: ‘Vermoedelijk kan ik op veel van uw vragen geen antwoord geven. Ik kan u echter wél vertellen hoe de Heere mij aan mijn zonden heeft ontdekt én hoe Hij mij daarvan heeft verlost. Nu weet ik niet hoe ik Hem daarvoor dankbaar moet zijn.’ Kijk, dat is het. Dat was bevinding in zijn ziel. Dan zijn ellende, verlossing en dankbaarheid geen dode begrippen meer in de geloofsleer, maar dan zijn ze levende werkelijkheid geworden. Als er één belijdenisgeschrift is dat ons van begin tot einde het bevindelijke leven van Gods kinderen laat zien, is dat ons oude leerboek, de Heidelbergse Catechismus. Daarin ziet u hoe de Heilige Geest het Woord Gods in Zijn hand neemt en hoe Hij dat Woord diep in het hart indraagt. Daar en dan wordt Gods Woord werkelijkheid. Wat gezégd wordt in het heilig Woord des Heeren, dát wordt werkelijkheid in de ziel. Als dat Woord zegt dat ik een goddeloze ben, dan wórd ik een goddeloze. Als het Woord mij vrijspreekt en Gods Geest mij in mijn hart doet weten dat het mij geldt, dan ben ik vrijgesproken van schuld en straf.
Harskamp, ds. A. Vlietstra
Lezing, gehouden op de ambtsdragersbijeenkomst van de Stuurgroep in de Hersteld Hervormde Kerk in het kerkgebouw van de HHG te Achterberg op zaterdag 23 november 2019.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 2020
Kerkblad | 24 Pagina's
